ECLI:NL:RBNHO:2022:2682

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 maart 2022
Publicatiedatum
29 maart 2022
Zaaknummer
9575569 \ MB VERZ 21-719
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot benoeming van een andere mentor en opheffing van het mentorschap

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 25 maart 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontslag van de huidige mentor, Theodorus Maria de Boer, en benoeming van een opvolgend mentor. Het verzoek is ingediend door een derde partij, aangeduid als [xxx], en betrokkene, die onder het mentorschap van De Boer staat. De kantonrechter heeft kennisgenomen van verschillende ingediende reacties van betrokkenen, waaronder de mentor, de bewindvoerder en familieleden van betrokkene. Tijdens de mondelinge behandeling op 14 maart 2022 is naar voren gekomen dat de huidige mentor geen actieve rol heeft gespeeld en dat betrokkene in de praktijk zijn belangen zelf heeft kunnen behartigen zonder problemen te ondervinden. Zowel de mentor als de bewindvoerder hebben verklaard dat er geen noodzaak meer bestaat voor het mentorschap, en de familie van betrokkene heeft ook aangegeven dat betrokkene geen mentor nodig heeft. De kantonrechter heeft op basis van artikel 1:461, tweede lid van het Burgerlijk Wetboek geconcludeerd dat het mentorschap kan worden opgeheven omdat de noodzaak daartoe niet meer bestaat. De kantonrechter heeft het verzoek van [xxx] tot benoeming van een andere mentor niet ontvankelijk verklaard en het mentorschap opgeheven, met ingang van twee weken na de uitspraak. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknummer: 9575569 \ MB VERZ 21-719 GS
Uitspraakdatum: 25 maart 2022

Beschikking van de kantonrechter

op verzoek van:
[verzoeker] ,
geboren te [geboorteplaats] , [land] , op [geboortedatum] ,
van wie het adres bekend is bij deze rechtbank,
hierna ook te noemen: betrokkene,
van wie de mentor is:
Theodorus Maria de Boer,
geboren te Edam op 22 juli 1965,
van wie het adres bekend is bij deze rechtbank,
hierna te noemen: De Boer,

procedure

De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
  • het verzoek van [xxx] , hierna te noemen: [xxx] , ter griffie ingekomen op 10 november 2021;
  • het verzoek van betrokkene, ingekomen op 7 december 2021;
  • de reactie van De Boer, ingekomen op 22 december 2021;
  • de reactie van Veerman Bewindvoering, bewindvoerder van betrokkene, ingekomen op 28 december 2021;
  • een aanvullende reactie van De Boer, ingekomen op 21 januari 2022;
  • de reactie van [yyy] , moeder van betrokkene, ingekomen op 25 januari 2022;
  • de reactie van [zzz] , zus van betrokkene, ingekomen op 25 januari 2022;
  • de reactie van betrokkene, ingekomen op 3 februari 2022.
Op 14 maart 2022 heeft een mondelinge behandeling van het verzoek plaatsgevonden.

beoordeling

Bij beschikking van 9 november 2016 is De Boer benoemd tot mentor van betrokkene.
Het verzoek strekt tot ontslag van De Boer en tot benoeming van [xxx] tot opvolgend mentor.
[xxx] dient in haar verzoek niet ontvankelijk te worden verklaard nu zij niet behoort tot de in artikel 1:461, tweede lid van het Burgerlijk Wetboek (BW), genoemde personen die een verzoek kunnen doen tot ontslag van de mentor.
Betrokkene heeft het verzoek, zakelijk weergegeven, als volgt toegelicht. De huidige mentor laat niets van zich horen en is onbetrouwbaar. [xxx] helpt betrokkene al ruim een jaar op allerlei gebieden.
De mentor en de bewindvoerder van betrokkene hebben verklaard dat betrokkene geen mentor nodig heeft. Zij hebben beide geen vertrouwen in de voorgestelde mentor. Bewindvoering biedt voldoende bescherming aan betrokkene. Een mentor heeft geen enkele toegevoegde waarde. De mentor heeft verzocht ontslagen te worden.
De moeder en de zus van betrokkene hebben verklaard dat betrokkene geen mentor nodig heeft. Betrokkene wordt op een negatieve wijze beïnvloed door [xxx] . Sinds zij in het leven van betrokkene is gekomen, heeft betrokkene het contact met zijn familie verbroken.
Op grond van artikel 1:461, tweede lid BW kan de kantonrechter het mentorschap opheffen indien de noodzaak daartoe niet meer bestaat. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat in de praktijk nooit invulling is gegeven aan het mentorschap. De mentor verkeerde in de veronderstelling dat het mentorschap enkele jaren geleden was opgeheven. Betrokkene heeft zijn belangen op niet-vermogensrechtelijk gebied daarom zelf behartigd en is daarbij niet tegen problemen aangelopen. De mentor, de bewindvoerder en de familie van betrokkene hebben allemaal verklaard dat betrokkene geen mentor nodig heeft. Betrokkene heeft ter zitting geen redenen aangevoerd waaruit het tegendeel zou blijken. Hij heeft alleen verklaard dat alles altijd beter kan. Dat vormt voor de kantonrechter onvoldoende aanleiding om het mentorschap voort te zetten. Gelet op het hiervoor overwogene is de kantonrechter van oordeel dat niet is gebleken van een noodzaak tot mentorschap. De kantonrechter zal het mentorschap daarom opheffen.

beslissing

De kantonrechter:
  • verklaart [xxx] niet ontvankelijk in haar verzoek;
  • heft op, met ingang van twee weken na heden, het bij beschikking van 9 november 2016 ingestelde mentorschap over [betrokkene] ;
  • wijst af, het meer of anders verzochte;
  • verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.T. Goossens, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter