In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 25 maart 2022 uitspraak gedaan over een verzoek tot opheffing van het bewind dat op 22 november 2018 was ingesteld. Het bewind was ingesteld vanwege verkwisting en problematische schulden. Betrokkene, die fulltime werkt en daarnaast inkomsten heeft als partyconsulente, heeft verzocht om opheffing van het bewind, omdat zij vindt dat er niets geregeld is voor haar schulden en zij geen inzage heeft in haar financiën. De bewindvoerder, Stichting Schuldvrij, heeft echter verklaard dat er nog geen aanvraag voor schuldhulpverlening kon worden gedaan, omdat betrokkene geen correcte aangiftes inkomstenbelasting heeft gedaan over de afgelopen vijf jaar.
Tijdens de mondelinge behandeling op 14 maart 2022 heeft betrokkene haar situatie toegelicht. Ze heeft aangegeven dat ze onvoldoende leefgeld ontvangt en dat ze door haar slechte gezondheid niet in staat is geweest om de gevraagde informatie aan te leveren. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gronden voor de onderbewindstelling nog steeds bestaan, aangezien er nog steeds sprake is van problematische schulden en dat de bewindvoerder niet in staat is geweest om een schuldhulpverleningstraject te starten zonder de benodigde informatie van betrokkene.
De kantonrechter heeft geconcludeerd dat het verzoek tot opheffing van het bewind moet worden afgewezen, omdat betrokkene de noodzakelijke gegevens moet aanleveren om tot een goede afwikkeling van haar schulden te komen. De beslissing is genomen in het belang van de betrokkene en haar financiële situatie.