In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 15 maart 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiseres en gedaagde. Eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. P.H. Visser, vorderde een contact- en gebiedsverbod tegen gedaagde, die werd bijgestaan door advocaat mr. R.H. Bouwman. De partijen hadden een affectieve relatie van medio 2019 tot eind 2021, maar na de beëindiging van de relatie ondervond eiseres stelselmatig terreur van gedaagde. Eiseres stelde dat gedaagde haar onophoudelijk benaderde, dreigde met geweld en zich in de buurt van haar woning ophield. Eiseres deed aangifte van mishandeling door gedaagde, en de strafzaak zou op 23 mei 2022 worden behandeld.
De voorzieningenrechter oordeelde dat er sprake was van een spoedeisend belang bij de vorderingen van eiseres. Ondanks het verweer van gedaagde, die stelde dat hij zich aan een eerder opgelegde gedragsaanwijzing hield, was de rechter van mening dat er voldoende aanwijzingen waren voor een reële dreiging van toekomstig onrechtmatig handelen. De rechter wees de vorderingen van eiseres toe, inclusief het contact- en gebiedsverbod voor een periode van zes maanden, en legde een dwangsom op voor het geval gedaagde zich niet aan de verboden zou houden. Tevens werd gedaagde veroordeeld om zijn spullen binnen veertien dagen op te halen uit de woning van eiseres, met de mogelijkheid voor eiseres om deze te laten afvoeren of vernietigen indien gedaagde hier niet aan voldeed. De proceskosten werden aan gedaagde opgelegd.