ECLI:NL:RBNHO:2022:2619

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 maart 2022
Publicatiedatum
28 maart 2022
Zaaknummer
15.304632.21
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag door steken met een mes met voorwaardelijk opzet op de dood

Op 28 maart 2022 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 9 november 2021 te Haarlem, waar de verdachte zijn ex-vriendin met een mes heeft gestoken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, met voorwaardelijk opzet, heeft gehandeld door de aangeefster meerdere keren te steken, wat leidde tot ernstige verwondingen. De verdachte werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. I.J.K. van der Meer, terwijl de officier van justitie, mr. A.M.H.G. Peters, de vordering tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit heeft ingediend. De rechtbank heeft de tenlastelegging beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat de aangeefster zou overlijden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaren en een contactverbod van vijf jaren met de aangeefster opgelegd, alsook een gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij. De rechtbank heeft de ernst van het delict en de impact op de aangeefster zwaar laten meewegen in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/304632-21 (P)
Uitspraakdatum: 28 maart 2022
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 24 januari 2022 en 14 maart 2022 in de zaak tegen:
[naam verdachte],
geboren op [naam verdachte] 1985 te Salvador,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] ,
thans gedetineerd in P.I. Alphen, locatie Eikenlaan.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A.M.H.G. Peters en van hetgeen de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. I.J.K. van der Meer, advocaat te Haarlem, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 9 november 2021 te Haarlem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [naam slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp
,op/tegen/in de arm(en) en/of de buik en/of de borst en/of het/de be(e)n(en), althans het lichaam, van die [naam slachtoffer] heeft gestoken en/of gesneden en/of met zijn, verdachtes, hand(en) (krachtig) de keel en/of hals van die [naam slachtoffer] vast heeft gegrepen en/of gepakt en/of dicht heeft geknepen/gedrukt/geduwd
,terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 9 november 2021 te Haarlem aan [naam slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meerdere steek- en/of snijverwondingen in de borst en/of de buik en/of het/de be(e)n(en) en/of de(het) arm(en) en/of zenuwletsel, heeft toegebracht door meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, op/tegen/in de arm(en) en/of de buik en/of de borst en/of het/de be(e)n(en), althans het lichaam, van die [naam slachtoffer] te steken en/of snijden;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 9 november 2021 te Haarlem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [naam slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, op/tegen/in de arm(en) en/of de buik en/of de borst en/of het/de be(e)n(en), althans het lichaam, van die [naam slachtoffer] heeft gestoken en/of gesneden en/of met zijn, verdachtes, hand(en) (krachtig) de keel en/of hals van die [naam slachtoffer] vast heeft gegrepen en/of gepakt en/of dicht heeft
geknepen/gedrukt/geduwd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit, in die zin dat de verdachte, nu sprake is van steekletsel in de borst en de buik van de aangeefster, voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van de aangeefster.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair en subsidiair ten laste gelegde. Op basis van het dossier noch op basis van de verklaring van de verdachte kan (voorwaardelijk) opzet op de dood van de aangeefster worden bewezen. Er kan niet worden vastgesteld dat de aanmerkelijke kans (naar algemene ervaringsregels) op het overlijden van de aangeefster in deze situatie heeft bestaan, nu er geen informatie beschikbaar is over de aard en intensiteit van de toegebrachte steken. Evenmin kan op basis van de beschikbare medische gegevens zwaar lichamelijk letsel bij de aangeefster worden vastgesteld. Het meer subsidiair ten laste gelegde kan wettig en overtuigend worden bewezen.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.2
Nadere bewijsoverweging
De rechtbank volgt de raadsvrouw niet in haar verweer dat de verdachte geen opzet op de dood van de aangeefster heeft gehad en overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier noch uit de verklaring van de verdachte ter terechtzitting volgt dat de verdachte de bedoeling heeft gehad de aangeefster te doden, met andere woorden dat hij “vol” opzet heeft gehad op de dood van de aangeefster. De rechtbank ziet zich dan ook voor de vraag gesteld of de verdachte met zijn handelen in voorwaardelijke zin opzet heeft gehad op de dood van de aangeefster.
De rechtbank stelt daarbij voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier de dood van de aangeefster – aanwezig is indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden en de verdachte deze kans bewust heeft aanvaard. Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zo een kans is niet alleen vereist dat bij de verdachte wetenschap bestond over de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard, dat wil zeggen op de koop heeft toegenomen.
De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt de rechtbank het volgende vast. De verdachte heeft de aangeefster viermaal met een mes in haar lichaam gestoken, terwijl zij op de grond zat en de verdachte over haar heen gebogen zat. Het mes was een keukenmes. Het lemmet van het mes was ongeveer tien à vijftien centimeter lang en liep in een scherpe punt naar boven. De verdachte heeft de aangeefster in de rechterzijde van haar borst, in de linkerkant van haar bovenbuik, in haar rechterbovenbeen en in haar rechteronderarm geraakt. De behandelend arts heeft geconstateerd dat er lucht in de buikholte van de aangeefster zat, hetgeen erop wijst dat het steekwapen de buikholte heeft geraakt. Als gevolg van het steken is het mes kapotgegaan en is het lemmet losgeraakt van het heft. Uit het vorenstaande valt naar oordeel van de rechtbank af te leiden dat de verdachte de aangeefster met kracht heeft gestoken.
Door een mes met deze grootte en deze vorm met kracht meerdere malen in het lichaam van een persoon te steken, bestaat naar algemene ervaringsregels de aanmerkelijke kans dat vitale lichaamsdelen – in het bijzonder het hart en de longen, dan wel een slagader in het dijbeen of de buik – worden geraakt, wat zeer wel de dood van die persoon tot gevolg kan hebben. De gedragingen van de verdachte, zoals hiervoor beschreven, zijn naar hun uiterlijke verschijningsvorm verder zozeer gericht op het veroorzaken van dodelijk letsel bij de aangeefster, dat het niet anders kan dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans daarop ook bewust heeft aanvaard. De rechtbank is daarom van oordeel dat de verdachte door zo te handelen zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat de aangeefster als gevolg van zijn handelen zou overlijden, én dat de verdachte deze kans bewust heeft aanvaard. Onder deze omstandigheden was bij de verdachte sprake van voorwaardelijk opzet op de dood van de aangeefster.
Gezien het vorenstaande acht de rechtbank het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 9 november 2021 te Haarlem ter uitvoering van het door de verdachte voorgenomen misdrijf om [naam slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met een mes in de arm en de buik en de borst en het been van die [naam slachtoffer] heeft gestoken en met zijn, verdachtes, handen de keel en/of hals van die [naam slachtoffer] vast heeft gegrepen en dicht heeft geknepen/gedrukt
,terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
poging tot doodslag.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Daarnaast dient aan de verdachte een maatregel ex artikel 38v Sr te worden opgelegd, inhoudende een contactverbod met [naam slachtoffer] voor de duur van vijf jaren, met een vervangende hechtenis van zeven dagen per overtreding van dat verbod.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte, bij een veroordeling voor het meer subsidiair ten laste gelegde, conform de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht, kan worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van maximaal 4 maanden en 20 dagen, zijnde 2/3 van de in die oriëntatiepunten aangegeven 7 maanden voor het opzettelijk toebrengen van middelzwaar lichamelijk letsel met behulp van een wapen, niet zijnde een vuurwapen.
De verdachte kan zich vinden in het advies van de reclassering, strekkende tot een behandeling bij De Waag en een contact- en locatieverbod. Omdat uitvoering van een degelijke behandeling in detentiefasering onzeker is, zou een en ander in de vorm van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel moeten worden opgelegd.
Subsidiair acht de raadsvrouw de eis voor het primair tenlastegelegde, gelet op de door haar aangehaalde jurisprudentie, onevenredig hoog.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag. Hij heeft de aangeefster, zijn ex-vriendin, om 06:00 uur ‘s ochtends opgewacht bij treinstation Spaarnwoude, terwijl zij onderweg was naar haar werk. Daarbij had de verdachte een fors keukenmes bij zich. De verdachte heeft vervolgens eerst de aangeefster bij de keel gegrepen en die keel dichtgeknepen gehouden en haar daarna, terwijl zij op de grond zat en hij over haar heen gebogen zat, lukraak meerdere keren met het mes gestoken. Dat zij hierbij niet dodelijk gewond is geraakt, is een gelukkige omstandigheid, die niet aan de verdachte is te danken. De verdachte is na vier keer steken gestopt, omdat het mes kapot was gegaan. De verdachte heeft haar bloedend achtergelaten. De aangeefster heeft vervolgens in doodsangst weten te vluchten en hulp van een voorbijganger gekregen.
De verdachte is zeer gewelddadig opgetreden, gedreven door misplaatste gevoelens van gekrenkte trots en jaloezie. De verdachte heeft met zijn handelen de lichamelijke integriteit van de aangeefster op ernstige wijze geschonden en haar voor haar leven doen vrezen. De rechtbank rekent het de verdachte verder aan dat hij bij de aangeefster in het openbaar geweld heeft toegepast. Ook voor de te hulp geschoten voorbijganger is het een schokkende ervaring geweest. Slachtoffers en getuigen van dergelijke incidenten kunnen door deze ervaring nog lange(re) tijd hevige gevoelens van angst en onveiligheid ervaren. Uit de ter terechtzitting namens de aangeefster voorgedragen slachtofferverklaring blijkt dat zij nog altijd angstgevoelens heeft en dat zij het vertrouwen in mensen is verloren door wat haar is overkomen.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank kennisgenomen van het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie van 23 december 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke delicten is veroordeeld.
De rechtbank slaat verder acht op het psychologisch rapport van S. Sterk (psycholoog), gedateerd 3 maart 2022. Uit dit rapport blijkt dat er bij de verdachte geen psychische problematiek is geconstateerd. De psycholoog adviseert de rechtbank om de verdachte volledig toerekeningsvatbaar te achten. Met de conclusie van dit rapport kan de rechtbank zich verenigen.
De Reclassering Nederland heeft in haar rapport van 9 maart 2022 gemeld het risico op recidive en op letselschade gemiddeld in te schatten, omdat de verdachte geen inzicht in eigen gedrag en geen goede copingsvaardigheden heeft. Daarom acht de reclassering het nodig de verdachte te laten behandelen door De Waag om hem inzicht in zijn gedrag te laten verkrijgen en om zijn probleemoplossende vermogen en zelfbeheersingsvaardigheden te vergroten. De reclassering meldt dat indien een voorwaardelijke straf niet in beeld zou zijn, de behandeling ook kan plaatsvinden tijdens detentie.
De rechtbank is van oordeel dat, gezien de ernst van het door de verdachte gepleegde feit, geen andere straf gepast is dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen aanzienlijke duur. Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering (Sv).

7.Vrijheidsbeperkende maatregel

Ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten is de rechtbank van oordeel dat een maatregel ex artikel 38v Sr aan de verdachte dient te worden opgelegd, inhoudende dat de verdachte voor de duur van vijf jaren op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met de aangeefster [naam slachtoffer] .
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen en/of zich belastend zal gedragen jegens de aangeefster, beveelt de rechter, gelet op artikel 38v, vierde lid, Sr, dat de opgelegde maatregel, dadelijk uitvoerbaar is.
De rechtbank zal geen locatieverbod ten aanzien van de (nieuwe) woning van de aangeefster aan de verdachte opleggen, nu de verdachte niet op de hoogte is van het adres en dit hem bij een locatieverbod bekend zal worden. Daarnaast acht de rechtbank het contactverbod afdoende ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten.

8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [naam slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 13.567,26 ingediend tegen de verdachte wegens materiële (€ 3.567,26) en immateriële schade (€ 10.000,-) die zij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde materiële schade bestaat uit a) schoonmaakkosten van de auto waarin de benadeelde partij naar het ziekenhuis is gebracht, b) onbruikbare en ongewenste kledingstukken en sieraden, c) reis- en parkeerkosten, d) gederfd huurgenot en e) eigen risico ziektekosten.
De officier van justitie acht de vordering geheel toewijsbaar.
De raadsvrouw stelt dat van de materiële schade post a) moet worden afgewezen als onvoldoende onderbouwd. Post d) moet worden afgewezen, omdat dit geen rechtstreekse schade is. De immateriële schade dient volgens de raadsvrouw in redelijkheid op € 3.000,- te worden geschat gelet op door haar aangehaalde jurisprudentie.
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade tot een bedrag van
€ 1.242,53 rechtstreeks voortvloeit uit het bewezenverklaarde feit, voldoende onderbouwd en als niet of onvoldoende gemotiveerd betwist toewijsbaar zijn, te weten post a), post b), post c), post e) integraal. Post d) acht de rechtbank niet toewijsbaar, zijnde dit niet voldoende rechtstreekse schade. De vordering zal voor dit deel niet-ontvankelijk worden verklaard.
Tevens komt de rechtbank vergoeding van de immateriële schade tot een bedrag van € 7.500,- billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen.
Over een bedrag van € 8.000,53 is de wettelijke rente toewijsbaar vanaf 9 november 2021 tot aan de dag der algehele voldoening. Over het bedrag ter hoogte van € 742,-, is de wettelijke rente toewijsbaar vanaf 7 maart 2022, de datum van het indienen van de vordering tot schadevergoeding, tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op € 29,17.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezenfverklaarde handelen [kort gezegd:
poging tot doodslag] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Sr op te leggen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
36f, 38v, 38w, 45 en 287 Sr.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
5 [vijf] jaren.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Contactverbod ex artikel 38v Sr
Legt op de maatregel dat de veroordeelde voor de duur van vijf jaren op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [naam slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] te [geboorteplaats 2] .
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt zeven dagen, voor een maximale duur van zes maanden, voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Beslissingen ten aanzien van de benadeelde partij
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[naam slachtoffer]geleden schade tot een bedrag van
€ 8.742,53 [achtduizend zevenhonderdtweeënveertig euro en drieënvijftig cent], bestaande uit € 1.242,53 [éénduizend tweehonderdtweeënveertig euro en drieënvijftig cent] als vergoeding voor de materiële en € 7.500,- [zevenduizend vijfhonderd euro] als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over € 8.000,53 vanaf 9 november 2021 en over € 742,- vanaf 7 maart 2022 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [naam slachtoffer] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vastgesteld op € 29,17 [negenentwintig euro en zeventien cent], en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Schadevergoedingsmaatregel
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [naam slachtoffer] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 8.742,53 [achtduizend zevenhonderdtweeënveertig euro en drieënvijftig cent], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 78 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag van € 8.000,53 wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 november 2021 en het te betalen bedrag van
€ 742,- wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 maart 2022 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.E. van der Veen, voorzitter,
mr. M.E. Francke en mr. H.D. Overbeek, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier M.S. Jansen,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 maart 2022.
mr. P.E. van der Veen en mr. M.E. Francke zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.