ECLI:NL:RBNHO:2022:2841

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 maart 2022
Publicatiedatum
1 april 2022
Zaaknummer
9017032 \ CV EXPL 21-886
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot compensatie na annulering van vlucht door buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft AirHelp GmbH, vertegenwoordigd door mr. D.E. Lof, een vordering ingesteld tegen Turk Havayollari A.O., vertegenwoordigd door mr. H. Bulut-Yazir, wegens compensatie na de annulering van een vlucht. De vordering is gebaseerd op de Verordening (EG) nr. 261/2004, die rechten van luchtreizigers regelt. De passagier had een vervoersovereenkomst met de vervoerder voor een vlucht van Amsterdam via Istanbul naar Skopje op 3 februari 2019, die werd geannuleerd. AirHelp vorderde €400,00 compensatie, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.

De vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk harde windstoten op de luchthaven van Skopje. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vervoerder voldoende heeft aangetoond dat de annulering het gevolg was van deze omstandigheden en dat hij alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te voorkomen. De kantonrechter oordeelde dat AirHelp niet aan zijn substantiëringsplicht had voldaan, maar dat dit geen gevolgen had voor de procesvoering, aangezien de vervoerder niet in zijn verdediging was geschaad.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van AirHelp afgewezen en de proceskosten voor rekening van AirHelp gesteld. Het vonnis is uitgesproken op 23 maart 2022 door kantonrechter S.N. Schipper in Haarlem.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9017032 \ CV EXPL 21-886
Uitspraakdatum: 23 maart 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de rechtspersoon naar buitenlands recht
AirHelp GmbH
statutair gevestigd te Berlijn (Duitsland)
eiseres
hierna te noemen AirHelp
gemachtigde mr. D.E. Lof
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Turk Havayollari A.O.
statutair gevestigd te Ankara (Turkije), mede kantoorhoudende te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. H. Bulut-Yazir

1.Het procesverloop

1.1.
AirHelp heeft bij dagvaarding van 2 februari 2021 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
AirHelp heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven. AirHelp heeft hierna nog een akte genomen.

2.De feiten

2.1.
[de passagier] (hierna: de passagier) heeft een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport via Istanbul Havalimani Airport (Turkije) naar Skopje Airport (Macedonië) op 3 februari 2019.
2.2.
Vlucht TK 1005 van Istanbul Havalimani Airport naar Skopje Airport (hierna: de vlucht) is geannuleerd. De passagier is omgeboekt naar een alternatieve vlucht.
2.3.
AirHelp heeft namens de passagier compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde annulering.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.
2.5.
De passagier heeft de vervoerder eerder in rechte betrokken. Bij tussenvonnis van 18 maart 2020 is de passagier niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering daar hij zijn vorderingsrecht aan AirHelp heeft gecedeerd.

3.De vordering

3.1.
AirHelp vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- €400,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van de vlucht tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten.
3.2.
AirHelp heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). AirHelp stelt dat de vervoerder vanwege de annulering van de vlucht gehouden is te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt bij de beoordeling ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Tussen partijen is in het geschil of sprake is van een rechtsgeldige cessie aan AirHelp. De vervoerder heeft aangevoerd dat de handtekening op het “Assignment Form” niet kan worden gecontroleerd nu het identiteitsbewijs van de passagier onleesbaar is. AirHelp heeft bij conclusie van repliek nogmaals een kopie van het identiteitsbewijs van de passagier overgelegd. De kantonrechter constateert dat de handtekening op het identiteitsbewijs van de passagier overeenkomt met de handtekening van de passagier op het “Assignment Form”. Daar komt bij dat bij vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 13 mei 2020 de passagier niet-ontvankelijk is verklaard in zijn vordering, aangezien hij zijn vorderingsrecht heeft gecedeerd aan AirHelp Limited. Hiermee staat vast dat dat de passagier zijn vorderingsrecht heeft overgedragen aan AirHelp Limited. AirHelp heeft vervolgens de onderhavige procedure aanhangig gemaakt om compensatie van de vervoerder te vorderen op grond van artikel 7 van de Verordening. AirHelp heeft bij de dagvaarding het “Assignment Form” van de passagier overgelegd, alsmede een “Assignment agreement” tussen AirHelp Limited en AirHelp. Uit de “Assignment agreement” kan worden opgemaakt dat AirHelp Limited het vermeende vorderingsrecht vervolgens heeft overgedragen aan AirHelp. Deze akte van cessie is zowel door AirHelp Limited als door AirHelp ondertekend. Dit betekent dat niet AirHelp Limited, maar AirHelp over het gepretendeerde vorderingsrecht beschikt om een vordering jegens de vervoerder in te stellen en dat AirHelp kan worden ontvangen in haar vordering.
5.3.
De vervoerder heeft voorts aangevoerd de opgestelde dagvaarding in strijd is met de beginselen van het procesrecht, waaronder de substantiëringsplicht. De vervoerder stelt zich op het standpunt dat AirHelp niet aan haar substantiëringsplicht heeft voldaan, omdat AirHelp heeft nagelaten te vermelden dat de passagier op een alternatieve vlucht is omgeboekt en moet hoeveel vertraging hij hiermee op de eindbestemming zijn gearriveerd. Met de vervoerder is de kantonrechter van oordeel dat AirHelp niet aan zijn substantiëringsplicht heeft voldaan. De kantonrechter zal hier echter geen gevolgen aan verbinden nu gesteld noch gebleken is dat de vervoerder in zijn verdedigingsbelangen is geschaad.
5.4.
De vervoerder heeft verder aangevoerd dat AirHelp niet aan haar stelplicht heeft voldaan. De kantonrechter overweegt als volgt. AirHelp beroept zich op het rechtsgevolg van de gestelde vertraging bij aankomst op de eindbestemming. Dit betekent dat zij ingevolge artikel 150 Rv daarvan de stelplicht en bewijslast draagt. Het Hof Amsterdam (3 november 2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:2942) heeft daarbij overwogen dat AirHelp voldoende concrete aanknopingspunten dient te verstrekken omtrent de gestelde vertraging, zodat de vervoerder daartegen kan verweren. In elk geval dient het tijdstip van vertrek vanaf de luchthaven van vertrek alsmede het tijdstip van aankomst op de eindbestemming vermeld te worden, zo mogelijk onder overlegging van relevante bewijsmiddelen (zoals schriftelijke verklaringen van de passagiers of getuigen en de boarding pass). AirHelp heeft in de dagvaarding aangevoerd dat de vlucht is geannuleerd, hetgeen zou, onder meer, blijken uit de vluchthistorie (productie 2 bij de dagvaarding). Bij conclusie van repliek heeft AirHelp vervolgens aangevoerd dat de passagier op 4 februari 2019 met de vlucht van 08:30 uur (lokale tijd) vanuit Istanbul Havalimani Airport is vertrokken en om 10:00 uur (lokale tijd) is aangekomen te Skopje Airport. Met ruim 12 uur vertraging is de passagier uiteindelijk aangekomen op zijn eindbestemming, aldus AirHelp. Met het voorgaande heeft AirHelp voldoende concrete aanknopingspunten verstrekt omtrent de gestelde annulering en de hieruit voortvloeiende vertraging. Het verweer van de vervoerder dat AirHelp niet aan haar stelplicht heeft voldaan, slaagt om die reden dan ook niet.
5.5.
De vervoerder doet voor het eerst bij dupliek een beroep op buitengewone omstandigheden. Dit verweer is tardief. De kantonrechter zal echter dit verweer niet buiten beschouwing laten, gelet op bovengenoemde schending. Tevens heeft AirHelp bij akte nog op dit verweer kunnen reageren.
5.6.
Op grond van het bepaalde in artikel 5 lid 1 sub c van de Verordening, heeft de passagier in geval van annulering van een vlucht recht op de in artikel 7 van de Verordening bedoelde compensatie, tenzij de vervoerder kan aantonen dat de annulering het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5, lid 3, van de Verordening, die ondanks het treffen van redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden. Bij de beoordeling hiervan heeft als uitgangspunt te gelden dat de Verordening een hoge mate van bescherming van de consument beoogt en restrictief dient te worden uitgelegd. In dat licht dient het standpunt van de vervoerder te worden bezien.
5.7.
Ingevolge punt 14 van de Considerans van de Verordening kunnen buitengewone omstandigheden zich, onder meer, voordoen in geval van weersomstandigheden die de uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen. De vervoerder heeft in dat kader aangevoerd dat de vlucht in kwestie door zeer harde windstoten in Skopje niet kon landen als gevolg waarvan de vlucht is geannuleerd. Hierbij heeft de vervoerder aangevoerd dat de snelheid van de wind die tegen de staart van het toestel mag waaien maximaal 10 knots is. Ten tijde van de aankomst van onderhavige vlucht was de verwachting dat de wind op het vliegveld vanuit 130 graden zal waaien met een snelheid tussen 10 en 20 knots. De calculatiemethode gaf een snelheid van 17.32 knots aan, aldus de vervoerder. Ter onderbouwing van de gestelde weersomstandigheden heeft de vervoerder het METAR-rapport overgelegd. De vervoerder heeft hierbij aangevoerd dat om 18:30 uur en 19:00 uur (UTC) de snelheid 15 en 14 knots was en dat tevens om 18:30 uur (UTC) de tailwindsnelheid 12.99 knots was. Dit is boven het limiet, aldus de vervoerder. Door de aanhoudende wind heeft de vervoerder de vlucht geannuleerd. AirHelp betwist het voorgaande en stelt dat volgens de voorspellingen de (tail)wind na 19:00 uur (UTC) aanzienlijk zou afnemen. AirHelp heeft dit echter niet nader onderbouwd, zodat de kantonrechter hieraan voorbij gaat. Voorts heeft AirHelp aangevoerd dat de vervoerder niet heeft aangetoond dat onderhavige vlucht op landingsbaan 34 zou landen. De vervoerder heeft hiertegenover echter aangevoerd dat gedurende de hele avond de windsnelheid 10 knots of hoger was, hetgeen ook volgt uit het METAR-rapport, zodat deze stelling van AirHelp geen doel treft. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat de vervoerder met de overgelegde producties en zijn toelichting daarop voldoende heeft aangetoond dat op 3 februari 2019 sprake was van harde wind in Skopje. Voorts heeft de vervoerder summierlijk, maar voldoende toegelicht dat hij in onderhavig geval geen andere keuze had dan tot annulering van de vlucht over te gaan. Voldoende is dan ook gebleken dat de annulering van de vlucht het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden, te weten harde wind te Skopje.
5.8.
De vraag die vervolgens beantwoord dient te worden is of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de vlucht te voorkomen, dan wel te beperken. Deze vraag dient bevestigend te worden beantwoord. De vervoerder heeft aangevoerd dat hij de passagier omgeboekt heeft naar de eerst beschikbare alternatieve vlucht, hetgeen niet door AirHelp wordt betwist. In de gegeven omstandigheden kon er niet meer van de vervoerder worden verwacht. De vordering tot compensatie wegens annulering van de vlucht zal dan ook worden afgewezen.
5.9.
De vervoerder heeft zich nog op het standpunt gesteld dat hij meent rauwelijks te zijn gedagvaard. Nu de vordering tot compensatie wordt afgewezen, de proceskosten voor rekening komen van AirHelp en de vervoerder verder geen gevolgen heeft verbonden aan haar stelling, gaat de kantonrechter hieraan voorbij.
5.10.
De proceskosten komen voor rekening van AirHelp, omdat deze ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt AirHelp tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 150,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder;
6.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter