ECLI:NL:RBNHO:2022:2851

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 maart 2022
Publicatiedatum
1 april 2022
Zaaknummer
9112706 \ CV EXPL 21-2053
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Restitutie van vliegtickets na annulering door luchtvaartmaatschappij

In deze zaak hebben de passagiers, vertegenwoordigd door Aviclaim, een vordering ingesteld tegen British Airways Plc wegens de annulering van hun vluchten. De passagiers vorderen restitutie van hun vliegtickets, evenals compensatie voor buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagiers recht hebben op terugbetaling op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij annulering van vluchten. De vervoerder heeft betwist dat de passagiers recht hebben op terugbetaling, omdat zij vouchers zouden hebben ontvangen. De kantonrechter oordeelt echter dat een voucher niet gelijkstaat aan terugbetaling en dat de vervoerder verplicht is om de ticketprijzen te restitueren. De kantonrechter heeft de vordering van de passagiers toegewezen, inclusief wettelijke rente en proceskosten, en heeft de vervoerder veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 3.318,93, vermeerderd met rente en kosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9112706 \ CV EXPL 21-2053
Uitspraakdatum: 23 maart 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1]

2.
[passagier sub 2]
3.
[passagier sub 3]
4.
[passagier sub 4]allen wonende te [woonplaats]
5.
[passagier sub 5]
6.
[passagier sub 6]beiden wonende te [woonplaats]
7.
[passagier sub 7], wonende te [woonplaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen de passagiers
gemachtigde mr. S. Diederich (Aviclaim)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
British Airways Plc
statutair gevestigd te Harmondsworth (Verenigd Koninkrijk), mede kantoorhoudende te Amsterdam
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. J.W.A. Lameijer

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 19 maart 2021 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan laatstgenoemde de passagiers diende te vervoeren.
2.2.
De vluchten zijn geannuleerd.
2.3.
Passagiers sub 1 en 3 hebben het vermeende vorderingsrecht van hun minderjarige kind [minderjarige] gecedeerd aan zichzelf.
2.4.
Aviclaim heeft namens de passagiers compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.5.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 2.903,57, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf zeven dagen na de annulering, althans vanaf de datum van de ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van betekening van deze dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 415,36 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de nakosten.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de annulering van de vluchten gehouden is tot restitutie van de vliegtickets binnen zeven dagen na annulering van de vluchten conform artikel 5 lid 1 sub a in samenhang met artikel 8 lid 1 sub a van de Verordening.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Daartoe heeft de vervoerder aangevoerd dat passagiers sub 1 tot en met 4 een voucher hebben gekregen. De vervoerder stelt zich op het standpunt dat hij daarmee aan zijn verplichtingen ingevolge artikel 8 van de Verordening heeft voldaan. Voorts heeft de vervoerder ten aanzien van passagiers sub 5 en sub 6 aangevoerd dat zij zich niet bij de vervoerder hebben gemeld ter zake van terugbetaling. De vervoerder stelt zich om die reden op het standpunt dat zij de vervoerder nodeloos in een procedure hebben betrokken. Tevens heeft de vervoerder ten aanzien van passagier sub 7 aangevoerd dat hij zijn vliegticket via een reisagent heeft geboekt. De vervoerder kan met de overgelegde documenten niet vaststellen of de passagier reeds is terugbetaald door de reisagent.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Niet in geschil is dat de vluchten geannuleerd zijn, zodat de passagiers op grond van artikel 8 lid 1 sub a van de Verordening recht hebben op volledige terugbetaling van de ticketprijzen. De vervoerder is in beginsel gehouden deze restitutie binnen zeven dagen te voldoen.
5.3.
De vervoerder heeft de vordering van passagiers sub 5 en sub 6, bij conclusie van dupliek, niet betwist. De kantonrechter vat dit op als een erkenning, zodat het bedrag van totaal € 287,64 voor toewijzing gereed ligt.
5.4.
De kantonrechter overweegt ten aanzien van de overige passagiers als volgt. Gelet op de inhoud en strekking van de Verordening, dient de vervoerder de passagiers in beginsel rechtstreeks te compenseren. Dat er in onderhavig geval op deze regel een uitzondering zou bestaan, omdat tussen passagiers en reisbemiddelaar en/of maatschappij en reisbemiddelaar andere afspraken zouden zijn gemaakt, is naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende onderbouwd. Dat de vervoerder heeft aangevoerd dat passagier sub 7 zich tot de reisagent moet wenden voor restitutie, is dan ook onjuist. Niet gebleken is dat de vervoerder de ticketprijs aan voorgenoemde passagier terugbetaald heeft. Passagier sub 7 heeft dan ook recht op de restitutie van zijn ticketprijs op grond van artikel 8 van de Verordening, zodat dit deel van de vordering, € 553,23, voor toewijzing gereed ligt.
5.5.
De vervoerder heeft ten aanzien van passagiers sub 1 en met 4 aangegeven dat zij om een voucher hebben verzocht en om die reden geen recht meer hebben op terugbetaling van hun vliegtickets. Dat de passagiers stellen dat aan hen geen keuze tot terugbetaling is geboden is volgens de vervoerder onjuist. Aan de passagiers is een voucher verstrekt en om die reden hebben zij geen recht meer op terugbetaling op grond van de Verordening, aldus de vervoerder. Dat de passagiers voor vouchers hebben gekozen, betekent echter niet dat sprake is van terugbetaling in de zin van artikel 8 van de Verordening. Uit artikel 8 van de Verordening volgt immers dat de passagiers bij annulering recht hebben op terugbetaling of op een alternatief reisplan. Een voucher kan niet worden gezien als terugbetaling noch als een alternatief reisplan in de zin van artikel 8 van de Verordening. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat de vervoerder op grond van artikel 8 van de Verordening verplicht is om de ticketprijzen aan passagiers sub 1 tot en met sub 4 te restitueren. Dit gedeelte van de vordering ligt derhalve eveneens voor toewijzing gereed ligt.
5.6.
De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
5.7.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vervoerder heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Voldoende aannemelijk is gemaakt dat de passagiers buitengerechtelijke werkzaamheden hebben laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II; de tarieven neergelegd in het Besluit worden geacht redelijk te zijn. Omdat het gevorderde bedrag niet hoger is dan het volgens het Besluit berekende tarief, zullen de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen.
5.8.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat deze ongelijk krijgt. De vervoerder heeft aangevoerd dat hij gecompenseerd moet worden in de proceskosten, omdat passagier sub 7 zich tot de reisagent had moeten wenden. Nu dit verweer van de vervoerder geen doel treft, gaat de kantonrechter dan ook aan voorgenoemd verzoek van de vervoerder voorbij. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.
5.9.
Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 3.318,93, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 2.903,57 vanaf zeven dagen na de annulering tot aan de dag der algehele voldoening;
6.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 111,86;
griffierecht € 240,00;
salaris gemachtigde € 436,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
6.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 109,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt;
6.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter