In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 30 maart 2022 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De eiseres, Allianz Benelux N.V., had eerder een verstekvonnis verkregen op 5 januari 2022 tegen de gedaagde, die in verzet was gekomen. De gedaagde, vertegenwoordigd door mr. P.J.A. van de Laar, stelde dat het verstekvonnis ten onrechte was gewezen, omdat zijn stelformulier op 1 december 2021 door de rechtbank was ontvangen, maar niet was gezien, waardoor abusievelijk verstek was verleend. Tijdens de mondelinge behandeling op 23 maart 2022 heeft de rechtbank de kwestie van de ontvangst van het stelformulier onderzocht. De rechtbank concludeerde dat het verstekvonnis in feite het karakter van een vonnis op tegenspraak had, waartegen verzet niet openstaat volgens artikel 143 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De rechtbank verklaarde de gedaagde niet-ontvankelijk in zijn verzet en veroordeelde hem in de proceskosten. Tevens werd de gedaagde gewezen op de mogelijkheid om binnen drie maanden in beroep te gaan tegen het oorspronkelijke vonnis van 5 januari 2022.