ECLI:NL:RBNHO:2022:2762

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
31 maart 2022
Publicatiedatum
31 maart 2022
Zaaknummer
HAA 21/6151
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.M. Janse van Mantgem
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van een omvangrijk Wob-verzoek

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 31 maart 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening, ingediend door een verzoeker tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Helder. Het verzoek was gericht op het treffen van een voorlopige voorziening in het kader van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob), waarbij de verzoeker informatie had aangevraagd die in delen openbaar zou worden gemaakt. De voorzieningenrechter heeft het verzoek afgewezen, omdat er geen spoedeisend belang was aangetoond.

De verzoeker had eerder een Wob-verzoek ingediend, waarop het college had besloten om de gevraagde informatie in delen openbaar te maken, met een maximum van 1.500 pagina's per twee maanden. Na het bestreden besluit van 12 oktober 2021, waarin het bezwaar van de verzoeker ongegrond werd verklaard, heeft de verzoeker beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 17 februari 2022 was de verzoeker niet aanwezig, maar de gemachtigde van de verweerder was wel aanwezig.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de verzoeker niet voldoende had aangetoond dat er sprake was van een spoedeisend belang. De verzoeker had gesteld dat onmiddellijke openbaarmaking van de informatie nodig was om een onrechtmatige veiling van kunstwerken uit het Rob Scholte Museum te voorkomen. Echter, de voorzieningenrechter vond het niet duidelijk waarom de onmiddellijke openbaarmaking de veiling zou kunnen voorkomen, vooral omdat de veiling nog niet was aangezegd. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen aanleiding was om aan te nemen dat er sprake was van spoedeisend belang en heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 21/6151

uitspraak van de voorzieningenrechter van 31 maart 2022 in de zaak tussen

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Helder, verweerder
(gemachtigde: mr. B.C. Slijkerman - van Leeuwen).

Procesverloop

In het besluit van 11 mei 2021 heeft verweerder het verzoek van verzoeker in het kader van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) toegewezen en besloten dat de door verzoeker gevraagde informatie in delen openbaar wordt gemaakt (per twee maanden 1.500 pagina’s per keer).
In het besluit van 12 oktober 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoeker tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 17 februari 2022 op zitting behandeld. Verzoeker is niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Aan verzoeker is bij brief van 24 januari 2022 medegedeeld dat de rechtbank (op verzoek van verzoeker) vooralsnog afziet van het heffen van griffierecht en dat de voorzieningenrechter definitief beslist of verzoeker in staat is om griffierecht te betalen.
Omdat verzoeker niet ter zitting is verschenen heeft de voorzieningenrechter over de gestelde betalingsonmacht geen nadere vragen kunnen stellen. Voor de voorzieningenrechter is er dan geen aanleiding over de betalingsonmacht anders te oordelen.
2. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
3. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) alleen een voorlopige voorziening als “onverwijlde spoed” dat vereist. Bij brief van 6 december 2021 heeft verzoeker desgevraagd toegelicht dat het spoedeisende belang bij de door hem gevraagde voorziening is gelegen in het voorkomen van een onrechtmatige veiling van de kunstwerken uit het Rob Scholte Museum. Het snel en volledig openbaar maken van de door verzoeker gevraagde informatie zal [naam] in het gelijk stellen. Voorts komt verweerder de afspraken met betrekking tot de afhandeling van zijn Wob-verzoek niet na.
4. Het is de voorzieningenrechter zonder nadere toelichting niet duidelijk waarom onmiddellijke openbaarmaking van de door verzoeker gevraagde informatie de executieveiling van de kunstwerken uit het Rob Scholte Museum kan voorkomen. Verweerder heeft ter zitting desgevraagd aangegeven dat de executieveiling nog niet is aangezegd en dit nog wel even op zich laat wachten. Dat verweerder zich niet houdt aan de afspraken, namelijk om per twee maanden circa 1.500 pagina’s openbaar te maken en het Wob-verzoek af te ronden voordat na de gemeenteraadsverkiezingen van 2022 een nieuw college van burgemeester en wethouders is gevormd, lijkt feitelijk onjuist. Verweerder heeft op 11 mei 2021, 10 augustus 2021, 12 oktober 2021, 21 december 2021 en 15 februari 2022 deelbeschikkingen genomen waarbij telkens een grote hoeveelheid documenten openbaar is gemaakt en waarin is verwezen naar een groot aantal reeds openbaar gemaakte documenten. Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen sprake van spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Janse van Mantgem, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr.M. van Excel, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 31 maart 2022.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.