ECLI:NL:RBNHO:2022:2781

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 maart 2022
Publicatiedatum
31 maart 2022
Zaaknummer
C/15/324814 / HA ZA 22-100
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijk verklaring verzet tegen verstekvonnis in civiele procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 30 maart 2022 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De eiseres, Allianz Benelux N.V., had eerder een verstekvonnis verkregen op 5 januari 2022 tegen de gedaagde, die in verzet was gekomen. De gedaagde, vertegenwoordigd door mr. P.J.A. van de Laar, stelde dat het verstekvonnis ten onrechte was gewezen, omdat zijn stelformulier op 1 december 2021 door de rechtbank was ontvangen, maar niet was gezien, waardoor abusievelijk verstek was verleend. Tijdens de mondelinge behandeling op 23 maart 2022 heeft de rechtbank de kwestie van de ontvangst van het stelformulier onderzocht. De rechtbank concludeerde dat het verstekvonnis in feite het karakter van een vonnis op tegenspraak had, waartegen verzet niet openstaat volgens artikel 143 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De rechtbank verklaarde de gedaagde niet-ontvankelijk in zijn verzet en veroordeelde hem in de proceskosten. Tevens werd de gedaagde gewezen op de mogelijkheid om binnen drie maanden in beroep te gaan tegen het oorspronkelijke vonnis van 5 januari 2022.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/324814 / HA ZA 22-100
Vonnis in verzet van 30 maart 2022 (bij vervroeging)
in de zaak van
de naamloze vennootschap
ALLIANZ BENELUX N.V.,
gevestigd te Brussel,
eiseres,
gedaagde in het verzet,
advocaat mr. M.R. Lauxtermann te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats],
gedaagde,
eiser in het verzet,
advocaat mr. P.J.A. van de Laar te Eindhoven.
Partijen zullen hierna Allianz en [gedaagde] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verstekvonnis van 5 januari 2022,
  • de verzet dagvaarding van 17 januari 2022,
  • het tussenvonnis van 23 februari 2022,
  • de brief van Allianz van 17 maart 2022 met productie 10,
  • de brief van de rechtbank van 18 maart 2022,
  • de spreekaantekeningen van Allianz,
  • de aantekeningen van de griffier van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht tijdens de mondelinge behandeling van 23 maart 2022.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De overwegingen

2.1.
[gedaagde] is bij dagvaarding van 17 januari 2022 in verzet gekomen tegen het vonnis van deze rechtbank van 5 januari 2022 in de zaak bekend onder zaaknummer / rolnummer C/15/322922 / HA ZA 21-640.
2.2.
In de verzet-dagvaarding stelt [gedaagde] dat het verstekvonnis ten onrechte is gewezen, aangezien mr. P.J.A. van de Laar zich voor [gedaagde] heeft gesteld bij stelbrief voor de rolzitting van 8 december 2021. Naar aanleiding hiervan heeft de rechtbank partijen bij brief van 18 maart jl. bericht dat tijdens de mondelinge behandeling de vraag aan de orde zou komen in hoeverre het verstekvonnis kwalificeert als vonnis op tegenspraak, waartegen slechts hoger beroep en geen verzet openstaat.
Op de zitting heeft Allianz gesteld dat het stelformulier van [gedaagde] de rechtbank blijkbaar niet heeft bereikt en dat er terecht verstek is verleend. [gedaagde] heeft zich ter zitting gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
2.3.
Gelet op de stellingen in de verzet-dagvaarding en hetgeen partijen op zitting over het stelformulier hebben verklaard, heeft de rechtbank onderzoek gedaan naar de ontvangst van het stelformulier. Daaruit is gebleken dat het stelformulier op 1 december 2021 door de rechtbank is ontvangen. Om redenen die helaas niet bekend zijn, is het stelformulier niet gezien, waardoor abusievelijk verstek is verleend. De rechtbank had geen verstek mogen verlenen.
2.4.
Het vorenstaande betekent dat het vonnis van de rechtbank van 5 januari 2022 het karakter heeft van een vonnis op tegenspraak, waartegen gelet op het bepaalde in artikel 143 Rv het rechtsmiddel van verzet niet openstaat. Dat de rechtbank er van uit is gegaan dat [gedaagde] niet was verschenen maakt dit niet anders. Daarnaast is niet de uiterlijke verschijningsvorm van het vonnis in dit verband beslissend, maar hoe het vonnis had behoren te worden uitgesproken.
2.5.
[gedaagde] zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn verzet en worden veroordeeld in de proceskosten van verzet.
2.6.
Aan verdere inhoudelijke beoordeling van het geschil tussen partijen wordt daarom niet toegekomen.
2.7.
De rechtbank wijst partijen wellicht ten overvloede op de mogelijkheid om binnen drie maanden na het vonnis van de rechtbank van 5 januari 2022 daartegen in beroep te komen, te rekenen vanaf de dag van de uitspraak.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
verklaart [gedaagde] niet-ontvankelijk in zijn verzet tegen het vonnis van de rechtbank van 5 januari 2022;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure, tot vandaag aan de zijde van Allianz begroot op € 1.114,00 aan salaris advocaat (1 punt);
3.3.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S.J. Thijs en in het openbaar uitgesproken op 30 maart 2022. [1]

Voetnoten

1.type: 1621