In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 25 maart 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontslag van de huidige mentor, Theodorus Maria de Boer, en benoeming van een opvolgend mentor. Het verzoek is ingediend door een derde partij, aangeduid als [xxx], en betrokkene, die onder het mentorschap van De Boer staat. De kantonrechter heeft kennisgenomen van verschillende ingediende reacties van betrokkenen, waaronder de mentor, de bewindvoerder en familieleden van betrokkene. Tijdens de mondelinge behandeling op 14 maart 2022 is naar voren gekomen dat de huidige mentor geen actieve rol heeft gespeeld en dat betrokkene in de praktijk zijn belangen zelf heeft kunnen behartigen zonder problemen te ondervinden. Zowel de mentor als de bewindvoerder hebben verklaard dat er geen noodzaak meer bestaat voor het mentorschap, en de familie van betrokkene heeft ook aangegeven dat betrokkene geen mentor nodig heeft. De kantonrechter heeft op basis van artikel 1:461, tweede lid van het Burgerlijk Wetboek geconcludeerd dat het mentorschap kan worden opgeheven omdat de noodzaak daartoe niet meer bestaat. De kantonrechter heeft het verzoek van [xxx] tot benoeming van een andere mentor niet ontvankelijk verklaard en het mentorschap opgeheven, met ingang van twee weken na de uitspraak. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.