ECLI:NL:RBNHO:2022:2801

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 maart 2022
Publicatiedatum
1 april 2022
Zaaknummer
15.320359.20
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afpersing in vereniging met vernedering en filming van slachtoffer

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 17 maart 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van afpersing in vereniging. De feiten vonden plaats op 12 december 2020 te Hoofddorp, waar de verdachte samen met een mededader het slachtoffer heeft gedwongen tot de afgifte van diverse goederen, waaronder airpods, telefoons, een horloge en kleding. Tijdens de overval is het slachtoffer niet alleen bedreigd, maar ook vernederd door gefilmd te worden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het openbaar ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. De verdachte heeft het feit bekend, maar de verdediging betwistte enkele details van de tenlastelegging, met name de bedreiging met een vuurwapen.

De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer en de bewijsstukken, waaronder aangiften en verhoren, als betrouwbaar beoordeeld. De verdachte is schuldig bevonden aan afpersing, gepleegd door twee of meer verenigde personen. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de impact op het slachtoffer in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De verdachte, die ADHD heeft en in een kwetsbare positie verkeert, kreeg een taakstraf in de vorm van een leerstraf (TACt Plus) en een werkstraf, met bijzondere voorwaarden voor begeleiding en behandeling.

De rechtbank heeft ook de omstandigheden van de verdachte meegewogen, zoals zijn ontwikkeling en de noodzaak voor begeleiding. De uitspraak benadrukt de ernst van afpersing en de gevolgen voor slachtoffers, evenals de noodzaak voor rehabilitatie van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie & Jeugd
Locatie Haarlem
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 15.320359.20 (P)
Uitspraakdatum: 17 maart 2022
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting met gesloten deuren van 3 maart 2022 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 2003 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A. van Loon en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. R. van Viersen, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 12 december 2020 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van
- airpods (merk Apple) en/of
- twee, althans een of meer, telefoon(s) en/of
- een horloge en/of
- een rugtas (merk Nike) en/of
- een heuptas (merk Nike) en/of
- een jas en/of
- schoenen, in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan die [slachtoffer] en/of een derde toebehoorde(n) door die [slachtoffer]
- achterna te lopen en/of op die [slachtoffer] af te lopen en/of
- tegen die [slachtoffer] te zeggen en/of te schreeuwen dat hij zijn airpods af moest geven en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer] met kracht te duwen en/of
- in/tegen/op het gezicht en/of het hoofd, althans het lichaam, te slaan en/of
- tegen die [slachtoffer] te zeggen en/of te roepen dat hij, verdachte, en/of zijn mededader een vuurwapen bij zich had en/of dat [slachtoffer] zijn telefoon(s) en/of horloge en/of jas en/of schoenen en/of rugzak en/of rugtas moest (af)geven en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer] te filmen en/of
- tegen het lichaam te slaan en/of te schoppen en/of
- op het lichaam van die [slachtoffer] te springen.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, met uitzondering van de feitelijkheid dat verdachte en/of zijn mededader gezegd en/of geroepen zou(den) hebben dat hij en/of zijn mededader een vuurwapen bij zich had(den).
3.3.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen integrale vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , inclusief fotobijlage, van 13 december 2020 (dossierpagina’s 10 t/m 14);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer] , inclusief fotobijlagen, van 16 december 2020 (dossierpagina’s 15 t/m 26).
3.4.
Bewijsoverweging
De verdediging heeft betoogd dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat gezegd of geroepen is dat verdachte en/of zijn mededader een vuurwapen bij zich had(den).
De rechtbank gaat voorbij aan dit betoog van de verdediging omdat de rechtbank geen reden heeft te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de aangifte en de verklaring van [slachtoffer] . Deze zijn immers consistent en worden door de overige opsporingsresultaten ondersteund. De verdediging heeft bovendien ook niet onderbouwd waarom nu juist aan dit specifieke onderdeel van de verklaring van de aangever zou moeten worden getwijfeld.
3.5.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 12 december 2020 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van
- airpods (merk Apple) en
- twee telefoons en
- een horloge en
- een rugtas (merk Nike) en
- een heuptas (merk Nike) en
- een jas en
- schoenen,
toebehorende aan [slachtoffer] , door die [slachtoffer]
- achterna te lopen en op die [slachtoffer] af te lopen en
- tegen die [slachtoffer] te zeggen en te roepen dat hij zijn airpods af moest geven en
- vervolgens die [slachtoffer] met kracht te duwen en
- tegen het gezicht te slaan en
- tegen die [slachtoffer] te zeggen dat hij, verdachte, en/of zijn mededader een vuurwapen bij zich had(den) en dat [slachtoffer] zijn telefoon(s) en horloge en jas en schoenen en (rug)tas moest afgeven en
- die [slachtoffer] te filmen en
- tegen het lichaam te slaan en te schoppen en
- op het lichaam van die [slachtoffer] te springen.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.

6.Motivering van de sancties

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot
- een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 85 uren subsidiair 42 dagen jeugddetentie;
- een taakstraf in de vorm van een leerstraf, te weten TACt Plus, voor de duur van 35 uren subsidiair 17 dagen jeugddetentie;
- een jeugddetentie voor de duur van 2 maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, met de algemene voorwaarden en de door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) geadviseerde bijzondere voorwaarden.
6.2.
Standpunt van de verdachte/de verdediging
Er was geen vooropgezet plan om de aangever te beroven. Verdachte is erin getrokken. Het was aanvankelijk alleen irriteren en provoceren, baldadigheid en vervelend gedrag. Het feit is ook alweer anderhalf jaar geleden gepleegd. Een sanctie heeft vanwege voornoemd tijdsverloop geen pedagogisch effect meer. Verdachte heeft inmiddels een groei doorgemaakt en is niet meer met politie in aanraking gekomen. Hij heeft zelfinzicht getoond en vindt het vervelend voor het slachtoffer. Hij heeft spijt betuigd. Verdachte heeft inmiddels perspectief. Hij wil gaan kickboksen en naar school. Bij de strafmaat moet ook rekening worden gehouden met het feit dat verdachte ADHD heeft, een ontwikkelingsstoornis en een beperkt strafblad. De officier van justitie houdt onvoldoende rekening met dit alles. Een werkstraf, een leerstraf en een voorwaardelijke jeugddetentie is in dit geval te zwaar. De verdediging bepleit verdachte een leerstraf TACt Plus en een voorwaardelijke werkstraf op te leggen met de geadviseerde bijzondere voorwaarden als stok achter de deur. Het risico is dat verdachte anders wordt overvraagd. Hij gaat straks aan het werk, zal zich moeten melden en gaat een woontraject in.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken en het hierna te noemen uitgebreide advies van de Raad.
Met betrekking tot de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich, samen met een ander, schuldig gemaakt aan afpersing. Verdachte en de mededader hebben het slachtoffer ’s nachts meegenomen naar een afgelegen plek in een parkje en hebben hem daar geduwd, geslagen en geschopt en hebben op hem gesprongen en hem ook nog bedreigd. Hierdoor heeft het slachtoffer zich gedwongen gevoeld diverse spullen, waaronder zijn jas en zijn schoenen, aan de daders af te geven. De rechtbank rekent het verdachte en de mededader extra zwaar aan dat zij het slachtoffer, terwijl hij op zijn knieën zat en vervolgens op de grond lag, hebben gefilmd. Dit moet voor het slachtoffer extra vernederend geweest zijn, te meer daarbij het risico bestaat dat de filmpjes worden verspreid en het slachtoffer daarmee nog langere tijd geconfronteerd wordt. Door de geuite bedreigingen heeft het slachtoffer in eerste instantie ook geen aangifte durven doen.
Dit is een zeer ernstig feit waarbij de verdachte op geen enkele manier rekening heeft gehouden met de lichamelijke integriteit en gevoelens van het slachtoffer. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dit soort misdrijven zich nog lang onveilig voelen en daardoor beperkt worden in hun doen en laten. Verder veroorzaakt dit soort feiten ook gevoelens van onveiligheid in hun directe omgeving en in de samenleving.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 2 maart 2022, waaruit blijkt dat aan verdachte alleen in 2021 een tweetal geldboetes is opgelegd.
Het over de verdachte uitgebrachte advies van de Raad gedateerd 4 januari 2022. Hieruit blijkt dat verdachte in mei 2021 door Triversum is gediagnosticeerd met ADHD, een neurobiologische ontwikkelingsstoornis met naast ADHD kenmerken en ook ASS kenmerken. Daarnaast is er sprake van een (matige) stoornis in cannabis gebruik. Mede vanwege gedragsproblemen, naast het gegeven dat verdachte in de thuissituatie grensoverschrijdend en agressief gedrag vertoonde, is hij op vrijwillige basis uit huis geplaatst en verblijft hij nu bij [instelling] De plaatsing bij [instelling] verloopt vrij goed in de zin dat verdachte zich aan de geldende regels en afspraken houdt. Er is echter al langere tijd geen sprake van een dagbesteding nadat verdachte in oktober 2020 zijn traject bij Yes We Can heeft afgerond. Daarnaast is er geen sprake van een steunend netwerk van vrienden en zijn er zorgen over het dagelijks blowen.
Verdachte neemt deels verantwoordelijkheid voor zijn (delict)gedrag. Hij is echter onvolledig in zijn gehele aandeel, omdat hij zichzelf niet verder wil belasten. Daarnaast geeft hij aan niet slim te hebben gehandeld om het voorval te filmen, omdat hij daarmee zijn vervolging heeft vergemakkelijkt.
Vanwege het feit dat er, gelet op de vele zorgen, een noodzaak lijkt te bestaan op meer en intensievere begeleiding en eerdere trajecten bij Hera en de Brijder zijn mislukt, acht de Raad het, met betrekking tot het voorkomen van recidive, van belang dat de begeleiding vanuit een verplicht kader wordt vormgegeven. De Raad adviseert dit mede om te voorkomen dat verdachte voortijdig met zijn traject(en) stopt.
Omdat de feiten waarvan verdachte wordt verdacht ernstig zijn en verplichte begeleiding in concrete zin nog geen directe gevolgen voor hem heeft, acht de Raad een taakstraf in de vorm van een werkstaf eveneens geïndiceerd. Daarnaast kan verdachte met het uitvoeren van een werkstraf meer werkervaring opdoen wat zijn vaardigheden met betrekking tot werken kan vergroten.
De Raad adviseert om verdachte eendeels voorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf op te leggen met als algemene voorwaarden dat verdachte;
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, zoals bedoeld in het artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken inbegrepen.
En als bijzondere voorwaarden dat verdachte;
- zich zal melden bij de gecertificeerde instelling De William Schrikker Stichting en zich daarna gedurende de proeftijd en op de door De William Schrikker Stichting te bepalen tijdstippen zal blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zo lang die instelling dat noodzakelijk acht;
- mee zal werken aan behandeling bij Perspectiev of een gelijkwaardige instelling (evenals [instelling] );
- mee zal werken aan behandeling gericht op zijn middelenverslaving;
- mee zal werken aan plaatsing in een passende woonvoorziening (naar alle waarschijnlijkheid Perspectiev of mogelijk Co-operatief);
- mee zal werken en zich inzet om een passende dagbesteding te vinden.
De zittingsvertegenwoordiger van de Raad heeft op de zitting aangegeven het advies te willen herzien. De Raad adviseert ook een leerstraf op te leggen voor de duur van 35 uur, te weten TACt Plus, in verband met de agressieproblematiek van de verdachte.
De zittingsvertegenwoordiger van De William Schrikker Stichting heeft op de zitting aangegeven dat zij een positieve indruk heeft van verdachte. Hij is open en meewerkend en gemotiveerd om naar woontraject Co-operatief in Heerhugowaard te gaan. Verdachte gaat beginnen met een leer-werktraject. Verdachte heeft lang stil gestaan. Het doel van verdachte is professioneel kickbokser te worden. Het kickboksen zal hem beter leren zijn agressie te reguleren. De hoop is ook dat het hem helpt het blowen te verminderen. Het is mooi dat verdachte ervoor open staat om zijn excuses aan te bieden. Dit traject zou de jeugdreclassering willen begeleiden.
6.4.
Hoofdstraffen
De rechtbank wijst erop dat in zijn algemeenheid geldt dat bij een ernstig feit zoals afpersing een vrijheidsbenemende straf passend en geboden is.
Alles afwegende komt de rechtbank echter tot een andere straf. Redengevend daarvoor is met name dat verdachte op korte termijn bij Co-operatief in Heerhugowaard gaat wonen en met scholing en werk zal starten. Daarnaast is verdachte first-offender en heeft het delict ruim een jaar en twee maanden geleden plaatsgevonden. Ook laat de rechtbank in het voordeel van verdachte meewegen dat hij op de zitting verantwoordelijkheid heeft genomen voor het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal aan verdachte, conform het gewijzigde advies van de Raad, een taakstraf in de vorm van een leerstraf, te weten TACt Plus, opleggen. Daarnaast zal aan verdachte een taakstraf in de vorm van een werkstraf van het na te noemen aantal uren worden opgelegd. Een deel daarvan zal in voorwaardelijke vorm worden opgelegd, met daaraan gekoppeld de algemene voorwaarden en de door de Raad geadviseerde bijzondere voorwaarden en een proeftijd van twee jaren. Dit moet verdachte ervan weerhouden zich voor het einde van die proeftijd opnieuw schuldig te maken aan een strafbaar feit en ervoor zorgen dat hij zich aan de bijzondere voorwaarden houdt.
7. Overige beslissingen omtrent in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen
De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsman, van oordeel dat het in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten een groene trui, dient te worden teruggegeven aan aangever [slachtoffer] , aangezien die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
63, 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.5 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4 vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een taakstraf voor de duur van
35 uren, in de vorm van een leerstraf, te weten een (TACt Plus), aangeboden door of namens de Raad voor de Kinderbescherming, bij niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 17 dagen jeugddetentie.
Veroordeelt verdachte tot het verrichten van
160 urentaakstraf in de vorm van een werkstraf, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 80 dagen jeugddetentie, met bevel dat een gedeelte groot
100 uren, bij niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 50 dagen jeugddetentie,
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij
een proeftijdvast van
twee jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat veroordeelde:
* zal meewerken aan behandeling bij Perspectiev of een soortgelijke instelling, zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
* zal meewerken aan behandeling gericht op zijn middelenverslaving, zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
* zal meewerken aan plaatsing in een passende woonvoorziening (naar alle waarschijnlijkheid Co-operatief of mogelijk Perspectiev) en zich zal houden aan de daar geldende regels, zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
* zal meewerken en zich zal inzetten om een passende dagbesteding te vinden en te behouden.
Geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling De William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, gevestigd te Amsterdam, tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Stelt verder als voorwaarden dat de veroordeelde is gehouden om, ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking te verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan te bieden en medewerking te verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht.
Het onvoorwaardelijk gedeelte van de taakstraffen dient binnen een termijn van negen maanden na het onherroepelijk worden van het vonnis te worden voltooid.
Gelast de teruggave aan de rechthebbende te weten [slachtoffer] van de trui (G1217514, Groen).
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.C.A. Onderwater, voorzitter,
mr. R. van der Heijden en mr. C. Maat, rechters, allen tevens kinderrechter,
in tegenwoordigheid van de griffiers W. van den Bergh en mr. N.S. van Lede – Terhaar sive Droste,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 17 maart 2022.
Mr. C. Maat is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.