6.3.Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Ook heeft de rechtbank rekening gehouden met de persoon van verdachte, zoals is gebleken uit de rapportages en het onderzoek ter terechtzitting.
In het bijzonder heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat verdachte in korte tijd drie strafbare feiten heeft gepleegd. Als eerste heeft verdachte een politieagent beledigd toen zij hem erop aansprak dat hij in een voetgangersgebied fietste. Niet lang daarna heeft hij nogmaals twee politieambtenaren beledigd nadat zij hem aantroffen terwijl hij gesignaleerd stond. Vooral omdat verdachte alle verbalisanten heeft beledigd in bewoordingen waarin het woord ‘kanker’ voor komt, heeft dit hen geraakt. Daarnaast waren er in beide gevallen omstanders die de beledigingen hebben meegekregen. Bij de beledigingen die verdachte in december 2020 heeft geuit, waren de omstanders ook zeer geschokt door de heftigheid van zijn uitlatingen. Door zich zo te gedragen heeft verdachte verbalisanten gehinderd in hun werk en laten zien dat hij geen respect heeft voor hen, als handhavers van de openbare orde en het gezag.
Daarnaast heeft verdachte, samen met in elk geval vijf andere daders, een overval gepleegd op een supermarkt in Hillegom. Zij zijn de winkel ingegaan, waarbij verdachte en een mededader bij de deur hebben gestaan, beiden met een ijzeren staaf in hun handen. Eén van de andere daders heeft geroepen dat de caissière hem sigaretten moest geven en tegen de kassa geduwd. Toen zij dit niet deed, is hij achter de kassa gelopen en heeft hij zelf meerdere pakjes sigaretten gepakt. Alle daders zijn vervolgens het pand ontvlucht, behalve de jongen die de sigaretten had gepakt. Een klant van de supermarkt en de caissière hebben de deur dichtgehouden, zodat hij niet weg kon. Om ervoor te zorgen dat hij alsnog kon vluchten, hebben meerdere van de daders – onder wie verdachte – hard tegen de deuren en/of ramen van de winkel gebonkt en geduwd. Ook heeft verdachte een ijzeren staaf tegen de winkelpui gegooid. Omdat de klant en de caissière op een gegeven moment bang waren dat het glas zou breken, zijn zij bij de deur weggegaan, waardoor ook de laatste dader weg heeft kunnen komen.
Dit betreft een zeer ernstig feit, waarbij de supermarkt schade heeft geleden en de aanwezige medewerkers erg bang zijn geweest. Het is de rechtbank bekend dat slachtoffers van dit soort feiten vaak lang last hebben van de gevolgen en veel tijd nodig hebben om de gebeurtenissen te verwerken. In dit geval hebben de slachtoffers allemaal aangegeven angstig te zijn geweest en/of problemen te hebben gehad met slapen. Verder leiden dergelijke overvallen op winkels tot gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het Uittreksel Justitiële Documentatie op naam van verdachte van 28 december 2021, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld;
- het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 19 januari 2022.
De Raad heeft aangegeven dat verdachte een jongen met een belast verleden is, maar first offender is en sinds zijn laatste aanhouding niet in herhaling is vervallen. De Raad ziet op dit moment meer beschermende factoren dan risicofactoren. De positieve ontwikkelingen die verdachte doormaakt schrijft de Raad in belangrijke mate toe aan het feit dat hij meer ritme en structuur in zijn leven heeft gekregen door [de woonzorgcomplex] en school. De Raad heeft aanvankelijk geadviseerd verdachte een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, met een onvoorwaardelijk deel gelijk aan de periode van voorlopige hechtenis. Ter zitting is het advies gewijzigd in die zin dat is geadviseerd het voorwaardelijke deel van de straf in de vorm van een werkstraf op te leggen. De Raad acht het onwenselijk dat verdachte, op enig moment, opnieuw gedetineerd raakt, ook als de voorwaardelijke straf ooit alsnog ten uitvoer gelegd zou worden. De Raad is van mening dat het recidiverisico met enige zekerheid als laag ingeschat kan worden, omdat verdachte in het afgelopen jaar niet weer in aanraking is gekomen met politie en justitie.
Verder heeft de Raad als bijzondere voorwaarden geadviseerd dat verdachte:
- zal wonen bij en meewerken aan de regels en afspraken van [de woonzorgcomplex] , waaronder de behandeling en de thuiskomafspraken, zo lang de jeugdreclassering dit nodig vindt;
- zal meewerken aan de IFA-coaching zolang de jeugdreclassering dit nodig acht;
- een dagbesteding heeft en zich hiervoor inzet,
met opdracht aan de Jeugd- en Gezinsbeschermers om toezicht op verdachte te houden en hem te begeleiden, aan welk toezicht verdachte dient mee te werken. Ten slotte heeft de Raad geadviseerd aan de voorwaarden een proeftijd van twee jaar te koppelen.
Namens de jeugdreclassering is ter zitting aangesloten bij het aangepaste advies van de Raad. Het is van groot belang dat verdachte gemotiveerd blijft zijn toekomst positief in te vullen en dat hij niet als gevolg van een misstap weer gedetineerd zal raken. Verder is naar voren gebracht dat verdachte goed heeft meegewerkt aan het contact met de jeugdreclassering in het kader van de schorsingsvoorwaarden.
Het psychologisch rapport van L. Heukelom, GZ-psycholoog, van 22 maart 2021 houdt onder meer in dat er bij verdachte sprake is van een ongespecificeerde psychotrauma- of stressorgerelateerde stoornis, een ongespecificeerde gedragsstoornis, een disharmonisch intelligentieprofiel en ouder-kindrelatieproblematiek. Deze problematiek was aanwezig ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde indien bewezen, gelet op het structurele karakter van de problematiek. Omdat verdachte ontkent, heeft de onderzoeker geen advies kunnen geven over de mate van toerekeningsvatbaarheid.
Het risico op recidive wordt als matig tot hoog ingeschat. Ter bevordering van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling wordt vanuit zorgoogpunt behandeling noodzakelijk geacht. Geadviseerd wordt ambulante psychologische behandeling bij een gespecialiseerde (forensische) GGZ-instelling zoals de Waag. Het is van belang dat er structuur in de therapiecontacten is, omdat verdachte niet uit zichzelf om hulp vraagt. De begeleiding en het toezicht van [de woonzorgcomplex] is wenselijk zodat verdachte verder zelfstandig kan worden. Er is een intensievere begeleiding nodig om hem te coachen bij een gestructureerde vrijetijdsbesteding, het voortzetten van de schoolgang en hem voor te bereiden op zijn toekomst. Als juridisch kader wordt de jeugdreclasseringsmaatregel Toezicht en Begeleiding geadviseerd met als voorwaarden medewerking aan behandeling en het volgen van onderwijs.
De rechtbank neemt de conclusies van dit rapport over ten aanzien van de diagnoses en het advies over de behandeling en begeleiding. De rechtbank heeft voor de overige bevindingen uit het rapport ermee rekening gehouden dat het rapport zo’n tien maanden geleden is opgesteld.
Gelet op de stoornissen en problematiek die bij verdachte spelen, is de rechtbank met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat hij verminderd toerekeningsvatbaar te achten is. De rechtbank heeft hiermee rekening gehouden bij het bepalen van de (hoogte van de) straf.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank verder nog meegewogen dat de feiten zijn gepleegd in een periode dat het heel slecht met verdachte ging, er veel spanningen in de relatie met zijn moeder en zusje waren, en niet werd voorzien in zijn basisbehoeften. Inmiddels ontwikkelt hij zich positief. Het gaat zo goed met hem op school dat hij naar verwachting binnenkort van MBO niveau 2 naar de havo kan overstappen. Verder heeft hij werk als boodschappenbezorger en loopt hij stage. Ook op de groep bij [de woonzorgcomplex] gaat het goed.
Verder heeft de rechtbank er rekening mee gehouden dat de bewezenverklaarde feiten al ruim een jaar geleden zijn gepleegd en dat verdachte in de tussentijd geen nieuwe strafbare feiten heeft gepleegd. Daarnaast heeft verdachte zich langere tijd moeten houden aan diverse schorsingsvoorwaarden. Bovendien heeft verdachte bij de overval niet de ‘hoofdrol’ gehad. Gelet hierop, en op de oriëntatiepunten voor soortgelijke feiten weegt de rechtbank de omstandigheden anders dan de officier van justitie en ziet daarom aanleiding de op te leggen straf te matigen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een onvoorwaardelijke jeugddetentie moet worden opgelegd die gelijk is aan de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht (volgens de berekening van de rechtbank zijn dat 66 dagen geweest). De rechtbank acht het niet in het belang van verdachte of van de maatschappij wanneer hij opnieuw gedetineerd raakt waarbij zijn woonplek, opleiding en werk op het spel komen te staan. Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte een voorwaardelijke straf opleggen en daaraan een proeftijd verbinden van twee jaar om hem ervan te weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. Gelet op de ernst van het feit acht de rechtbank geen andere voorwaardelijke straf dan jeugddetentie passend.
De rechtbank acht het noodzakelijk dat verdachte, zoals geadviseerd, zal wonen bij [de woonzorgcomplex] en daar zal meewerken aan de regels en afspraken. Ook is het voor zijn verdere ontwikkeling nodig dat hij meewerkt aan IFA-coaching en een zinvolle dagbesteding heeft. De rechtbank zal deze verplichtingen daarom als bijzondere voorwaarden stellen bij het voorwaardelijk deel van de jeugddetentie.