ECLI:NL:RBNHO:2022:2526

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 maart 2022
Publicatiedatum
23 maart 2022
Zaaknummer
9469689
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanneming van werk zonder prijsafspraak; redelijke prijs op basis van eenheidsprijzen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 23 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap Onneweer Electrotechniek B.V. en een gedaagde partij. De eiseres, Onneweer, had een vordering ingesteld tegen de gedaagde, die niet op de hoogte was van de mondelinge behandeling en niet was verschenen. De vordering betrof een factuur van € 5.788,40 voor installatiewerkzaamheden die Onneweer had verricht op verzoek van de gedaagde. De partijen hadden een mondelinge overeenkomst van aanneming van werk gesloten, maar er was geen prijs overeengekomen. De kantonrechter oordeelde dat de opdrachtnemer een redelijke prijs verschuldigd is, en dat de door Onneweer gefactureerde eenheidsprijzen een redelijke prijs opleverden, omdat deze prijzen ten tijde van het sluiten van de overeenkomst gebruikelijk waren en niet buitensporig waren.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde de factuur ondanks meerdere aanmaningen niet had betaald. De rechter heeft de vordering van Onneweer in hoofdsom toegewezen, maar de gevorderde buitengerechtelijke kosten afgewezen, omdat niet was aangetoond dat een kosteloze aanmaning had plaatsgevonden. De wettelijke rente werd toegewezen vanaf de dag van de dagvaarding, en de proceskosten werden aan de gedaagde opgelegd, omdat deze hoofdzakelijk ongelijk kreeg. De uitspraak werd gedaan door mr. I.H. Lips en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 9469689 \ CV EXPL 21-4820 IL
Uitspraakdatum: 23 maart 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap
Onneweer Electrotechniek B.V.
gevestigd te Blokker
eiseres
verder te noemen: Onneweer
gemachtigde: H.G.M. Bouwhuis (gerechtsdeurwaarder)
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
procederend in persoon
De zaak in het kort
Partijen hebben een mondelinge overeenkomst van aanneming van werk gesloten. Daarbij zijn zij geen prijs overeengekomen. Dat betekent dat de opdrachtnemer een redelijke prijs aan de opdrachtgever moet betalen. De kantonrechter oordeelt dat de door de opdrachtgever gefactureerde eenheidsprijzen een redelijke prijs opleveren, omdat deze prijs ten tijde van het sluiten van de overeenkomst gewoonlijk werd bedongen en geen sprake is van een buitensporige prijs.

1.Het procesverloop

1.1.
Onneweer heeft bij dagvaarding van 21 september 2021 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Op 12 januari 2022 heeft een zitting plaatsgevonden. Onneweer is verschenen bij [xxx] (directeur), bijgestaan door de gemachtigde. [gedaagde] is, zonder afbericht, niet verschenen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat Onneweer ter toelichting van haar standpunt naar voren heeft gebracht. Onneweer heeft gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd.
1.3.
Na de zitting heeft [gedaagde] aangegeven dat zij niet op de hoogte was van de mondelinge behandeling. Zij is vervolgens in de gelegenheid gesteld om schriftelijk te reageren op het verhandelde ter zitting, zoals weergegeven in het proces-verbaal van de zitting van 12 januari 2022. [gedaagde] heeft schriftelijk gereageerd.

2.De feiten

2.1.
Onneweer heeft omstreeks 19 mei 2021 installatiewerkzaamheden voor [gedaagde] verricht en haar daarvoor op 6 juni 2021 een factuur van € 5.788,40 gestuurd.
2.2.
[gedaagde] heeft de factuur ondanks verschillende aanmaningen niet betaald.

3.Het geschil

3.1.
Onneweer vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van de factuur (€ 5.788,40), de buitengerechtelijke kosten (€ 644,42) en de overeengekomen wettelijke rente (€ 39,96 berekend tot aan 21 september 2021).
3.2.
[gedaagde] voert verweer, dat de kantonrechter hierna zal bespreken.

4.De beoordeling

4.1.
Deze zaak gaat over de vraag of [gedaagde] de factuur van Onneweer moet betalen.
Mondelinge overeenkomst van aanneming van werk
4.2.
Partijen zijn het erover eens dat Onneweer haar werkzaamheden op verzoek en voor rekening van [gedaagde] heeft verricht en dat [gedaagde] daarvoor op zich een prijs verschuldigd is. Daarmee staat vast dat tussen partijen een overeenkomst van opdracht tot stand is gekomen. Deze overeenkomst is aan te merken als een overeenkomst van aanneming van werk.
4.3.
[gedaagde] voert aan dat er geen schriftelijke overeenkomst of offerte is en partijen geen richtprijs zijn overeengekomen, maar dat hoeft ook niet. Rechtshandelingen kunnen namelijk vormvrij worden verricht. Een overeenkomst kan dus ook mondeling tot stand komen, zoals in deze zaak het geval is. Voor de totstandkoming van een overeenkomst van aanneming van werk is ook geen bepaalde prijs vereist. [1]
4.4.
Partijen zijn het erover eens dat vooraf niet is gesproken over de prijs van de werkzaamheden. [gedaagde] voert aan dat Onneweer haar had moeten wijzen op of waarschuwen voor de kosten, maar daartoe is Onneweer op zichzelf niet verplicht. [gedaagde] verwijst in haar dupliek nog in algemene zin naar de leveringsvoorwaarden en voert aan dat er een begroting gemaakt en besproken wordt met opdrachtgevers, maar zij heeft daar geen gevolg aan verbonden. Voor zover [gedaagde] bedoelt dat Onneweer op dit punt tekort geschoten is en zij daarom de factuur niet hoeft te betalen, heeft zij dat verweer onvoldoende onderbouwd.
De gefactureerde prijs is redelijk
4.5.
Omdat de prijs niet bij het sluiten van de overeenkomst is bepaald, is [gedaagde] een redelijke prijs verschuldigd. Bij de bepaling van de prijs wordt rekening gehouden met de door de aannemer ten tijde van het sluiten van de overeenkomst gewoonlijk bedongen prijzen en met de door hem ter zake van de vermoedelijke prijs gewekte verwachtingen. [2]
4.6.
Uit het dossier blijkt niet dat Onneweer ter zake van de vermoedelijke prijs bepaalde verwachtingen heeft gewekt. De kantonrechter begrijpt uit het verweer van [gedaagde] dat dat volgens haar juist niet het geval is. Het komt in deze zaak dus aan op de door Onneweer ten tijde van het sluiten van de overeenkomst gewoonlijk bedongen prijzen.
4.7.
Onneweer stelt dat zij eenheidsprijzen hanteert en de ten tijde van het sluiten van de overeenkomst geldende eenheidsprijzen heeft gefactureerd. In die prijzen zitten de kosten voor arbeid, materiaal, afmonteren en inbedrijfstellen, zodat iedere klant exact weet wat de verschillende werkzaamheden kosten. Op de zitting heeft Onneweer toegelicht dat zij een nacalculatie heeft verricht op basis van werkbonnen en daaruit is gebleken dat alle voor het werk gebruikte materialen en verrichte uren meer bedragen dan de aan [gedaagde] gefactureerde eenheidsprijzen. Volgens Onneweer is er in dit geval 31 uur arbeid verricht (inclusief reistijd), zijn de kosten vermeerderd met de materiaalkosten € 1.000,00 meer dan wat er gefactureerd is en heeft [gedaagde] in feite dus al een forse korting gehad. [gedaagde] heeft deze stellingen van Onneweer niet weersproken. De kantonrechter gaat er daarom van uit dat deze stellingen van Onneweer juist zijn.
4.8.
Onneweer heeft ook de prijs voor het boorwerk (€ 675,00) toegelicht. Volgens Onneweer moest er veel geboord worden, heeft zij daarvoor een derde ingehuurd die dergelijk specialistisch boorwerk doet en ook eenheidsprijzen hanteert en heeft zij de factuur van die derde een op een doorberekend. [gedaagde] heeft daartegenover onvoldoende gesteld en onderbouwd dat, of waarom, deze opgave en prijs niet kloppen. Haar stelling dat er twee gaten geboord zijn, is niet genoeg tegenover de onderbouwing van Onneweer. [gedaagde] voert bij dupliek voor het eerst aan dat het boren van de twee gaten vooraf niet is besproken en er geen toestemming is gegeven, maar dat verweer voert zij te laat, omdat Onneweer daar niet meer op kan reageren. Hierbij weegt mee dat uit de door Onneweer overgelegde correspondentie blijkt dat [gedaagde] dit verweer voorafgaand aan de procedure niet heeft gevoerd. In die correspondentie is alleen aangevoerd dat de kosten “erg ruim bemeten” zijn. De kantonrechter volgt daarom ook op dit onderdeel de onvoldoende weersproken stelling van Onneweer.
4.9.
[gedaagde] voert bij antwoord aan dat een vakman gemiddeld € 45,00 per uur rekent en de factuur van Onneweer buitensporig hoog is. Onneweer heeft dat op de zitting betwist. Volgens Onneweer hanteert zij in geval van spoedgevallen een hoger uurloon dan normaal (€ 67,50), maar wordt in de gehanteerde eenheidsprijzen gerekend met een lager uurloon (€ 49,50) en pakt dat in dit geval, zoals gezegd, voordelig voor [gedaagde] uit. Bij dupliek stelt [gedaagde] vervolgens - in afwijking van haar eerdere stelling - dat een vakman gemiddeld € 40,00 per uur rekent en dat zij rekening heeft gehouden met ‘normale’ materiaalkosten, dat wil zeggen kosten op basis van de prijzen van diverse bouwmarkten. Maar [gedaagde] heeft deze stelling niet onderbouwd, bijvoorbeeld met een verklaring van een deskundige of overzichten van de bedoelde prijzen. Dat had zij - gezien de tegenstrijdigheid in de door haar genoemde bedragen en de toelichting van Onneweer - wel moeten doen. De kantonrechter volgt daarom ook op dit punt de stelling van Onneweer.
4.10.
De kantonrechter oordeelt op basis van het voorgaande dat Onneweer de ten tijde van het sluiten van de overeenkomst de gewoonlijk bedongen prijs (de eenheidsprijzen per werk) en daarmee een redelijke prijs in rekening heeft gebracht. Het verweer van [gedaagde] dat de gehanteerde tarieven onredelijk of buitensporig zijn, is onvoldoende onderbouwd en wordt verworpen.
4.11.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van Onneweer in hoofdsom zal toewijzen.
Geen buitengerechtelijke kosten
4.12.
De kantonrechter zal de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten afwijzen, omdat gesteld noch gebleken is dat een kosteloze aanmaning conform de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW heeft plaatsgevonden.
Wettelijke rente
4.13.
Onneweer vordert de in haar algemene voorwaarden overeengekomen wettelijke rente. [gedaagde] betwist dat die voorwaarden zijn overeengekomen. De kantonrechter laat dit geschilpunt in het midden, omdat [gedaagde] de gevorderde wettelijke rente sowieso op grond van de wet verschuldigd is. [3] Onneweer stelt niet vanaf welke datum zij de al vervallen wettelijke rente heeft berekend of vanaf wanneer [gedaagde] de rente verschuldigd is. De kantonrechter zal de wettelijke rente daarom toewijzen over de hoofdsom vanaf de dag van de dagvaarding (21 september 2021) tot aan de dag van betaling.
Proceskosten
4.14.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat zij hoofdzakelijk ongelijk krijgt. De kantonrechter wijst in dit kader het verzoek van [gedaagde] om haar een vergoeding van € 780,00 toe te kennen af, omdat daarvoor geen grond bestaat.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Onneweer van € 5.788,40, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 21 september 2021 tot aan de dag van de gehele betaling;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van Onneweer tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 102,78
griffierecht € 507,00
salaris gemachtigde € 622,00 ;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.H. Lips en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Zie artikel 7:750 van het Burgerlijk Wetboek (BW)
2.Zie artikel 7:752 lid 1 BW
3.Zie artikel 6:119 BW