Op 19 januari 2022 heeft de Rechtbank Noord-Holland, in de zaak met parketnummer 15/860204-19, een bevel tot gevangenneming uitgesproken tegen de verdachte, die is veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven jaren wegens het medeplegen van het voorbereiden van een liquidatie. De rechtbank heeft geconstateerd dat er ernstige bezwaren tegen de verdachte bestaan en dat er zowel vluchtgevaar als een gewichtige reden van maatschappelijke veiligheid aanwezig zijn. De verdachte is niet verschenen op de zittingsdagen en heeft geen contact gehad met zijn raadsman, wat de rechtbank heeft doen concluderen dat de verdachte zich mogelijk aan verdere berechting zal onttrekken.
De rechtbank heeft in haar beoordeling de ernst van het feit in aanmerking genomen, waarbij de verdachte betrokken was bij een liquidatie op de openbare weg, met gebruik van vuurwapens en PGP-toestellen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de rechtsorde ernstig is geschokt door de daden van de verdachte en dat zijn vrijlating zou leiden tot maatschappelijke onrust. De rechtbank heeft de vordering van het Openbaar Ministerie toegewezen en de voorlopige hechtenis bevolen, die zal ingaan op het moment van tenuitvoerlegging. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.