ECLI:NL:RBNHO:2022:2778

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
31 maart 2022
Publicatiedatum
31 maart 2022
Zaaknummer
9590587 \ BM VERZ 21-3017
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van bewind in verband met financiële zelfredzaamheid na toeslagenaffaire

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 31 maart 2022 uitspraak gedaan over een verzoek tot opheffing van bewind. Verzoeker, die als slachtoffer van de toeslagenaffaire is aangemerkt, heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij in staat is om haar financiële zaken zelfstandig te regelen. Het bewind was ingesteld op 27 september 2018 vanwege problematische schulden, maar verzoeker heeft inmiddels stappen ondernomen om haar financiële situatie te verbeteren. Ze heeft compensatie ontvangen van de Belastingdienst en is bezig met een MSNP-traject. De bewindvoerder heeft in haar verweer aangegeven dat het bewind moet blijven bestaan totdat alle schulden zijn afgeboekt, maar de kantonrechter oordeelt dat de noodzaak voor bewind niet langer bestaat. Verzoeker heeft aangetoond dat zij in staat is om haar eigen financiën te beheren en dat het aanhouden van het bewind niet meer noodzakelijk is. De kantonrechter heeft daarom besloten het bewind op te heffen, met ingang van twee weken na de uitspraak. Tevens is de beloning voor de bewindvoerder vastgesteld op € 220,00 exclusief btw voor de werkzaamheden betreffende de eindrekening en verantwoording.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Haarlem
Zaaknummer: 9590587 \ BM VERZ 21-3017 sc
Uitspraakdatum:

Beschikking van de kantonrechter

op verzoek van:
[verzoeker] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
van wie het adres bekend is bij deze rechtbank,
hierna ook te noemen: verzoeker,
van wie de bewindvoerder is:
Koning Bewindvoering en Budgetbeheer B.V.,
gevestigd te Zaandam,
hierna ook te noemen: bewindvoerder.

procedure

De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
  • het verzoek met bijlagen, ter griffie ingekomen op 14 december 2021;
  • het verweer van de bewindvoerder, ter griffie ingekomen op 21 december 2021;
  • de reactie van verzoeker op het verweer, ter griffie ingekomen op 25 januari 2022.
Op 14 maart 2022 heeft een mondelinge behandeling van het verzoek plaatsgevonden.

beoordeling

Het verzoek strekt tot opheffing van het bij beschikking van 27 september 2018 ingestelde bewind over de goederen die aan verzoeker (zullen) toebehoren, op grond van verkwisting of het hebben van problematische schulden.
Verzoeker stelt dat zij is aangemerkt als slachtoffer van de toeslagenaffaire en dat haar financiële situatie op dit moment niet meer te vergelijken is met het moment waarop het bewind werd gesteld. Zij is gecompenseerd door de Belastingdienst en de Belastingdienst neemt de resterende schulden van haar over. Zij zit nu in een MSNP-traject en maakt onnodig bewindvoeringskosten. Zij kan namelijk zelf haar financiële zaken regelen met hulp van Akwaabazorg en Plangroep. Verzoeker heeft inmiddels ook al van alles zelf gedaan met betrekking tot haar financiën. Zij heeft zelf geregeld dat ze schuldenlijsten kan opsturen naar het MSNP-loket. Zij heeft zelf een bankrekening aangevraagd waar het geld van de Belastingdienst op uitbetaald kan worden. De schulden van verzoeker zijn buiten haar schuld ontstaan en het directe gevolg van de Toeslagenaffaire. Vóór deze tijd was zij goed in staat om haar eigen financiën te beheren. Een traject naar zelfredzaamheid vindt zij dan ook niet nodig.
De bewindvoerder beaamt dat verzoeker door de Belastingdienst als gedupeerde van de Toeslagenaffaire is aangemerkt, waarbij aan haar € 30.000,00 is toegekend. De bewindvoerder voert aan dat Plangroep de schuldenlijst heeft ingediend bij het Loket MSNP van de Belastingdienst. De bewindvoerder adviseert om het bewind aan te houden totdat alle schulden daadwerkelijk zijn afgeboekt. Omdat de bewindvoerder nog geen zicht heeft op het vermogen van verzoeker om haar financiële belangen zelfstandig waar te nemen, vindt zij het verstandig om eerst een traject naar zelfredzaamheid te doorlopen.
Ingevolge artikel 1:449 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek kan de kantonrechter het bewind opheffen als de noodzaak daartoe niet meer bestaat.
Het bewind is op 27 september 2018 ingesteld vanwege de problematische schulden van verzoeker. Voldoende aannemelijk is dat deze grond op basis waarvan het bewind is ingesteld, binnen afzienbare tijd komt te vervallen omdat de schulden van verzoeker dan zullen zijn afbetaald of kwijtgescholden. De kantonrechter is van oordeel dat het aanhouden van het bewind niet langer noodzakelijk is, gelet op het feit dat verzoeker aannemelijk heeft gemaakt dat zij haar eigen financiën nu zelfstandig kan beheren. Dat de schulden nog niet daadwerkelijk zijn afgeboekt, maakt dit niet anders. Betrokkene heeft aangevoerd dat zij zelf veel actie heeft ondernomen inzake het kwijtschelden van haar schulden door de Belastingdienst. Dit is door de bewindvoerder ook niet weersproken. Verzoeker heeft naar het oordeel van de kantonrechter voldoende aannemelijk gemaakt dat het haar zonder bewindvoerder zal lukken om het laatste stuk van het MSNP traject zelfstandig te voltooien. De kantonrechter zal daarom het bewind opheffen.

beslissing

De kantonrechter:
- heft op, met ingang van twee weken na heden, het bij beschikking van
27 september 2018 ingestelde bewind over de goederen toebehorende aan
[verzoeker] ;
  • verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
  • stelt vast dat de beloning die de bewindvoerder eenmalig voor de werkzaamheden betreffende het opmaken van de eindrekening en verantwoording in rekening mag brengen (thans) € 220,00 (exclusief btw) bedraagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. E. Kanninga-Jonker, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter