ECLI:NL:RBNHO:2022:2825

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 maart 2022
Publicatiedatum
1 april 2022
Zaaknummer
8939597 \ CV EXPL 20-10771
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot compensatie bij vertraging van een vlucht door buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft de passagier, vertegenwoordigd door Yource B.V., een vordering ingesteld tegen de vervoerder Turk Havayollari A.O. wegens een vertraagde vlucht van Amsterdam-Schiphol naar Erbil International Airport op 3 januari 2019. De passagier vorderde compensatie op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die rechten van luchtreizigers regelt bij vertragingen. De vlucht had meer dan 12 uur vertraging opgelopen, en de passagier eiste een schadevergoeding van € 600,00, plus bijkomende kosten.

De vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk slechte weersomstandigheden op de luchthaven van Erbil. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd was en dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming was aangekomen, wat in beginsel recht geeft op compensatie. De vervoerder moest echter aantonen dat de vertraging het gevolg was van omstandigheden die niet konden worden vermeden.

De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder voldoende had aangetoond dat de vertraging was veroorzaakt door slechte weersomstandigheden, en dat de cockpitcrew in redelijkheid had besloten om de vlucht vertraagd uit te voeren om de veiligheid te waarborgen. De vordering van de passagier werd afgewezen, en de passagier werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten. Het vonnis werd uitgesproken door kantonrechter S.N. Schipper op 9 maart 2022.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8939597 \ CV EXPL 20-10771
Uitspraakdatum: 9 maart 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[de passagier]
wonende te [woonplaats]
eiser
hierna te noemen de passagier
gemachtigde Yource B.V.
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Turk Havayollari A.O.,
statutair gevestigd te Ankara (Turkije), mede kantoorhoudende te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. H. Bulut-Yazir

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 16 december 2020 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport via Istanbul Airport (Turkije) naar Erbil International Airport (Irak) op 3 januari 2019.
2.2.
De vlucht van Istanbul Airport naar Erbil International Airport (hierna: de vlucht) is vertraagd uitgevoerd. De vlucht heeft meer dan 12 uur vertraging opgelopen.
2.3.
Yource B.V. heeft namens de passagier compensatie van de vervoerder gevorderd.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagier vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 600,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag der incident tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 181,50, althans € 90,00, althans een in redelijke justitie door de rechtbank te bepalen bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten;
- afgifte van het certificaat voor internationale tenuitvoerlegging als bedoeld in artikel 53 van de herziene EEX-verordening (1215/2012) middels het formulier van bijlage I van die verordening.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is de passagier te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering en doet een beroep op buitengewone omstandigheden. Daartoe heeft hij aangevoerd dat de vertraging is ontstaan wegens slechte weersomstandigheden te Erbil. De geplande vlucht kon hierdoor pas na zes uur in de ochtend worden uitgevoerd. De geplande vlucht kon weer in het schema worden gezet voor 08:20 uur (UTC), 11:20 uur (lokale tijd), aldus de vervoerder.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Niet in geschil is dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur is aangekomen op de eindbestemming Erbil International Airport, zodat de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien hij kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann (C-549/07) van het Hof van 22 december 2008 dient een luchtvaartmaatschappij in het voorkomende geval aan te tonen dat zij zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen de buitengewone omstandigheden kennelijk niet had kunnen vermijden – behoudens indien zij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van haar onderneming had gebracht – dat de buitengewone omstandigheden waarmee zij werd geconfronteerd tot de langdurige vertraging van de vlucht leidden.
5.3.
De vervoerder doet een beroep op buitengewone omstandigheden en heeft daartoe aangevoerd dat de vertraging van de vlucht is veroorzaakt door slechte weersomstandigheden op de luchthaven van Erbil (vertragingscode 72R). Op de luchthaven van Erbil was lange tijd sprake van veel mist en nevel, aldus de vervoerder. Om op deze luchthaven te kunnen landen geldt een minimale zicht van 550 meter, hetgeen blijkt uit de luchtverkeerskaart bij
‘Runway visul range’(productie 3 bij conclusie van antwoord). Uit het METAR-rapport kan worden opgemaakt dat tijdens de geplande aankomsttijd van de vlucht het zicht in Erbil onder het minimum kwam, zodat besloten is, in verband met de vliegveiligheid, om de vlucht vertraagd uit te voeren, aldus nog steeds de vervoerder. Voorts heeft de vervoerder aangevoerd dat het TAF-rapport het voorgaande bevestigt. Bij slechte weersomstandigheden is volgens de vervoerder niet altijd een slot van de luchtverkeersleiding vereist. De cockpitcrew inspecteert te allen tijde de verwachte weersomstandigheden en neemt de benodigde maatregelen. De vlucht is uiteindelijk om 11:20 uur (lokale tijd) vanuit Istanbul Airport vertrokken naar Erbil International Airport, met een vertrekvertraging van 12,5 uur. De passagier betwist het voorgaande en betwist verder dat de vertraging van de vlucht enkel te wijten is aan de slechte weersomstandigheden. Hierbij verwijst de passagier naar het vluchtrapport waar ook code 34B staat vermeld. Voorts stelt de passagier zich op het standpunt dat de vervoerder de buitengewone omstandigheden onvoldoende heeft onderbouwd en dat de vervoerder nagelaten heeft om aan te tonen welke redelijke maatregelen hij heeft genomen om de vertraging te voorkomen dan wel te beperken.
5.4.
De kantonrechter is van oordeel dat de vervoerder, onder meer, met de overgelegde METAR-data voldoende heeft onderbouwd dat op 3 januari 2019 sprake was van slechte weersomstandigheden op de luchthaven van Erbil. Door de slechte weersomstandigheden heeft de gezagvoerder dan wel de cockpitcrew besloten om de vlucht vertraagd uit te voeren in verband met de vliegveiligheid (vertragingscode 72R). De cockpitcrew is bevoegd die maatregelen te treffen die hij nodig acht om de vliegveiligheid te waarborgen of ter verzekering van de orde en discipline aan boord van het vliegtuig. Het besluit van de cockpitcrew om de vlucht vertraagd uit te voeren wegens de slechte weersomstandigheden te Erbil dient de kantonrechter daarom terughoudend en marginaal te toetsen. Het mag niet zo zijn dat de luchtvaartmaatschappijen ertoe worden gebracht om voorrang te geven aan de handhaving en punctualiteit van hun vluchten boven de nagestreefde veiligheid van hun passagiers (arrest van het Hof 4 mei 2017,
Pešková en PeškaC-315/15). De kantonrechter ziet onvoldoende aanleiding om aan te nemen dat de cockpitcrew niet in redelijkheid tot zijn beslissing heeft kunnen komen, noch dat de beslissing van de cockpitcrew is genomen door omstandigheden die in de invloed- en risicosfeer van de vervoerder lagen en door de vervoerder hadden kunnen worden voorkomen.
5.5.
Naast code 72R, wordt in het vluchtrapport van de vlucht de code 34B genoemd. Ten aanzien van deze code wordt door de vervoerder geen beroep op buitengewone omstandigheden gedaan. Met de passagier is de kantonrechter van oordeel dat de vertraging van 20 minuten wegens code 34B niet als een buitengewone omstandigheid kan worden aangemerkt. Aldus is enkel de vertrekvertraging van 12,5 uur wegens vertragingscode 72R aan te merken als een buitengewone omstandigheid.
5.6.
Voorts heeft de passagier gesteld dat sprake zou zijn geweest van
groundhandlingten behoeve van de luchtvaartmaatschappij. De passagier heeft echter geen stukken in het geding gebracht waaruit blijkt dat in onderhavig geval daar sprake van zou zijn geweest, noch heeft de passagier dit onderbouwd, zodat de kantonrechter hieraan voorbij gaat.
5.7.
De volgende vraag die voorligt is of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagier te voorkomen dan wel te beperken. Deze vraag dient bevestigend te worden beantwoord. De vervoerder heeft alsnog de vlucht uitgevoerd, weliswaar met vertraging. In de gegeven omstandigheden kon er niet meer van de vervoerder worden verwacht. Door de slechte weersomstandigheden (nevel en mist) was het immers lange tijd niet verantwoord, in verband met de vliegveiligheid, om een vlucht naar de luchthaven van Erbil uit te voeren. De vervoerder dient de veiligheidsregels op te volgen dan wel na te streven en hierdoor was vertraging niet te vermijden. De vordering van de passagier zal daarom worden afgewezen.
5.8.
De proceskosten komen voor rekening van de passagier, omdat hij ongelijk krijgt. Weliswaar heeft de passagier verzocht de vervoerder ook in het geval wordt geoordeeld dat de vervoerder bevrijd kan worden van zijn betalingsverplichting in de proceskosten en de buitengerechtelijke kosten te veroordelen, maar dat verzoek wordt afgewezen. De passagier heeft niet gesteld dat hij niet tot dagvaarding over zou zijn gegaan als hij voorafgaande aan de procedure door de vervoerder in kennis zou zijn gesteld van feiten en omstandigheden die pas in deze procedure bij de passagier bekend is geworden. Er is daarom geen grond voor de stelling dat deze procedure voorkomen had kunnen worden als de vervoerder in een eerder stadium meer informatie zou hebben gegeven.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 248,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder.
6.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter