Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
[verzoekster] ,verzoekster, te [woonplaats] , samen te noemen: verzoekers
Rechtbank Noord-Holland
Op 4 januari 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zaak betreffende de beëindiging van de bijstandsuitkering van verzoekers, die op grond van de Participatiewet (PW) was ingetrokken. De gemeente Haarlem had op 8 december 2021 besloten om de uitkering van verzoekers met ingang van 9 december 2021 te beëindigen, omdat uit waarnemingen was gebleken dat verzoeker meer uren had gewerkt dan hij had opgegeven. Verzoekers maakten bezwaar tegen dit besluit en vroegen de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening.
Tijdens de zitting op 4 januari 2022 is het verzoek behandeld. Verzoeker was aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl de gemeente werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde. De voorzieningenrechter heeft na de behandeling van de zaak onmiddellijk uitspraak gedaan en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De voorzieningenrechter oordeelde dat het bestreden besluit van de gemeente berustte op rapportages van sociaal rechercheurs, die waarnemingen hadden gedaan bij de werkgever van verzoeker. Deze waarnemingen gaven aan dat verzoeker in de periode van 18 juni 2021 tot en met 20 september 2021 meer had gewerkt dan hij had opgegeven.
De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoeker zijn inlichtingenplicht had geschonden en dat het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld. De argumenten van verzoeker, waaronder de stelling dat de waarnemingen in strijd waren met het beginsel van proportionaliteit en subsidiariteit, werden door de voorzieningenrechter verworpen. De voorzieningenrechter benadrukte dat de gemeente de bevoegdheid heeft om onderzoek te verrichten naar de rechtmatigheid van uitkeringen, mits dit op een proportionele wijze gebeurt. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en er stond geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.