Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Tenlastelegging
2.Voorvragen
3.Bewijs
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van verdachte van 24 augustus 2021 (dossierpagina’s 341 t/m 350);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 29 mei 2021 (dossierpagina’s 178 t/m 180);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer] van 30 mei 2021 (dossierpagina’s 181 t/m 184).
onder subsidiairten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit
5.Strafbaarheid van verdachte
6.Motivering van de sancties
7.Vordering benadeelde partij
[slachtoffer]heeft een vordering tot schadevergoeding van € 7.670,44 ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde materiële schade bestaat voor een bedrag van € 2.214,45 uit schade aan een leenscooter, € 405,99 vanwege schade aan een iPhone en € 50,- voor een verdwenen hoodie. Daarnaast vordert de benadeelde partij een bedrag van € 5.000,- aan immateriële schade.
(€ 2.214,45) dient te worden toegewezen, nu dit gedeelte van de vordering, gelet op de gegeven onderbouwing, onvoldoende gemotiveerd is betwist en dit de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt. De vordering ter zake van de schade aan de iPhone zal worden afgewezen, nu uit de dossierstukken valt op te maken, dat de telefoon is teruggegeven aan de benadeelde partij. De vordering ter zake van de verdwenen hoodie zal tot een bedrag van € 12,50 worden toegewezen. Dit gedeelte van de vordering is ook onvoldoende (gemotiveerd) betwist en komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor. Wel zal de rechtbank rekening houden met de afschrijving door gebruik, zoals ook door de officier van justitie is gedaan. Het restant van dit gedeelte van de vordering (€ 37,50) zal worden afgewezen.
8.Toepasselijke wettelijke voorschriften
9.Beslissing
100 urentaakstraf in de vorm van een werkstraf, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 50 dagen jeugddetentie, met bevel dat een gedeelte groot
40 uren, bij niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 20 dagen jeugddetentie,
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij
een proeftijdvast van
twee jaren.
gedurende drie maandenen
gedurende de gehele proeftijdtenzij de jeugdreclassering uitzondering daarop toestaat;
[slachtoffer]geleden schade tot een bedrag van
€ 4.226,95, bestaande uit € 2.226,95 voor de materiële en
€ 2.000,- voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 28 mei 2021 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting. Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door (een van) de medeverdachten is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
€ 4.226,95, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 28 mei 2021 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
0 dagengijzeling.