6.3.Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Daarnaast heeft de rechtbank rekening gehouden met de persoon van verdachte, zoals is gebleken uit de rapportages die over hem zijn uitgebracht en het onderzoek ter terechtzitting.
In het bijzonder heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat verdachte, naar hij zelf zegt, uit een gevoel van onveiligheid een werkend pistool, geladen met scherpe patronen, bij zich heeft gehad. De rechtbank overweegt dat de onveiligheid in de samenleving en op straat juist wordt vergroot door een dergelijk vuurwapen bij zich te dragen. Het wapen kan immers gebruikt worden om mensen mee te bedreigen of bang te maken, zoals ook, zo nodig, de bedoeling van verdachte was. Daarmee was er naar het oordeel van de rechtbank een onaanvaardbaar risico dat het pistool daadwerkelijk zou worden afgeschoten, wanneer verdachte in een conflict zou belanden of zich onveilig zou voelen. Dit zou zeer ernstige, en zelfs dodelijke, gevolgen kunnen hebben. Ook de gedachte dat anderen vuurwapens bij zich dragen wakkert het algemene gevoel van onveiligheid in de samenleving aan. De rechtbank acht het des te zorgelijker dat verdachte heeft verklaard dat hij het wapen al langere tijd bij zich droeg en ook niet heeft willen verklaren hoe hij als minderjarige aan een dergelijk wapen heeft kunnen komen.
Daarnaast was verdachte in het bezit van hasj. De rechtbank overweegt dat drugs verslavend en zeer slecht voor de gezondheid zijn, en ervoor kunnen zorgen dat de gebruiker niet goed kan functioneren in het dagelijks leven. Bovendien werken verslavingen criminaliteit in de hand, doordat de gebruikers nogal eens misdrijven plegen om de drugs te kunnen betalen. Dit zorgt voor veel overlast in de samenleving.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het Uittreksel Justitiële Documentatie op naam van verdachte van 28 december 2021. Hieruit blijkt dat hij niet eerder van soortgelijke feiten werd verdacht, maar wel eerder tot een deels voorwaardelijke jeugddetentie is veroordeeld. Dit heeft hem er niet van kunnen weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen;
- het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 21 januari 2022. De Raad heeft geadviseerd aan verdachte een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, met als bijzondere voorwaarden dat hij:
- zich houdt aan de aanwijzingen van de Jeugdbescherming Amsterdam;
- geen wapen of een op een wapen gelijkend voorwerp bij zich zal dragen;
- zich houdt aan een avondklok van 21.00 tot 07.00 uur en zich dan bevindt op het adres [adres] , zo lang de Jeugdreclassering dit nodig acht;
- een zinvolle dagbesteding heeft;
- meewerkt aan de Aanpak 075-coaching of een soortgelijk coachtraject zolang de Jeugdreclassering dit nodig acht;
- meewerkt aan behandeling vanuit Levvel of een soortgelijke behandeling zolang de Jeugdreclassering dit nodig acht;
- wordt verboden contact te (laten) leggen met de persoon met wie hij ten tijde van de aanhouding in gezelschap was, te weten [naam] , geboren [geboortedag] 2005 te [geboorteplaats] .
Vanwege de positieve ontwikkeling die verdachte nu doormaakt, acht de Raad een langere onvoorwaardelijke jeugddetentie niet passend. Daarnaast ziet de Raad de kans dat verdachte bij oplegging van een onvoorwaardelijke werkstraf overbelast raakt. Tot slot heeft de Raad ten aanzien van de vordering tenuitvoerlegging geadviseerd de voorwaardelijke jeugddetentie niet ten uitvoer leggen en de voorwaarden in stand te laten.
- het rapport van de Jeugdbescherming van 13 januari 2022 en de aanvulling daarop ter terechtzitting. Namens de Jeugdbescherming is ter zitting naar voren gebracht dat niet langer een onvoorwaardelijke taakstraf wordt geadviseerd, zodat de jeugdreclassering nu volledig aansluit bij het advies van de Raad.
Voor september 2021 ging het heel goed met verdachte en zou de hulpverlening worden afgesloten. De jeugdreclasseerder werd daarom zeer verrast door de nieuwe feiten. Verdachte is erg geschrokken van de voorlopige hechtenis in deze zaak en heeft goed mee gewerkt aan de schorsingsvoorwaarden. Nu gaat het op alle gebieden goed: op school, bij zijn baan en in de hulpverlening. De tijden van de avondklok zijn verruimd naar 21.00 uur tot 7.00 uur. De komende periode is het van belang dat verdachte strakke kaders heeft, zodat de avondklok met maximaal drie maanden moet worden verlengd. De jeugdreclasseerder verwacht verder geen meerwaarde van een onvoorwaardelijke werkstraf.
Tot slot heeft de jeugdreclasseerder opgemerkt dat de houding van verdachte in vergelijking met een jaar geleden veel minder onverschillig is, en dat hij nu toegankelijker is.
- het psychologisch rapport van drs. R.C. Norp, GZ-psycholoog, van 24 december 2021. Bij verdachte is sprake van een andere gespecificeerde disruptieve, impulsregulatie- of andere gedragsstoornis, een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met vermijdende trekken en een fors disharmonisch intelligentieprofiel met beperkte handelingsvaardigheden. Dit was ook zo ten tijde van het ten laste gelegde, gelet op het structurele karakter van de problematiek.
Verdachte is door zijn gedragsproblematiek vooral op zichzelf gericht en houdt onvoldoende rekening met zijn omgeving, waardoor hij sneller tot antisociaal gedrag komt. Zijn beperkte handelingsvaardigheden en zijn disharmonische intelligentieprofiel leiden ertoe dat hij de gevolgen van zijn gedrag minder goed kan inschatten en vatbaarder is voor negatieve invloed van anderen. Omdat verdachte weet dat zijn handelen ontoelaatbaar is, wordt geadviseerd hem het ten laste gelegde feit volledig toe te rekenen.
Het is zorgelijk dat er weinig zicht is op zijn activiteiten buitenshuis en dat hij weinig open is over zijn sociale netwerk.
Vanuit zorgoogpunt en ter bevordering van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte heeft de psycholoog meegegeven dat het belangrijk lijkt om hem gedragsmatig te begeleiden en behandelen. Daarnaast kan een coach worden ingezet om te ondersteunen bij praktische zaken en om meer zicht te krijgen op de dagelijkse bezigheden en het sociale netwerk van verdachte. Het lijkt van belang dat de jeugdreclassering in het kader van een jeugdreclasseringsmaatregel betrokken blijft voor de coördinatie van de voorgestelde begeleiding en behandeling, en om het toezicht op verdachte te vergroten.
De rechtbank neemt deze conclusie over en maakt deze tot de hare.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank verder nog overwogen dat hij zich tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis twee maanden lang heeft gehouden aan strenge voorwaarden, waaronder een avondklok en elektronisch toezicht. Daarnaast is uit de rapporten en ter terechtzitting gebleken dat het nu – weliswaar sinds kort – goed gaat met verdachte. Hij gaat naar school, heeft werk en is op zoek naar een stageplaats. Ook heeft hij individuele behandeling van Levvel, nadat hij daar eerder met zijn moeder gezinstherapie heeft gekregen, en is hij net, weer opnieuw, begonnen met coaching vanuit 075. De rechtbank acht het niet in het belang van verdachte of van de maatschappij deze positieve ontwikkeling te doorbreken met een nieuwe periode van detentie.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een onvoorwaardelijke jeugddetentie moet worden opgelegd die gelijk is aan de tijd van het voorarrest. De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de straf enerzijds ermee rekening gehouden dat verdachte in een proeftijd liep van de voorwaardelijke straf die hem bij vonnis van 24 november 2020 is opgelegd en waarvan nu door de officier van justitie gedeeltelijke tenuitvoerlegging wordt geëist. Anderzijds heeft de rechtbank bij haar beslissingen, zowel over de straf in de hoofdzaak als over de vordering tenuitvoerlegging, als uitgangspunt genomen dat het niet wenselijk is dat er aan verdachte twee verschillende voorwaardelijke straffen worden opgelegd, met uiteenlopende bijzondere voorwaarden. Voor de beslissing en overwegingen over de vordering tenuitvoerlegging verwijst de rechtbank verder naar de motivering onder 8. van dit vonnis.
Tot slot heeft de rechtbank rekening gehouden met de LOVS-richtlijnen van januari 2022.
Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank aanleiding de straf zoals door de officier van justitie geëist te matigen.