ECLI:NL:RBNHO:2022:2600

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 maart 2022
Publicatiedatum
25 maart 2022
Zaaknummer
8284993 \ CV EXPL 20-882
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor annulering van vlucht door mist en de verplichtingen van de vervoerder

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 23 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en de vervoerder, Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft, over de annulering van een vlucht. De passagier had een vervoersovereenkomst gesloten voor een vlucht van Amsterdam-Schiphol naar Poznan via Frankfurt, die op 22 oktober 2019 werd geannuleerd. De passagier vorderde compensatie van € 250,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij annuleringen.

De vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk mist op de luchthaven van Poznan. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder onvoldoende had aangetoond dat de mist zodanig was dat de vliegveiligheid in het geding zou komen. De vervoerder had METAR-gegevens overgelegd, maar deze waren niet voldoende om aan te tonen dat de vlucht niet kon landen. De kantonrechter concludeerde dat de vervoerder geen beroep kon doen op buitengewone omstandigheden en dat de passagier recht had op compensatie.

De kantonrechter heeft de vordering van de passagier toegewezen, inclusief de wettelijke rente over het compensatiebedrag, en de proceskosten aan de zijde van de passagier vergoed. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten werd afgewezen, omdat de passagier onvoldoende had aangetoond dat deze kosten gerechtvaardigd waren. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8284993 \ CV EXPL 20-882
Uitspraakdatum: 23 maart 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[de passagier]
wonende te [woonplaats] (Polen)
eiser
hierna te noemen de passagier
gemachtigde mr. D.E. Lof
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft
gevestigd te Keulen (Duitsland)
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. L.E. Schalk

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 18 december 2019 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport via Frankfurt am Main Airport, Frankfurt (Duitsland) naar Lawica Airport, Poznan (Polen) op 22 oktober 2019.
2.2.
De vlucht van Frankfurt naar Poznan, hierna: de vlucht, is geannuleerd.
2.3.
De passagier heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde annulering.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagier vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 250,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf datum vlucht tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 37,50 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat de vervoerder vanwege de annulering van de vlucht gehouden is de passagier te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Hij voert aan dat de vlucht is geannuleerd als gevolg van buitengewone omstandigheden, te weten mist waardoor het zicht te beperkt was om te kunnen landen.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Niet in geschil is dat de vlucht van de passagier is geannuleerd, zodat er in beginsel een compensatieplicht op de vervoerder rust. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. In de punten 14 en 15 van de considerans van de Verordening staat dat dergelijke omstandigheden zich onder meer kunnen voordoen in geval van onverwachte vliegveiligheidsproblemen, weersomstandigheden die de uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen en wanneer een besluit van de luchtverkeersleiding voor een specifiek toestel op een specifieke dag een langdurige vertraging, een vertraging van een nacht of de annulering van één of meer vluchten van dat vliegtuig veroorzaakt.
5.3.
De vraag die thans voorligt is of de vervoerder met de door hem overgelegde producties en zijn toelichting daarop voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de langdurige vertraging van de passagier op de eindbestemming het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden.
5.4.
Ter onderbouwing van de gestelde slechte weersomstandigheden heeft de vervoerder METAR gegevens van de luchthaven Poznan overgelegd. Volgens de vervoerder volgt hieruit dat vanaf 17:30 uur UTC dan wel 19:30 uur lokale tijd sprake was van mist op de luchthaven. Voorts heeft de vervoerder een interne e-mail overgelegd van 17 maart 2020 waarin staat dat om 19:34 uur UTC is besloten om de vlucht te annuleren in verband met de mist in Poznan en dat er geen -veilig- alternatief voorhanden was, hetgeen ook zou volgen uit het dagrapport van de vervoerder. De luchthaven van Poznan was in verband met de mist een ‘no-go-area’, althans het was waarschijnlijk dat niet in Poznan kon worden geland, aldus de vervoerder.
5.5.
De kantonrechter overweegt als volgt. Uit de overgelegde METAR gegevens volgt weliswaar dat sprake was van mist te Poznan, maar de vervoerder heeft tegenover de betwisting van de passagier onvoldoende onderbouwd dat de vlucht als gevolg hiervan niet zou kunnen landen. Dit temeer, nu de vervoerder eveneens heeft aangevoerd dat mist een omstandigheid is die in Polen vaak voorkomt. Het had dan ook op de weg van de vervoerder gelegen om te onderbouwen dat de mist op de onderhavige dag dusdanig was dat de vliegveiligheid in het geding zou komen. De verwijzing naar METAR gegevens waarin enkel staat ‘fog’ is hiervoor onvoldoende. De interne e-mail dan wel het dagrapport van de vervoerder maken dit ook niet anders. Hieruit volgt immers evenmin in welke mate de vliegveiligheid, vanwege de mist, in het geding zou komen bij uitvoering van de vlucht als gevolg waarvan de vervoerder genoodzaakt was om de vlucht te annuleren. De vervoerder komt derhalve geen beroep op buitengewone omstandigheden toe. De vraag of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging van de passagier op de eindbestemming te voorkomen dan wel te beperken hoeft derhalve geen bespreking.
5.6.
Nu de vervoerder voor het overige geen verweer heeft gevoerd, zal de vordering tot betaling van de hoofdsom, gelet op de annulering van de vlucht worden toegewezen
5.7.
De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
5.8.
De passagier heeft een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. De vervoerder heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De passagier heeft hiertegenover onvoldoende aangetoond en onderbouwd dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten moet daarom worden afgewezen.
5.9.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat deze ongelijk krijgt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagier van € 250,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag van 22 oktober 2019 tot aan de dag van voldoening van dit bedrag;
6.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagier tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 99,01;
griffierecht € 83,00;
salaris gemachtigde € 150,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter