ECLI:NL:RBNHO:2022:250

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 januari 2022
Publicatiedatum
17 januari 2022
Zaaknummer
C/15/314817 / FA RK 21-1625
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking inzake nevenverzoeken over hoofdverblijfplaats minderjarigen, zorgregeling, vervangende toestemming reisdocument en hulpverleningsproject, huurrecht, kinderbijdrage en verdeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 14 januari 2022 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man, waarbij diverse nevenverzoeken zijn behandeld. De vrouw verzocht om de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen bij haar te bepalen, terwijl de man een zorgregeling voor de kinderen wilde vaststellen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen bij de vrouw zal zijn, en dat de zorgregeling voor de minderjarigen als minimumregeling wordt vastgesteld om contactbehoud te waarborgen. De man zal de kinderen om het weekend en tijdens de helft van de vakanties en feestdagen zien.

Daarnaast heeft de vrouw vervangende toestemming gevraagd voor het verkrijgen van reisdocumenten voor de minderjarigen, wat door de rechtbank is toegewezen, omdat de man geen bezwaar had gemaakt. Het verzoek van de vrouw om vervangende toestemming voor een hulpverleningstraject voor de jongste minderjarige werd afgewezen, omdat dit onvoldoende onderbouwd was. De rechtbank heeft ook beslist over de huurrecht van de woning, waarbij de vrouw als huurster is aangewezen, en over de onderhoudsbijdragen die de man aan de vrouw moet betalen voor de kinderen. De inboedel van de woning is aan de vrouw toebedeeld, met uitzondering van de persoonlijke goederen van de man. Tot slot is er een beslissing genomen over de aandelen in een besloten vennootschap, waarbij de man verplicht is om de aandelen van de vrouw over te nemen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Haarlem
zaaknummer / rekestnummer: C/15/314817 / FA RK 21-1625
Beschikking d.d. 14 januari 2022 betreffende de echtscheiding
in de zaak van:
[de vrouw] ,
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. O. Asscher, gevestigd te Amsterdam,
tegen
[de man] ,
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. Q. Overeijnder, gevestigd te Monnickendam.
-- betreffende --
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] (hierna te noemen: [minderjarige 1] );
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] (hierna te noemen: [minderjarige 2] );
- [minderjarige 3] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] (hierna te noemen: [minderjarige 3] ).

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de beschikking van deze rechtbank van 21 juli 2021 en de daarin vermelde stukken;
- het verweerschrift, tevens zelfstandig verzoek, met bijlagen, van de man, ingekomen op 27 juli 2021;
- het F-formulier, met bijlagen, van de advocaat van de man van 20 november 2021;
- de brief, tevens aanvullend verzoek, met bijlagen, van de advocaat van de vrouw van 22 november 2021;
- de brief, met bijlage, van de advocaat van de vrouw van 17 december 2021.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 17 december 2021.
Bij die gelegenheid zijn verschenen de vrouw, bijgestaan door mr. O. Asscher en de man, bijgestaan door mr. Q. Overeijnder.
Tevens was als informant aanwezig [vertegenwoordiger van de raad] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de Raad).
1.3.
[minderjarige 2] en [minderjarige 3] hebben hun mening in raadkamer kenbaar gemaakt ( [minderjarige 2] op 25 juni 2021 en [minderjarige 3] op 24 november 2021), [minderjarige 1] heeft (op 28 juni 2021) zijn mening telefonisch kenbaar gemaakt.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Bij voornoemde beschikking van 21 juli 2021 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en werd de beslissing ten aanzien de nevenvoorzieningen aangehouden tot
28 juli 2021 pro forma.
2.2.
Het huwelijk van partijen is op [datum] ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand.
2.3.
Verblijfplaats
De vrouw heeft verzocht te bepalen dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen bij haar zal zijn. De man heeft zich ten aanzien van dit verzoek aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd.
Het verzoek zal, als niet weersproken en op de wet gerond worden toegewezen, nu niet is gebleken dat het belang van de minderjarigen zich daartegen verzet.
2.4.
Verdeling zorg- en opvoedingstaken
De man heeft verzocht een regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: de zorgregeling) vast te stellen waarbij de minderjarigen om het weekend van vrijdagavond 18.00 uur tot zondag 19.00 uur bij hem verblijven, alsmede gedurende de helft van de vakanties en feestdagen.
Hij heeft aan zijn verzoek ten grondslag gelegd dat het voor de minderjarigen belangrijk is dat er een vastomlijnde zorgregeling op papier wordt gezet, om te voorkomen dat zij verder klem en verloren raken tussen de belangen of emoties van hun ouders. Partijen worden intensief begeleid door diverse instanties. Het contact met [minderjarige 2] en [minderjarige 3] gaat steeds beter, maar de man mist [minderjarige 1] . Hij is niet voornemens om [minderjarige 1] - of [minderjarige 2] of [minderjarige 3] - ergens toe te dwingen waar dat kind niet aan toe is, maar gelet op de spanningen tussen partijen en de erkenning van zijn rol in het leven van de minderjarigen, is het wel van belang een zorgregeling in de beschikking op te nemen.
De vrouw heeft gezegd dat zij [minderjarige 1] heeft gestimuleerd om het contact met de man te hervatten, maar dat ze hem niet kan dwingen. Zij vindt het belangrijk dat [minderjarige 2] en [minderjarige 3] contact met de man houden, maar wel op een manier die voor hen prettig is; zo willen [minderjarige 2] en [minderjarige 3] nu nog geen overnachting. De huidige zorgregeling kan gecontinueerd worden: [minderjarige 3] en [minderjarige 2] verblijven om het weekend een dag van 10.30 tot 19.30 uur bij de man, en hij facetimet op woensdag om 17.30 uur naar de telefoon van [minderjarige 2] . De kinderen mogen hém altijd bellen.
De Raad heeft ter zitting naar voren gebracht dat het van belang is dat partijen met goede hulpverlening aan de slag gaan. De Raad adviseert aan te sluiten bij waar de kinderen nu zijn, en geen voorschot te nemen op wat hopelijk in de toekomst zal kunnen.
[minderjarige 3] heeft in het gesprek gezegd dat hij om de week met [minderjarige 2] naar zijn vader gaat. Soms blijft hij logeren, soms niet. Daarnaast is er facetime-contact op woensdag en verder appen ze. Hij vindt het fijn zoals het nu gaat.
De rechtbank overweegt als volgt. De verhouding tussen partijen is al jaren slecht.
Daar wordt weliswaar aan gewerkt, maar vaststaat dat die situatie – en dus reeds jarenlang - belastend is voor de kinderen. Omdat echte hulpverlening nog niet op gang is gekomen, zal de huidige zorgregeling met [minderjarige 2] en [minderjarige 3] als minimumregeling worden vastgesteld, teneinde contactbehoud te borgen. [minderjarige 2] en [minderjarige 3] kunnen uiteraard - in samenspraak met partijen - vaker en/of langer bij de man verblijven.
Het verzoek met betrekking tot [minderjarige 1] zal, gelet op diens leeftijd en persoonlijke problematiek, worden afgewezen. Het is te hopen dat het partijen lukt om met behulp van hulpverleners en in samenspraak met [minderjarige 1] , afspraken te maken over contactherstel.
2.5.
Vervangende toestemming reisdocument
De vrouw heeft verzocht haar vervangende toestemming te verlenen voor het verkrijgen van een reisdocument als bedoeld in artikel 34, tweede lid, van de Paspoortenwet, ten behoeve van de minderjaren.
Zij heeft gesteld dat de man, ondanks eerdere toezeggingen, heeft geweigerd zijn medewerking te verlenen voor de aanvraag van paspoorten.
De man heeft ter zitting gezegd nooit zijn medewerking te hebben geweigerd ten aanzien van het verkrijgen van reisdocumenten voor de kinderen.
Het verzoek zal worden toegewezen, nu de man tegen de aanvraag van een paspoort geen bezwaar heeft gemaakt en het in het belang van de minderjarigen is dat voor hen een reisdocument kant worden aangevraagd.
2.6.
Vervangende toestemming hulpverleningstraject
Het verzoek van de vrouw haar ten aanzien van [minderjarige 3] vervangende toestemming te verlenen voor het hulpverleningstraject bij Semmi Begeleiding en Therapie, zal als onvoldoende onderbouwd worden afgewezen.
Ter zitting heeft de advocaat van de vrouw gezegd dat de man inmiddels toestemming heeft gegeven voor een traject, en dat [minderjarige 3] daar nu op de wachtlijst staat.
2.7.
Woning
De vrouw heeft het huurrecht van de woning verzocht. De man heeft zich ten aanzien van dit verzoek aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd.
Het verzoek zal, als niet weersproken en op de wet gegrond, worden toegewezen.
2.8.
Onderhoudsbijdragen
Partijen hebben ter zitting overeenstemming bereikt, in die zin dat de man als kinderbijdrage € 223 per maand per kind zal betalen, voor het eerst te indexeren op 1 januari 2022.
De rechtbank zal aldus beslissen.
2.9.
Verdeling
De vrouw heeft verzocht te bepalen:
- dat de inboedel van de woning, met uitzondering van de persoonlijke goederen van de man, aan haar wordt toebedeeld;
- dat [BV] aan de man wordt toebedeeld en de man hoofdelijk te bevelen dat hij binnen veertien dagen na betekening van de beschikking meewerkt aan het overnemen van de aandelen van de vrouw in [BV] , bekend onder het KvK nr. [nr.] en vestigingsnr. [nr.] . Dit op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500 per dag voor elke dag dat de man daarmee in gebreke blijft, met een maximum van € 20.000.
Terzake de inboedel heeft de man zich ter zitting aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd.
Op dit punt zal het verzoek zal dan ook, als niet weersproken en op de wet gegrond, worden toegewezen.
Er wordt vanuit gegaan dat partijen op korte termijn afspraken zullen maken over de overdracht van de eigendommen van de man.
Het verhaal van de besloten vennootschap [BV] is niet goed uit de verf gekomen. Productie 19 van de vrouw heeft er betrekking op en ter zitting is namens haar gezegd dat partijen ieder 50% van de aandelen in deze rechtspersoon bezitten, die zij hebben opgericht om een kledingzaak uit te baten in de [wijk] in [plaats] . Dat is niet succesvol verlopen en heeft geleid tot een verlies van tonnen, welke schuld volgens de vrouw ten gevolge van onbevoegd gebruik van haar DigiD-gegevens door de man, uitsluitend op haar naam staat. Wat daarvan zij, deze schuld wordt “meegenomen” in de op de vrouw van toepassing verklaarde schuldsaneringsregeling. De vrouw wil nu echter de B.V. opheffen, maar aan het verzoek daartoe heeft de man tot dusver niet willen meewerken.
De man heeft hierop geen inhoudelijk verweer gevoerd, gezegd dat hij de manier waarop dit verzoek werd gedaan niet plezierig vond en dat uitschrijving van een B.V. geld kost – dat hij niet heeft.
Het verzoek van de vrouw op dit punt zal dan ook als onvoldoende weersproken als na te noemen worden toegewezen.
2.10.
Ingetrokken verzoek
Het verzoek met betrekking tot de partnerbijdrage is ter zitting ingetrokken, zodat daarop niet meer behoeft te worden beslist.
Het vorenoverwogene leidt tot de volgende beslissing.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
Bepaalt dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] ;
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] ;
- [minderjarige 3] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
bij de vrouw zal zijn;
3.2.
bepaalt dat de regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken als volgt zal zijn:
[minderjarige 2] en [minderjarige 3] verblijven om de week een dag in het weekend van 10.30 uur tot 19.30 uur bij de man, en de man belt hen iedere woensdagavond om 17.30 uur;
3.3.
bepaalt dat de verklaring van toestemming van de man tot het aanvragen van een reisdocument als bedoeld in artikel 34, tweede lid, van de Paspoortenwet ten behoeve van de hiervoor onder 3.1. genoemde minderjarigen, wordt vervangen door de toestemming van de rechtbank;
3.4.
bepaalt dat de vrouw huurster zal zijn van de woning aan het adres [adres] , met ingang van 7 september 2021;
3.5.
bepaalt dat de man € 227,24 per maand per kind dient te betalen aan de vrouw als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van voornoemde minderjarigen,
met ingang van 14 januari 2022, telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
3.6.
bepaalt dat de inboedel van de woning - met uitzondering van de persoonlijke goederen van de man - aan de vrouw wordt toebedeeld;
3.7.
bepaalt dat de besloten vennootschap [BV] (KvK nr. [nr.] , vestigingsnr. [nr.] ) aan de man wordt toebedeeld en beveelt de man binnen veertien dagen na betekening van deze beschikking de aandelen van de vrouw in deze B.V. over te nemen.
Dit op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500 per dag voor elke dag dat de man daarmee in gebreke blijft, met een maximum van € 20.000;
3.8.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
3.9.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.L. Diender, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. A.E.J. van Schie op 14 januari 2022.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden en overeenkomstig artikel 820 lid 2 Rv openlijk bekend is gemaakt.