6.3Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een zeer ernstig feit, te weten het medeplegen van een poging tot het opzettelijk tot ontploffing brengen van een antipersoneelsmijn. De verdachte is, samen met de medeverdachte, in de nacht van 28 juni 2021 naar een Poolse supermarkt in Beverwijk gegaan. Zij hadden – onder meer – de antipersoneelsmijn met een accu en twee met benzine gevulde jerrycans bij zich en hebben deze bij de supermarkt geplaatst. Dat het feit niet is voltooid en dat de mijn niet tot ontploffing is gebracht, is uitsluitend het gevolg van de omstandigheid dat via door de Poolse supermarkt geplaatste beveiligingscamera’s de handelingen van de verdachte en zijn mededader ‘live’ werden gezien en de politie werd ingeschakeld en snel ter plaatse was. Terwijl de verdachte en zijn medeverdachte nog bezig waren met het elektriciteitsdraad is de politie ter plaatse gearriveerd, waardoor de verdachte en de medeverdachte zijn gestopt en vervolgens zijn weggerend.
Zonder scrupules heeft de verdachte tegen betaling een zeer gewelddadige opdracht aangenomen en de mijn en jerrycans benzine onder zijn hoede genomen. De rechtbank neemt het de verdachte zeer kwalijk dat hij zich enkel heeft laten leiden door eigen winstbejag. Hierbij heeft de verdachte zich niets gelegen laten liggen aan de mogelijke gevolgen die zijn handelen had kunnen hebben. Uit het procesdossier en de verklaring van deskundige Dalmolen ter terechtzitting blijkt dat dit type antipersoneelsmijn niet eerder in NFI-onderzoeken is onderzocht en tevens nooit eerder door de Explosieven Opruimingsdienst Defensie is aangetroffen op Nederlands grondgebied. Dit type explosief is geproduceerd voor militaire doeleinden, van oorsprong Joegoslavische makelij en over de werking van de mijn rapporteert het NFI onder meer:
“Bij MRUD-antipersoneelsmijnen is de springstof aan de bolle zijde voorzien van een laag van circa 650 in hars gegoten metalen kogeltjes met een doorsnede van circa 6 millimeter. De metalen kogeltjes zijn bedoeld om aan de bolle zijde voor scherfwerking te zorgen wanneer de mijn tot ontploffing komt. Bij een ontploffing van een MRUD treden hitte, brisantie (de alles vernietigende uitwerking van springstof op zijn directe omgeving) en een schokgolf op. Door de gebogen vorm van het mijnlichaam treedt scherfwerking van de metalen kogeltjes op, in een boog van circa 60 graden.”Het NFI heeft de aangetroffen mijn en de twee jerrycans benzine gecontroleerd tot ontploffing gebracht en uit de foto’s bij het rapport explosievenonderzoek is af te leiden dat de combinatie een zeer grote vuurbal veroorzaakt. De schade zou bij ontploffing enorm zijn geweest.
De verdachte heeft niet alleen angst veroorzaakt bij de eigenaren van de supermarkt, maar ook zeer grote maatschappelijke onrust door een dergelijk explosief bij de supermarkt te plaatsen. Het door de verdachte gepleegde feit is temeer kwalijk nu er een aantal maanden eerder een reeks aan ontploffingen had plaatsgevonden bij Poolse supermarkten, waaronder bij deze Poolse supermarkt die net weer open zou gaan na de herstelwerkzaamheden aan de supermarkt na de vorige ontploffing.
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachteMet betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 24 februari 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder ter zake van soortgelijke feiten is veroordeeld. De rechtbank heeft ten nadele van de verdachte in aanmerking genomen dat hij in een proeftijd liep. Dit heeft de verdachte er kennelijk niet van weerhouden opnieuw een delict te begaan.
De rechtbank slaat verder acht op het psychologisch onderzoek dat over de verdachte is opgesteld. Uit het psychologisch rapport van mr. drs. R.A. Sterk (psycholoog), gedateerd 1 februari 2022, blijkt dat bij de verdachte sprake is van een disharmonisch intelligentieprofiel, een normoverschrijdende gedragsstoornis en een aandachtstekortstoornis. De verdachte functioneert over het geheel bezien als een jeugdige. Hij is sterk verbonden met zijn gezin van herkomst en met betrekking tot psychopathologie is er sprake van jeugdige en onrijpe gedragsproblematiek. De psycholoog adviseert, gelet op het vorenstaande, het jeugdstrafrecht toe te passen op de verdachte en aan hem een behandeling ten aanzien van de oppositionele problematiek op te leggen binnen een (deels) voorwaardelijk strafdeel. Ter terechtzitting heeft de deskundige zijn rapport nader toegelicht. Hij blijft bij de in het rapport opgenomen conclusies en adviezen. De psycholoog heeft aanvullend nog verklaard dat hij van oordeel is dat de verdachte niet goed nadenkt en stilstaat bij wat hij doet. Het lijkt erop dat het de laatste tijd goed gaat in de JJI, dit is mogelijk het gevolg van rijping. De rechtbank neemt de bevindingen en conclusies uit de rapportage over en maakt die tot de hare.
Ook slaat de rechtbank acht op het reclasseringsadvies van 31 januari 2022 ten behoeve van de raadkamer en het reclasseringsadvies van 21 februari 2022, beide opgesteld en ondertekend door [getuige] (reclasseringswerkster) en [getuige 2] (unitmanager), verbonden aan de Reclassering Nederland. Deze adviezen houden onder meer in dat het risico op recidive, letselschade en onttrekken aan voorwaarden – met terughoudendheid wegens de tot dan toe ontkennende houding – wordt ingeschat als gemiddeld. De verdachte is nog in de fase zich te verzetten tegen autoriteit om zijn eigen identiteit te ontwikkelen. Ook in de jeugdinrichting loopt hij hier tegenaan. Sinds enkele weken lijkt hierin een begin van verandering te komen en stelt hij zich iets constructiever op. De reclassering adviseert het jeugdstrafrecht toe te passen ten aanzien van de verdachte en hem een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met bijzondere voorwaarden. Ter terechtzitting heeft getuige Wiebe namens de reclassering het rapport nader toegelicht. Zij blijft bij de in het rapport opgenomen conclusies en adviezen. Zij heeft aanvullend verklaard dat het elektronisch toezicht in het kader van het locatieverbod en locatiegebod voor de duur van minimaal zes maanden zou moeten worden opgelegd.
Ten aanzien van de vraag of het volwassenenstrafrecht of het jeugdstrafrecht dient te worden toegepast, overweegt de rechtbank als volgt. De verdachte was ten tijde van het plegen van de bewezenverklaarde feiten 18 jaar oud en dus meerderjarig. In beginsel wordt ten aanzien van meerderjarige daders het volwassenenstrafrecht toegepast. De rechtbank kan echter op grond van artikel 77c Wetboek van Strafrecht, het sanctierecht voor jeugdigen toepassen bij een verdachte die ouder is dan 18 jaar en niet ouder is dan 23 jaar, indien zij daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het feit is begaan.
Zowel de officier van justitie als de raadsman hebben gesteld dat het jeugdstrafrecht dient te worden toegepast op de verdachte. Uit het reclasseringsrapport en het psychologisch rapport en de verklaringen van de reclasseringswerker en psycholoog ter zitting, is naar voren gekomen dat de verdachte in het algemeen functioneert als een jeugdige en pedagogische beïnvloeding te verwachten is zodat zij adviseren het jeugdstrafrecht op de verdachte toe te passen. Om deze redenen en mede gelet op het feit dat de verdachte de strafbare feiten slechts een maand na het bereiken van de 18-jarige leeftijd heeft gepleegd, ziet de rechtbank aanleiding het jeugdstrafrecht toe te passen.
De op te leggen straf
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat de verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. De rechtbank zal tevens bijzondere voorwaarden verbinden aan het voorwaardelijke strafdeel.
Dadelijk uitvoerbaar
Omdat er gezien de nog vereiste behandeling teneinde het recidiverisico in te perken ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zal de rechtbank bevelen dat de voorwaarden en het reclasseringstoezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.
7. Overige beslissingen omtrent in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen
De rechtbank is van oordeel dat de onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen dienen te worden teruggegeven aan de verdachte. Dit betreft de volgende goederen:
- 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: Goednummer: 1284658, Apple Iphone);
- 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: Goednummer: 1284674, wit, merk: Samsung);
- 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: Goednummer: 1284682, zwart, merk: Nokia);
- 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: Goednummer: 1284690, bruin, merk: Samsung).