ECLI:NL:RBNHO:2022:2863

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 maart 2022
Publicatiedatum
4 april 2022
Zaaknummer
15/870239-17
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van Apple-producten en schuldwitwassen

Op 27 december 2016 vond er tussen 02:03 en 03:05 uur een diefstal plaats van een zending dozen met Apple-producten bij Expeditors International BV in Badhoevedorp. De totale waarde van de gestolen lading bedroeg ongeveer € 3.691.000,-. Uit camerabeelden bleek dat de pallets door een onbekende chauffeur waren ingeladen en van het terrein waren gereden. Verdachten werden later die middag aangetroffen bij een opslagloods in Delft, waar zij dozen overlaadden vanuit een bestelbus. De dozen bleken afkomstig te zijn van de eerder genoemde diefstal.

De rechtbank Noord-Holland, Team Straf, locatie Haarlem, behandelde de zaak op 23 maart 2022. De verdachte werd primair beschuldigd van diefstal en subsidiair van het witwassen van de gestolen goederen. Tijdens de zitting op 10 maart 2022 werd de vordering van de officier van justitie, mr. K. Sanders, besproken, evenals de verdediging door mr. J-H.L.C.M. Kuijpers. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de primaire beschuldiging van diefstal, maar dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan schuldwitwassen. De verdachte had redelijkerwijs moeten vermoeden dat de goederen van misdrijf afkomstig waren, gezien de omstandigheden waaronder hij de dozen had ontvangen.

De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 90 dagen, met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 180 uren. De rechtbank hield rekening met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure, wat leidde tot een gematigde straf. De uitspraak werd gedaan door mr. N. Boots, voorzitter, en de rechters mr. M.E. Allegro en mr. A.H. de Regt, op 23 maart 2022.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/870239-17 (P)
Uitspraakdatum: 23 maart 2022
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 10 maart 2022 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. K. Sanders en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. J-H.L.C.M. Kuijpers, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, ten laste gelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 27 december 2016 te Badhoevedorp, gemeente Haarlemmermeer,
in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft
weggenomen een groot aantal Apple producten (mobiele telefoons en Ipads) (met
een totale waarde van ongeveer 3.691.000,= euro), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan Apple B.V. en/of Expeditors, in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij
verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs
heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun
bereik heeft/hebben gebracht door middel van een vals kostuum;
art 311/1/5 Wetboek van Strafrecht
subsidiair
hij op of omstreeks 27 december 2016 te Badhoevedorp en/of Hillegom en/of Delft, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, een groot aantal Apple producten (mobiele telefoons en/of lpads)
(met een totale waarde van ongeveer 3.691.000,= euro) heeft/hebben verworven,
voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, terwijl hij, verdachte, en/of zijn
mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moet(en) vermoeden, dat
bovenomschreven goederen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk
afkomstig wa(s)(ren) uit enig (eigen) misdrijf.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het primair ten laste gelegde feit en tot bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde feit, in die zin dat de verdachte wist dat de goederen van misdrijf afkomstig waren.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de integrale vrijspraak bepleit van de verdachte.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde feit heeft de raadsman – samengevat – naar voren gebracht dat de verdachte niet wist dat de goederen van diefstal afkomstig waren en dat er ook geen enkele aanleiding is geweest voor hem om te moeten vermoeden dat dit het geval zou kunnen zijn.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Vrijspraak primaire feit
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen de verdachte primair ten laste is gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe dat zich in het dossier onvoldoende bewijs bevindt voor de betrokkenheid van de verdachte bij de diefstal van de lading met producten van het merk Apple.
3.3.2
Redengevende feiten en omstandigheden subsidiaire feit
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
Bewijsoverweging
De rechtbank stelt de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 27 december 2016 tussen 02:03 en 03:05 uur vindt er een diefstal plaats van een zending dozen met daarin producten van het merk Apple bij Expeditors International BV in Badhoevedorp (Schiphol). Het betreft 45 pallets. De totale waarde van de gestolen lading bedraagt naar schatting € 3.691.000,-. Uit camerabeelden blijkt dat de pallets in die nacht door een onbekend gebleven chauffeur zijn ingeladen en van het terrein zijn afgereden.
Diezelfde dag, omstreeks 14:13 uur huurt [betrokkene] een opslagruimte met nummer 2010 bij Shurgard Delft, op verzoek van medeverdachte [medeverdachte]. Uit camerabeelden blijkt dat kort daarna door drie personen, waaronder de verdachte, vanuit een bestelbus dozen naar deze opslagruimte worden gebracht.
Na een melding van Shurgard – omdat zij vermoedt dat het mogelijk om illegaal vuurwerk gaat - bij de politie wordt een onderzoek ingesteld en wordt een deel van de bij Expeditors gestolen lading aangetroffen in de dozen in de door [betrokkene] gehuurde opslagruimte. Het gaat om 165 iPads en 1370 iPhones.
De verdachte heeft op zitting verklaard dat hij - toen hij op 27 december 2016 in de ochtend in de sportschool in Soest was - een bericht kreeg van een oude bekende, die hij heeft leren kennen in het Amsterdamse uitgaansleven, met het verzoek om te helpen met verhuizen van een dumppartij die afkomstig zou zijn uit een faillissement. De verdachte heeft hierover verder geen vragen gesteld en is in zijn auto gestapt en naar Hoofddorp gereden. Vervolgens heeft hij op verzoek van deze oude bekende een extra bestelbus gehuurd. Bij de Shurgard in Delft heeft hij geholpen met het overladen en opslaan van een grote hoeveelheid afgesloten dozen uit een andere bus.
Naar het oordeel van de rechtbank bevat het dossier geen bewijs dat de verdachte wist dat de dozen met daar producten van het merk Apple van misdrijf afkomstig waren. In zoverre zal hij van het subsidiair tenlastegelegde worden vrijgesproken.
In de gegeven omstandigheden, zoals hiervoor beschreven, had de verdachte echter wel redelijkerwijs moeten vermoeden dat (de inhoud van) de genoemde dozen van misdrijf afkomstig waren. De verdachte heeft immers op verzoek van een oude bekende die hij heeft leren kennen uit het uitgaanscircuit en van wie hij niet weet wat voor werk hij doet, zonder nadere vragen te stellen over de inhoud en herkomst van de grote hoeveelheid dozen, geholpen met het inladen van deze dozen in een Shurgard opslagruimte. Onder deze omstandigheden had de verdachte niet zonder nader onderzoek te verrichten mogen handelen. Door dit toch te doen heeft hij zich schuldig gemaakt aan schuldwitwassen.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 27 december 2016 te Delft, tezamen en in vereniging met anderen, een groot aantal Apple producten (mobiele telefoons en lpads) voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, redelijkerwijs had moet vermoeden, dat bovenomschreven goederen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van schuldwitwassen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sancties

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte – rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn - zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, met aftrek van het reeds ondergane voorarrest.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman acht de eis van de officier van justitie niet gepast, in het licht van het tijdsverloop in deze zaak en het reeds opgeheven bevel voorlopige hechtenis. De raadsman acht het, mede gelet op zijn persoonlijke omstandigheden, niet wenselijk dat de verdachte wederom vast komt te zitten.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan de verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van schuldwitwassen door een grote hoeveelheid producten van het merk Apple voorhanden te hebben, terwijl hij had moeten vermoeden dat deze producten uit enig misdrijf afkomstig waren.
Witwassen vormt een ernstige bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Voorts houdt het andere vormen van criminaliteit in stand. Dit rekent de rechtbank de verdachte aan.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gekeken naar zijn strafblad, waaruit blijkt dat hij sinds 2009 niet meer met politie en justitie in aanraking is gekomen voor het plegen van strafbare feiten.
Ook heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsadvies van 28 februari 2022, waarin wordt beschreven dat de verdachte aan zijn arrestatie en voorlopige hechtenis psychische klachten heeft overgehouden, waarvoor hij zich onder behandeling heeft laten stellen. De reclassering adviseert een straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden.
Gezien de aard en de ernst van het bewezenverklaarde komt naar het oordeel van de rechtbank in beginsel slechts een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in aanmerking.
De rechtbank stelt echter vast dat de redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Verdrag tot bescherming van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) in dit geval is overschreden. Als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling van een zaak ter terechtzitting moet zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaren nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen. Deze termijn is aangevangen op 17 mei 2017, de dag waarop de verdachte in verzekering is gesteld. De rechtbank wijst vonnis op 23 maart 2022 en daarmee is de redelijke termijn met ruim twee jaar en negen maanden overschreden.
De rechtbank is van oordeel dat deze overschrijding matiging van de op te leggen straf tot gevolg moet hebben. De rechtbank zal daarom, mede in aanmerking genomen dat de verdachte wordt veroordeeld voor schuldwitwassen en gelet op zijn persoonlijke omstandigheden, in plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf opleggen, van na te noemen duur.
Aan het voorwaardelijk strafdeel zal de rechtbank een proeftijd verbinden van twee jaren, met de bedoeling de verdachte ervan te weerhouden zich (voor het einde van die proeftijd) schuldig te maken aan een strafbaar feit.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47 en 420quater van het Wetboek van Strafrecht.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte primair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
189 dagen, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 90 dagen,
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte voor het einde van de op twee jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot het verrichten van
180 urentaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 90 dagen hechtenis.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. N. Boots, voorzitter,
mr. M.E. Allegro en mr. A.H. de Regt, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.A.K. Ramdjan,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 maart 2022.
Mr. De Regt is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.