ECLI:NL:RBNHO:2022:2783

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
31 maart 2022
Publicatiedatum
31 maart 2022
Zaaknummer
9605600 \ BM VERZ 21-3105
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van bewindvoerder wegens gewichtige redenen en vertrouwensbreuk door niet-betaling zorgverzekeringspremie

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 31 maart 2022 uitspraak gedaan over het verzoek tot ontslag van de bewindvoerder, J.J. de Veer, h.o.d.n. De VAO-Bewind, op verzoek van de verzoekster. De verzoekster, die al zes jaar onder bewind staat, heeft aangegeven dat haar huidige bewindvoerder ernstig tekortschiet in de financiële zorg, met name door het niet betalen van de zorgverzekeringspremie gedurende vier maanden. Dit heeft geleid tot een dagvaarding en een vertrouwensbreuk tussen de verzoekster en de bewindvoerder. De verzoekster heeft ook een aanzienlijke schuldenlast van € 100.000,00 en is van mening dat er geen schuldhulpverleningstraject is opgestart, ondanks haar instemming in het verleden. De huidige bewindvoerder heeft aangevoerd dat de verzoekster niet heeft meegewerkt aan een schuldhulpverleningstraject en dat de inwonende zoon van de verzoekster een obstakel vormt voor het opstarten van dit traject.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat er gewichtige redenen zijn voor het ontslag van de bewindvoerder. De niet-betaling van de zorgverzekeringspremie en de vertrouwensbreuk zijn doorslaggevend geweest. De kantonrechter heeft besloten om de huidige bewindvoerder te ontslaan en H. Karroua, maat van Dé Bewindvoerders, te benoemen als opvolgend bewindvoerder. De beloning voor de aanvangswerkzaamheden van de nieuwe bewindvoerder is vastgesteld op € 586,00 (exclusief btw). De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Haarlem
Zaaknummer: 9605600 \ BM VERZ 21-3105 sc
Uitspraakdatum:

Beschikking van de kantonrechter

op verzoek van:
[verzoekster] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
van wie het adres bekend is bij deze rechtbank,
hierna ook te noemen: [verzoekster] ,
gemachtigde: mr. G.J. Mulder,
van wie thans bewindvoerder is:
J.J. de Veer, h.o.d.n. De VAO-Bewind,
gevestigd te Haarlem,
hierna ook te noemen: De VAO.

procedure

De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
  • het verzoek met bijlagen, ter griffie ingekomen op 24 december 2021;
  • het verweer van de huidige bewindvoerder, ter griffie ingekomen op
  • een aanvulling op het verweer, ter griffie ingekomen op 20 januari 2022;
  • een aanvulling op het verweer, ter griffie ingekomen op 24 januari 2022;
  • de reactie van verzoeker op het verweer, ter griffie ingekomen op 3 februari 2022;
  • een bereidverklaring van de voorgestelde bewindvoerder.
Een mondelinge behandeling van het verzoekschrift heeft plaatsgevonden op 14 maart 2022.

beoordeling

Bij beschikking van 10 november 2015 is een bewind ingesteld over de (toekomstige) goederen van betrokkene wegens haar geestelijke of lichamelijke toestand.
Het verzoek strekt tot ontslag van de huidige bewindvoerder en tot benoeming van
H. Karroua, maat van Dé Bewindvoerders tot opvolgend bewindvoerder.
[verzoekster] stelt dat zij grote zorgen heeft over de manier waarop De VAO haar financiën beheert, omdat [verzoekster] op 23 november 2021 een dagvaarding heeft gekregen waaruit bleek dat De VAO al vier maanden geen zorgverzekeringspremie had betaald, terwijl [verzoekster] zorgtoeslag en AOW ontvangt. [verzoekster] is van mening dat De VAO hierdoor ernstig is tekortgeschoten in haar verplichtingen. [verzoekster] heeft geen vertrouwen meer in De VAO.
Hiernaast stelt [verzoekster] dat zij een schuldenlast heeft van € 100.000,00, dat de schulden oplopen en dat De VAO in de 6 jaar dat het bewind loopt nog nooit een schuldhulpverleningstraject (hierna: SHV-traject) heeft opgestart. Ten tijde van de mondelinge behandeling op 4 juni 2021 van het verzoek tot opheffing van het bewind, heeft [verzoekster] ingestemd met voortzetting van het bewind, maar wel als daarbij vaart gemaakt zal worden met het aanpakken van de schuldenproblematiek. Als reden voor het niet starten van een SHV-traject heeft De VAO aangegeven dat de sinds 3 januari 2019 inwonende zoon van [verzoekster] ervoor zorgt dat het dossier niet stabiel is. [verzoekster] vraagt zich af waarom in de vier jaar daarvoor niets concreets is gedaan aan schuldhulpverlening, gelet op haar leeftijd en haar stabiele inkomen. Het inwonen van de zoon heeft naar de mening van [verzoekster] nauwelijks invloed op de financiële situatie want hij doet een deel van de boodschappen. Het heeft hooguit invloed op de huurtoeslag.
Ten slotte stelt [verzoekster] dat haar zoon ook onder bewind van De VAO heeft gestaan. Dit bewind is op verzoek van De VAO geëindigd omdat de zoon De VAO zou hebben geïntimideerd. Hierdoor zijn de verhoudingen op zijn zachtst gezegd gespannen. [verzoekster] wil de kans krijgen om samen met een nieuwe bewindvoerder die zij wel vertrouwt te proberen om uit deze financiële impasse te komen. De voorgestelde opvolgend bewindvoerder ziet wel perspectief om in de gegeven omstandigheden een kansrijk SHV-traject op te starten.
De VAO is het niet eens met het verzoek. De VAO voert aan dat zij haar taken naar behoren uitvoert. De VAO voert aan dat zij tot aan de dagvaarding niet op de hoogte was van problemen met Syncasso en dat bij navraag is gebleken dat het Zilveren Kruis niet aan het incassobureau Syncasso had doorgegeven dat [verzoekster] onder bewind staat. De VAO voert aan dat zij het Zilveren Kruis maandelijks betaalt aan de hand van acceptgirokaarten die zij via de post ontvangen. De VAO verwijt [verzoekster] dat zij de post niet doorstuurt en dat zij niets heeft verteld over een eventueel probleem met de zorgverzekering. De VAO voert aan dat de dagvaardingskosten zijn ingetrokken, dat zij met het Zilveren Kruis heeft afgesproken dat de maandelijkse factuur in het vervolg via de e-mail zal worden toegestuurd en dat zij een regeling heeft getroffen om de betaalachterstand in te lopen.
Ook voert De VAO aan dat zij meermaals met [verzoekster] heeft gesproken over een SHV-traject, dat [verzoekster] dit steevast heeft afgewezen en dat zij ten tijde van het verzoek tot opheffing van het bewind in 2021 voor het eerst heeft ingestemd met een SHV-traject. De VAO heeft van de afdeling schuldhulp van de gemeente [gemeente] vernomen dat wanneer sprake is van inwonende kinderen boven de 18 jaar met eigen inkomen, zij worden geacht kostgeld te betalen wanneer sprake is van een schuldhulptraject. De VAO heeft meerdere malen vergeefs gevraagd om een maandelijkse bijdrage in de vaste lasten van de zoon. Zolang [verzoekster] en haar zoon niet willen instemmen met een financiële bijdrage in de vaste lasten door de zoon op de bankrekening van [verzoekster] , is het aangaan van een SHV-traject een probleem, aldus De VAO.
Verder voert De VAO aan dat er wordt gesuggereerd dat het inwonen van de zoon geen consequenties zou hebben op de financiële situatie, maar dat dat niet correct is omdat de vaste lasten enorm zijn gestegen. Ook moet [verzoekster] over 2020 € 447,00 huurtoeslag terugbetalen omdat het inkomen van de zoon wordt meegerekend en telt zijn inkomen mee voor de bijzondere bijstand voor bewindskosten en juridische kosten. In 2021 en 2022 zijn aanvragen hiervoor afgewezen, omdat sprake is van voldoende draagkracht.
De VAO voert tot slot aan dat een wijziging op het gebied van beschermingsbewind niet ten gunste komt van [verzoekster] , omdat zij zelf de kosten moet dragen die verbonden zijn aan een overstap naar een andere bewindvoerder, hetgeen zal leiden tot een verhoging van de schuldenlast. De VAO verzoekt het verzoek van [verzoekster] af te wijzen.
Op grond van artikel 1:448 lid 1 aanhef en onder e en lid 2 van het Burgerlijk Wetboek wordt door de kantonrechter op grond van gewichtige redenen ontslag verleend aan de bewindvoerder.
De kantonrechter is, gelet op de inhoud van de stukken en de afgelegde verklaringen, van oordeel dat voldoende is gebleken dat er sprake is van gewichtige redenen als bedoeld in dit artikel.
De kantonrechter rekent het De VAO aan dat het haar niet is opgevallen dat de zorgverzekeringspremie vier maanden niet is betaald, hetgeen heeft geleid tot het uitbrengen van een dagvaarding aan [verzoekster] . Het ligt op de weg van De VAO om te zorgen dat de primaire vaste lasten worden betaald. De VAO laat de zorgverzekeringspremie niet automatisch afschrijven, maar betaalt aan de hand van acceptgirokaarten die zij via [verzoekster] moet ontvangen. Het kan [verzoekster] niet worden verweten dat zij niet alle post doorstuurt, aangezien zij al op leeftijd en enigszins vergeetachtig is. Dit ontslaat De VAO echter niet van de verplichting om zelfstandig te onderzoeken of de zorgverzekeringspremie wel wordt betaald.
Het voorgaande maakt dat sprake is van een gewichtige reden voor een ontslag van De VAO. Hier komt nog bij dat er mede door het voorgaande sprake lijkt te zijn van een onherstelbare vertrouwensbreuk. Het vertrouwen van [verzoekster] in De VAO was al verslechterd, omdat het bewind van de zoon van [verzoekster] is geëindigd wegens gestelde bedreigingen door de zoon aan De VAO. Dat het vertrouwen van [verzoekster] in de bewindvoerder, welke nodig is voor een goede uitvoering van het bewind, op korte termijn voldoende hersteld kan worden, is niet aannemelijk geworden.
Ook rekent de kantonrechter het De VAO aan dat het zo lang duurt voordat een schuldhulpverleningstraject opgestart is. Uit het dossier blijkt dat [verzoekster] bij aanvang van het bewind in 2015 een schuldenlast had van € 77.121,51 en dat de schuldenlast op
31 december 2020 is gestegen naar € 111.573,49. Gelet op de afgelegde verklaringen is het aannemelijk dat de inwonende zoon van [verzoekster] thans het obstakel is voor een schuldhulpverleningstraject. Echter, niet voldoende duidelijk is geworden waarom er vóórdat de zoon bij [verzoekster] kwam wonen ook geen schuldhulpverleningstraject is gestart. De VAO voert daaromtrent aan dat [verzoekster] dat destijds niet wilde. Deze stelling is echter niet met stukken onderbouwd, hetgeen wel op de weg van De VAO ligt.
Gelet op het voorgaande zal de kantonrechter het verzoek toewijzen. De kantonrechter zal de voorgestelde bewindvoerder benoemen omdat van bezwaren tegen deze benoeming niet is gebleken.
De kantonrechter zal de beloning van de te benoemen bewindvoerder voor de aanvangswerkzaamheden vaststellen op een bedrag van € 586,00 (exclusief btw).

beslissing

De kantonrechter:
  • ontslaat, met ingang van twee weken na heden, als bewindvoerder:
  • benoemt, met ingang van twee weken na heden, tot bewindvoerder:
  • verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
  • stelt de jaarbeloning van de bewindvoerder vast overeenkomstig artikel 3 lid 2 sub b van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren;
  • stelt de beloning van de bewindvoerder voor de aanvangswerkzaamheden vast op een bedrag van € 586,00 (exclusief btw);
  • stelt de beloning van de ontslagen bewindvoerder voor het opmaken van de eindrekening en verantwoording vast op een bedrag van € 220,00 (exclusief btw).
Deze beschikking is gegeven door mr. E. Kanninga-Jonker, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter