ECLI:NL:RBNHO:2022:2617

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 maart 2022
Publicatiedatum
28 maart 2022
Zaaknummer
15.173673.21
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van poging tot ontploffing bij Poolse supermarkt in Beverwijk en voorhanden hebben antipersoneelsmijn

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 28 maart 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van een poging tot ontploffing bij een Poolse supermarkt in Beverwijk, alsook van het voorhanden hebben van een antipersoneelsmijn. De feiten vonden plaats op 28 juni 2021, toen de verdachte samen met een of meer anderen naar de supermarkt ging met brandbare stoffen en explosieve materialen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzet had op het teweegbrengen van een ontploffing, wat resulteerde in gemeen gevaar voor goederen en levens. De officier van justitie vorderde een bewezenverklaring van de feiten, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak, met de stelling dat er geen opzet was op ontploffing. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de tenlastegelegde feiten, maar sprak hem gedeeltelijk vrij van het levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank legde een jeugddetentie op van twintig maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden, en besloot tot toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/173673-21 en 13/306922-19 (vord tul) (P)
Uitspraakdatum: 28 maart 2022
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 14 maart 2022 in de zaak tegen:
[naam verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2003 te [geboorteplaats] (Egypte),
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] ,
thans gedetineerd in Rijks Justitiële Jeugdinrichting Horsterveen (Evertsoord).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. R. Funke Küpper en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. J.T.H.M. Mühren, advocaat te Purmerend, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, ten laste gelegd dat:
Feit 1
hij op of omstreeks 28 juni 2021 te Beverwijk tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door hem en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om opzettelijk een ontploffing te weeg te brengen in en/of bij een Poolse supermarkt gelegen aan de Beverhof, met dat opzet met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen,
- met twee jerrycans met brandbare stof(fen) en/of één of meer elektriciteitsdra(a)d(en) en/of een accu en/of een moker en/of een antipersoneelsmijn naar (de omgeving van) voornoemde Poolse supermarkt is gegaan en/of
- die twee jerrycans met brandbare stof(fen) en/of die elektriciteitsdra(a)d(en) en/of die accu en/of die moker en/of die antipersoneelsmijn heeft geïnstalleerd en/of opgesteld en/of geplaatst tegen en/of bij (de gevel van) voornoemde Poolse supermarkt en/of
en daarvan gemeen gevaar voor voornoemde supermarkt en/of goederen in voornoemde supermarkt en/of andere goederen en/of panden in de omgeving van voornoemde supermarkt, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor één of meer omwonenden en/of passanten, in elk geval voor een of meer personen, te duchten was, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair:
hij op of omstreeks 28 juni 2021 te Beverwijk tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten een misdrijf als bedoeld in artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht, zijnde het opzettelijk een ontploffing te weeg brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen of levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten is, opzettelijk voorwerpen en/of stoffen te weten twee jerrycans met brandbare stof(fen) en/of één of meer elektriciteitsdra(a)d(en) en/of een accu en/of een moker en/of een antipersoneelsmijn bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad;
Feit 2
hij op of omstreeks 28 juni 2021 te Beverwijk tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een wapen van categorie II, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een antipersoneelsmijn, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing voorhanden heeft gehad.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten. Er is sprake van levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel, nu zich in de omgeving van het winkelcentrum woningen bevinden en de politieagenten zijn komen aanrijden.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft algehele vrijspraak van het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde bepleit. Daarbij heeft hij zich op het standpunt gesteld dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte opzet heeft gehad op het tot ontploffing brengen van de antipersoneelsmijn. Er is hiertoe ook geen begin van uitvoering geweest. Het opzet van de verdachte was gericht op intimidatie of bedreiging, hetgeen niet is ten laste gelegd.
Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het in de tenlastelegging genoemde levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel, nu dit onvoldoende kan worden vastgesteld op basis van het dossier.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen die in
bijlage 1bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.2
Nadere bewijsmotivering
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte opzet heeft gehad op het teweegbrengen van een ontploffing en overweegt daartoe als volgt.
Uit het strafdossier en het verhandelde ter terechtzitting blijkt het volgende. De verdachte en zijn medeverdachte zijn op 28 juni 2021 naar de Poolse supermarkt aan de Beverhof in Beverwijk gegaan. Zij hadden een antipersoneelsmijn met elektriciteitsdraad, een accu, twee jerrycans gevuld met benzine en een moker bij zich en hebben deze neergezet bij een afvalcontainer bij de achtergevel van de supermarkt. Hierna zijn zij een rondje om het winkelcentrum – waarin de supermarkt gevestigd was – gelopen en zijn zij teruggekeerd naar hun spullen aan de achterzijde van de supermarkt. Vervolgens heeft medeverdachte [naam medeverdachte 1] de afvalcontainer nog geprobeerd te verplaatsen, hebben zij de eerder neergezette spullen nog verzet en hebben zij zich minutenlang bezig gehouden met het elektriciteitssnoer, om dit te ontrafelen en uit te rollen. De verdachten zijn weggerend toen zij merkten dat de politie kwam.
Uit het onderzoek van het NFI blijkt dat de aangetroffen en onderzochte materialen in deugdelijke staat verkeerden. Tevens bleken de materialen als volgt op de plaats delict aangetroffen te zijn. De slagpinnen waren reeds in de antipersoneelsmijn gedraaid en de mijn was verbonden met het elektriciteitsdraad. Het elektriciteitssnoer was verbonden met in elk geval één slagpin en aan het andere uiteinde van het elektriciteitssnoer bevonden zich lange ontblote kernen van de binnendraden. De aangetroffen accu was in goede conditie, over de polen werd spanning gemeten. De verdachten zijn slechts met hun handelingen gestopt doordat, terwijl zij nog bezig waren met de elektriciteitsdraad, de politie ter plaatse arriveerde. Voor het teweegbrengen van de ontploffing was na uitrollen van het snoer nog één handeling vereist, te weten het aansluiten van het elektriciteitsdraad op de accu. Uit het vorenstaande leidt de rechtbank af dat de verdachten opzet hebben gehad op het teweegbrengen van een ontploffing.
De verdachte heeft verklaard dat hij met zijn handelingen slechts tot doel had om een bedreiging uit te voeren. Het zou er volgens de verdachte zo echt mogelijk moeten uitzien, maar de mijn zou niet werken. Volgens de verdachte zou het geheel niet in deugdelijke staat zijn aangeleverd.
De rechtbank acht deze verklaring niet aannemelijk of geloofwaardig. In het bijzonder ligt bij die verklaring niet in de rede dat de spullen eerst op de juiste plek worden neergezet, en de verdachten vervolgens een rondje lopen om het winkelcentrum. Evenmin ligt bij die verklaring in de rede dat er nog handelingen met de container en de spullen worden verricht en minutenlang getracht wordt het snoer te ontrafelen en uit rollen, zeker nu de verdachte de camera had gezien. Tot slot past daarbij niet dat ook nog jerrycans gevuld met benzine zijn neergezet en een moker is meegenomen. De verdere verklaring van de verdachte dat de opdracht inhield met de moker de deur te vernielen en benzine naar binnen te gieten, lijkt eerder te passen bij het gericht zijn op vergroten van de impact van de ontploffing, dan bij het uitsluitend plaatsen van een zo echt mogelijk lijkende bom. Feitelijk bleek het geheel in deugdelijke staat te verkeren en waren zij nog slechts één handeling verwijderd van een ontploffing. Aan de geloofwaardigheid van de verdachte draagt verder niet bij dat de verdachte, die zichzelf met zijn verklaring nu van een veel zwaarder strafbaar feit wil vrijpleiten, eerst ter zitting hiermee komt nadat hij zich maanden op zijn zwijgrecht heeft beroepen en steeds heeft ontkend er iets mee te maken te hebben.
De rechtbank acht het onder feit 1 primair ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.
3.3.3
Partiële vrijspraak feit 1 primair
Met de raadsman, en anders dan de officier van justitie, acht de rechtbank niet bewezen dat bij de poging tot ontploffing levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen te duchten was. Op basis van het dossier kan bij gebreke van voldoende concrete onderzoeksbevindingen ter zake niet wettig en overtuigend worden vastgesteld dat dergelijk gevaar ten tijde van de ontploffing naar algemene ervaringsregels voorzienbaar zou zijn geweest.
In het bijzonder kan niet worden vastgesteld dat voorzienbaar was dat zich personen in de nabijheid zouden hebben bevonden van de plaats delict indien dit voltooid zou zijn. Het bewezenverklaarde feit vond plaats in de nachtelijke uren, waarbij uit de camerabeelden blijkt dat zich buiten de verdachten niemand op straat bevond. Verder staat in het proces verbaal bevindingen van 11 maart 2022 onder meer dat het Beverhof waar de supermarkt is gevestigd, een winkelcentrum betreft waar winkels, bedrijven en horeca is gevestigd. Hier zijn geen woningen. Tegenover de plaats delict is een groen gedeelte te zien, daar is een kerk gesitueerd, met daaromheen een groenstrook. Verder wordt wel beschreven waar zich in de buurt woningen bevinden, maar niet is gerelateerd op welke afstand de meest nabijgelegen woningen zich bevinden en of levensgevaar voorzienbaar zou zijn geweest voor die bewoners.
De rechtbank spreekt de verdachte aldus vrij van dat deel van de tenlastelegging dat ziet op het levensgevaar en het gevaar voor zwaar lichamelijk letsel.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
Feit 1
hij op 28 juni 2021 te Beverwijk tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door hem en zijn mededader voorgenomen misdrijf om opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen bij een Poolse supermarkt gelegen aan de Beverhof, met dat opzet met zijn mededader,
- met twee jerrycans met brandbare stof en één elektriciteitsdraad en een accu en een moker en een antipersoneelsmijn naar voornoemde Poolse supermarkt is gegaan en
- die twee jerrycans met brandbare stof en die elektriciteitsdraad en die accu en die antipersoneelsmijn heeft opgesteld en/of geplaatst bij de gevel van voornoemde Poolse supermarkt,
en daarvan gemeen gevaar voor voornoemde supermarkt en goederen in voornoemde supermarkt en andere goederen en panden in de omgeving van voornoemde supermarkt te duchten was, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 2
hij op 28 juni 2021 te Beverwijk tezamen en in vereniging met een ander een wapen van categorie II, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een antipersoneelsmijn, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing, voorhanden heeft gehad.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
medeplegen van poging tot opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
en
feit 2:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht het adolescentenstrafrecht toe te passen en heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot twintig maanden jeugddetentie, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met daarbij de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om het adolescentenstrafrecht toe te passen. Voor feit 2 acht de raadsman een jeugddetentie van twee maanden passend. Indien de rechtbank toch tot bewezenverklaring van feit 1 zou komen, wijst de raadsman erop dat de eis te hoog is, ook in het licht van door hem genoemde jurisprudentie. Een jeugddetentie van maximaal tien maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren acht hij passend. Aan het voorwaardelijke strafdeel kunnen de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering worden gekoppeld, met dien verstande dat de avondklok voor een maximale duur van drie maanden dient te gelden. Ten aanzien van de geëiste dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, nu hij daar het voordeel van ziet. Subsidiair kan aan de verdachte een jeugddetentie voor de duur van twaalf maanden waarvan vier voorwaardelijk worden opgelegd.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een zeer ernstig feit, te weten het medeplegen van een poging tot het opzettelijk tot ontploffing brengen van een antipersoneelsmijn. De verdachte is, samen met de medeverdachte, in de nacht van 28 juni 2021 naar een Poolse supermarkt in Beverwijk gegaan. Zij hadden – onder meer – de antipersoneelsmijn met een accu en twee met benzine gevulde jerrycans bij zich en hebben deze bij de supermarkt geplaatst. Dat het feit niet is voltooid en dat de mijn niet tot ontploffing is gebracht, is uitsluitend het gevolg van de omstandigheid dat via door de Poolse supermarkt geplaatste beveiligingscamera’s de handelingen van de verdachte en zijn mededader ‘live’ werden gezien en de politie werd ingeschakeld en snel ter plaatse was. Terwijl de verdachte en zijn medeverdachte nog bezig waren met het elektriciteitsdraad is de politie ter plaatse gearriveerd, waardoor de verdachte en de medeverdachte zijn gestopt en vervolgens zijn weggerend.
Zonder scrupules heeft de verdachte tegen betaling een zeer gewelddadige opdracht aangenomen en de mijn en jerrycans benzine onder zijn hoede genomen. De rechtbank neemt het de verdachte zeer kwalijk dat hij zich enkel heeft laten leiden door eigen winstbejag. Hierbij heeft de verdachte zich niets gelegen laten liggen aan de mogelijke gevolgen die zijn handelen had kunnen hebben. Uit het procesdossier en de verklaring van deskundige Dalmolen ter terechtzitting blijkt dat dit type antipersoneelsmijn niet eerder in NFI-onderzoeken is onderzocht en tevens nooit eerder door de Explosieven Opruimingsdienst Defensie is aangetroffen op Nederlands grondgebied. Dit type explosief is geproduceerd voor militaire doeleinden, van oorsprong Joegoslavische makelij en over de werking van de mijn rapporteert het NFI onder meer:
“Bij MRUD-antipersoneelsmijnen is de springstof aan de bolle zijde voorzien van een laag van circa 650 in hars gegoten metalen kogeltjes met een doorsnede van circa 6 millimeter. De metalen kogeltjes zijn bedoeld om aan de bolle zijde voor scherfwerking te zorgen wanneer de mijn tot ontploffing komt. Bij een ontploffing van een MRUD treden hitte, brisantie (de alles vernietigende uitwerking van springstof op zijn directe omgeving) en een schokgolf op. Door de gebogen vorm van het mijnlichaam treedt scherfwerking van de metalen kogeltjes op, in een boog van circa 60 graden.”Het NFI heeft de aangetroffen mijn en de twee jerrycans benzine gecontroleerd tot ontploffing gebracht en uit de foto’s bij het rapport explosievenonderzoek is af te leiden dat de combinatie een zeer grote vuurbal veroorzaakt. De schade zou bij ontploffing enorm zijn geweest.
De verdachte heeft niet alleen angst veroorzaakt bij de eigenaren van de supermarkt, maar ook zeer grote maatschappelijke onrust door een dergelijk explosief bij de supermarkt te plaatsen. Het door de verdachte gepleegde feit is temeer kwalijk nu er een aantal maanden eerder een reeks aan ontploffingen had plaatsgevonden bij Poolse supermarkten, waaronder bij deze Poolse supermarkt die net weer open zou gaan na de herstelwerkzaamheden aan de supermarkt na de vorige ontploffing.
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachteMet betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 24 februari 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder ter zake van soortgelijke feiten is veroordeeld. De rechtbank heeft ten nadele van de verdachte in aanmerking genomen dat hij in een proeftijd liep. Dit heeft de verdachte er kennelijk niet van weerhouden opnieuw een delict te begaan.
De rechtbank slaat verder acht op het psychologisch onderzoek dat over de verdachte is opgesteld. Uit het psychologisch rapport van mr. drs. R.A. Sterk (psycholoog), gedateerd 1 februari 2022, blijkt dat bij de verdachte sprake is van een disharmonisch intelligentieprofiel, een normoverschrijdende gedragsstoornis en een aandachtstekortstoornis. De verdachte functioneert over het geheel bezien als een jeugdige. Hij is sterk verbonden met zijn gezin van herkomst en met betrekking tot psychopathologie is er sprake van jeugdige en onrijpe gedragsproblematiek. De psycholoog adviseert, gelet op het vorenstaande, het jeugdstrafrecht toe te passen op de verdachte en aan hem een behandeling ten aanzien van de oppositionele problematiek op te leggen binnen een (deels) voorwaardelijk strafdeel. Ter terechtzitting heeft de deskundige zijn rapport nader toegelicht. Hij blijft bij de in het rapport opgenomen conclusies en adviezen. De psycholoog heeft aanvullend nog verklaard dat hij van oordeel is dat de verdachte niet goed nadenkt en stilstaat bij wat hij doet. Het lijkt erop dat het de laatste tijd goed gaat in de JJI, dit is mogelijk het gevolg van rijping. De rechtbank neemt de bevindingen en conclusies uit de rapportage over en maakt die tot de hare.
Ook slaat de rechtbank acht op het reclasseringsadvies van 31 januari 2022 ten behoeve van de raadkamer en het reclasseringsadvies van 21 februari 2022, beide opgesteld en ondertekend door [getuige] (reclasseringswerkster) en [getuige 2] (unitmanager), verbonden aan de Reclassering Nederland. Deze adviezen houden onder meer in dat het risico op recidive, letselschade en onttrekken aan voorwaarden – met terughoudendheid wegens de tot dan toe ontkennende houding – wordt ingeschat als gemiddeld. De verdachte is nog in de fase zich te verzetten tegen autoriteit om zijn eigen identiteit te ontwikkelen. Ook in de jeugdinrichting loopt hij hier tegenaan. Sinds enkele weken lijkt hierin een begin van verandering te komen en stelt hij zich iets constructiever op. De reclassering adviseert het jeugdstrafrecht toe te passen ten aanzien van de verdachte en hem een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met bijzondere voorwaarden. Ter terechtzitting heeft getuige Wiebe namens de reclassering het rapport nader toegelicht. Zij blijft bij de in het rapport opgenomen conclusies en adviezen. Zij heeft aanvullend verklaard dat het elektronisch toezicht in het kader van het locatieverbod en locatiegebod voor de duur van minimaal zes maanden zou moeten worden opgelegd.
Ten aanzien van de vraag of het volwassenenstrafrecht of het jeugdstrafrecht dient te worden toegepast, overweegt de rechtbank als volgt. De verdachte was ten tijde van het plegen van de bewezenverklaarde feiten 18 jaar oud en dus meerderjarig. In beginsel wordt ten aanzien van meerderjarige daders het volwassenenstrafrecht toegepast. De rechtbank kan echter op grond van artikel 77c Wetboek van Strafrecht, het sanctierecht voor jeugdigen toepassen bij een verdachte die ouder is dan 18 jaar en niet ouder is dan 23 jaar, indien zij daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het feit is begaan.
Zowel de officier van justitie als de raadsman hebben gesteld dat het jeugdstrafrecht dient te worden toegepast op de verdachte. Uit het reclasseringsrapport en het psychologisch rapport en de verklaringen van de reclasseringswerker en psycholoog ter zitting, is naar voren gekomen dat de verdachte in het algemeen functioneert als een jeugdige en pedagogische beïnvloeding te verwachten is zodat zij adviseren het jeugdstrafrecht op de verdachte toe te passen. Om deze redenen en mede gelet op het feit dat de verdachte de strafbare feiten slechts een maand na het bereiken van de 18-jarige leeftijd heeft gepleegd, ziet de rechtbank aanleiding het jeugdstrafrecht toe te passen.
De op te leggen straf
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat de verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. De rechtbank zal tevens bijzondere voorwaarden verbinden aan het voorwaardelijke strafdeel.
Dadelijk uitvoerbaar
Omdat er gezien de nog vereiste behandeling teneinde het recidiverisico in te perken ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zal de rechtbank bevelen dat de voorwaarden en het reclasseringstoezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.
7. Overige beslissingen omtrent in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen
De rechtbank is van oordeel dat de onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen dienen te worden teruggegeven aan de verdachte. Dit betreft de volgende goederen:
  • 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: Goednummer: 1284658, Apple Iphone);
  • 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: Goednummer: 1284674, wit, merk: Samsung);
  • 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: Goednummer: 1284682, zwart, merk: Nokia);
  • 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: Goednummer: 1284690, bruin, merk: Samsung).

8.Vordering tot tenuitvoerlegging

Bij vonnis van 28 oktober 2020 in de zaak met parketnummer 13/306922-19 heeft de kinderrechter te Amsterdam de verdachte ter zake van diefstal met geweld in vereniging en diefstal veroordeeld tot onder meer een voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 76 uren. Ten aanzien van die voorwaardelijke straf is de proeftijd op twee jaren bepaald onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. De mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering is op 16 november 2020 aan de verdachte toegezonden.
De bij genoemd vonnis vastgestelde proeftijd is ingegaan op 11 november 2020 en was ten tijde van het indienen van de vordering van de officier van justitie niet geëindigd.
De officier van justitie vordert thans dat de rechtbank zal gelasten dat die voorwaardelijke straf alsnog ten uitvoer zal worden gelegd. De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank heeft bij het onderzoek ter terechtzitting bevonden dat zij bevoegd is over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering dient te worden toegewezen, nu uit de overige inhoud van dit vonnis blijkt dat de verdachte niet heeft nageleefd de voorwaarde dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.

9. Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
  • 45, 47, 55, 77c, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 157 van het Wetboek van Strafrecht;
  • 26 en 55 van de Wet Wapens en Munitie.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezenverklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van
16 [zestien] maanden. Beveelt dat van deze jeugddetentie een gedeelte, groot 6 [zes] maanden
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van 2 [twee] jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat:
-
Meldplicht bij de reclassering
de veroordeelde zich na ommekomst van zijn detentie binnen één werkdag na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland op het adres Wibautstraat 12, 1091 GM te Amsterdam. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
-
Ambulante behandeling
de veroordeelde zich laat behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo spoedig mogelijk. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.
-
Contactverbod
de veroordeelde op geen enkele wijze - direct of indirect - contact heeft of zoekt met [naam medeverdachte 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2001 te Teheran (Iran).
-
Locatieverbod
de veroordeelde zich gedurende de proeftijd niet bevindt in de gemeente Beverwijk en een straal van 5 [vijf] kilometer daaromheen. Bij dit vonnis is als
bijlage 2een kaart gevoegd waarin dit gebied staat ingetekend. Als de reclassering het noodzakelijk acht om voor een doelmatige uitvoering van het toezicht op de naleving van de bijzondere voorwaarden de periode, tijd of locatie aan te passen, dan zal zij hierover overleggen met de opdrachtgever. Het locatieverbod wordt gecontroleerd door middel van een elektronisch monitoringsmiddel.
-
Locatiegebod
de veroordeelde zich gedurende de proeftijd dient te bevinden op het adres [adres 2] te Amsterdam, of een andere vestiging van Multi Plus Zorg. Bij de start van het toezicht hoeft de veroordeelde op doordeweekse dagen met dagbesteding een aaneengesloten blok van maximaal 12 [twaalf] respectievelijk 15 [vijftien] uur niet op het op het verblijfsadres te zijn. Op dagen zonder opleiding, (vrijwilligers)werk of behandeling is dat 2 [twee] uur. In de weekenden heeft de veroordeelde een aaneengesloten blok van 4 [vier] uur per dag vrij te besteden. De Reclassering kan, indien noodzakelijk voor een doelmatige uitvoering van het toezicht op de naleving van de bijzondere voorwaarden, de periode, tijd of locatie aanpassen. De veroordeelde werkt mee aan elektronisch monitoring op dit locatiegebod en het locatieverbod. De aansluiting van het elektronische monitoringmiddel zal plaatsvinden op de laatste dag van de jeugddetentie, alvorens de veroordeelde in vrijheid wordt gesteld. De aansluiting zal plaatsvinden in RJJI Horsterveen, althans het detentieadres van de veroordeelde. De veroordeelde dient, zodra hij bij Multi Plus Zorg is aangekomen, contact op te nemen met de bureaudienst van de reclassering, op het volgende telefoonnummer:
088- [telefoonnummer] .
-
Avondklok
de veroordeelde dagelijks vanaf 19:00 uur op het adres van Multi Plus Zorg verblijft, zoals genoemd in het locatiegebod, voor een maximale duur van zes maanden of zoveel korter als de reclassering dat noodzakelijk acht.
-
Meewerken aan middelencontrole
de veroordeelde meewerkt aan het in kaart brengen van het gebruik van verdovende middelen, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. Het gebruik van een blaastest of urinecontrole kan daar onderdeel van zijn.
-
Volgen van een opleiding
de veroordeelde een opleiding volgt indien en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
-
Beschermd wonen/maatschappelijke opvang
de veroordeelde verblijft in een beschermde woonvorm van Multipluszorg of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 7aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Beveelt dat de op grond van artikel 77z gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 77aa uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beslissing ten aanzien van het beslag
Gelast de teruggave aan de verdachte van de volgende goederen:
  • 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: Goednummer: 1284658, Apple Iphone);
  • 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: Goednummer: 1284674, wit, merk: Samsung);
  • 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: Goednummer: 1284682, zwart, merk: Nokia);
  • 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: Goednummer: 1284690, bruin, merk: Samsung).
Beslissing ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging
Wijst toe de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 13/306922-19 en gelast de tenuitvoerlegging van de niet ten uitvoer gelegde werkstraf voor de duur van 76 uren, opgelegd bij vonnis van de kinderrechter te Amsterdam d.d. 28 oktober 2020.
Bepaalt dat verdachte deze werkstraf binnen een termijn van 9 maanden dient uit te voeren.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.D. Overbeek, voorzitter,
mr. P.E. van der Veen, rechter, en mr. M.C.A. Onderwater, rechter, tevens kinderrechter,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.S. Jansen,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 maart 2022.
mr. P.E. van der Veen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.