In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 25 maart 2022 uitspraak gedaan over een verzoek tot opheffing van een bewind dat op 16 september 2020 was ingesteld. De verzoeker, hierna betrokkene genoemd, heeft het verzoek ingediend omdat hij als zzp-er aan de slag wil als timmerman. Hij stelt dat bewindvoering en het hebben van een eigen onderneming niet samen kunnen en dat hij na opheffing van het bewind zijn schulden zelf zal aflossen. Betrokkene heeft aangegeven dat hij begeleiding heeft van 123Moos en een budgetbeheerder heeft gevonden die hem zal ondersteunen bij het beheer van zijn financiën.
De bewindvoerder heeft echter verweer gevoerd en aangegeven dat er nog steeds sprake is van problematische schulden, waaronder beslag op de uitkering van betrokkene. De bewindvoerder heeft betoogd dat budgetbeheer niet voldoende is en dat betrokkene beter in loondienst kan werken, gezien de huidige werkgelegenheid in de bouwsector. Tijdens de mondelinge behandeling op 14 maart 2022 is de situatie verder besproken.
De kantonrechter heeft geconcludeerd dat de gronden voor de onderbewindstelling nog steeds aanwezig zijn. Ondanks de plannen van betrokkene om als zzp-er te werken, is er onvoldoende onderbouwing dat de situatie ten opzichte van het eerdere verzoek tot onderbewindstelling is veranderd. De kantonrechter heeft daarom het verzoek tot opheffing van het bewind afgewezen, met inachtneming van de eerdere mislukte pogingen van betrokkene om zelfstandig te ondernemen en de aanhoudende problematische schulden.