Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.De procedure
- het tussenvonnis van 27 oktober 2021
- de aanvullende producties van de zijde van [eiser]
- de mondelinge behandeling van 14 februari 2022, tijdens welke mondelinge behandeling de advocaten het woord gevoerd hebben aan de hand van pleitnota’s en van welke mondelinge behandeling de griffier aantekeningen heeft bijgehouden.
2.De feiten
- een afschrift van de jaarcijfers van [bedrijf 1] en [eiser] B.V. en de nieuw op te richten [bedrijf 2] zo spoedig mogelijk na afloop van de periode, waarop de verslaglegging betrekking heeft, doch uiterlijk vóór 1 september van ieder jaar.
- na oprichting een afschrift van de statuten van [bedrijf 1]
- een afschrift van het v.o.f. contract van de nieuw op te richten firma genaamd [bedrijf 2] .
- er dient een aanvulling te komen op de laatste waardebepaling met daarin de verwachte verkooptermijnen van de appartementen alsmede de verwachte minimale verkoopopbrengst.
- de opslag op het 1-maands Euribortarief zal verhoogd worden met 0,40 %-punt. De opslag bedraagt thans 1,95 %-punt. De kredietprovisie zal worden verhoogd van
- de panden aan de [adres 1] t/m [adres 4] dienen uiterlijk 1 april 2011 in de actieve verkoop te gaan.
- de rentelasten van de kredietfaciliteit op rekening [rekeningnummer 1] dienen voldaan te worden uit eigen middelen.
- [eiser] en [bedrijf 1] worden beiden ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de kredietfaciliteit en daarvoor in de plaats dienen zij beiden een borgtocht ter hoogte van de kredietfaciliteit te ondertekenen.
- als 1 van de appartementen verhuurd wordt dient voorafgaand door de bank het huurcontract getoetst te worden, pas na toestemming van de bank mag het appartement worden verhuurd. Daarnaast dient er een verpanding huurpenningen alsmede een vervolgpandakte te worden getekend.
Voor dit complex geldt een noodzakelijke investering van
In tegenstelling tot de gemaakte afspraken bent u niet in staat gebleken het gefinancierde onroerend goed tijdig te verkopen om zodoende aan uw inperkingsplicht per 31-12-2013 te voldoen.”
3.Het geschil
4.De beoordeling
Wie was partij bij de financieringsovereenkomst?
gezamenlijkevennoten. [bedrijf 1] is in de onderhavige procedure echter geen partij en niet is gesteld of gebleken dat [eiser] mede namens [bedrijf 1] optreedt. Als er naar de mening van [eiser] nog baten waren in [bedrijf 2] had zij heropening van de vereffening kunnen vragen. Dit is niet gebeurd.
de keuze heeft gemaaktdat de panden in [bedrijf 2] verkocht moesten worden, aangezien de financiering anders had moeten worden afgelost uit liquidatie van andere posities. Hieruit blijkt dat hij een commerciële afweging heeft gemaakt tussen zijn betrokkenheid in [bedrijf 2] en zijn andere zakelijke belangen. Mede in het licht van die keuze van haar bestuurder komt aan [eiser] geen schadevordering toe en kan de door haar beweerdelijk geleden schade in het midden blijven.
€ 1.126,00(2 punten à € 563,00)