1.2Verweerder heeft geweigerd de gevraagde omgevingsvergunning te verlenen.
Verweerder heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat het bouwplan in strijd is met artikel 19.2.2, sub d, aanhef en onder 1, van het bestemmingsplan “Spaarndamseweg en omgeving” omdat het dakterras niet op een erker of een aanbouw (een bouwlaag) wordt gerealiseerd, maar op (een hogere verdieping van) het hoofdgebouw zelf.
Vervolgens heeft verweerder vastgesteld dat deze strijdigheid met het bestemmingsplan niet kan worden opgelost met toepassing van de in het bestemmingsplan opgenomen regels over afwijking (de zogeheten binnenplanse afwijking). Niet wordt voldaan aan de voorwaarde dat het dakterras op twee meter afstand van de dakrand is gelegen.
Ook heeft verweerder getoetst of alsnog medewerking kan worden verleend op grond van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, en onder 2°, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en artikel 4, vierde lid, van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht. Het team stedenbouw heeft echter geadviseerd dat het bouwplan in strijd is met een goede ruimtelijke ordening, zodat de omgevingsvergunning toch wordt geweigerd.
2. Aan de orde is de vraag of verweerder de gevraagde vergunning op basis van de daarvoor ingediende aanvraag heeft kunnen weigeren. De rechtbank laat alternatieven die zijn ingebracht gedurende procedure daarom buiten beschouwing.
3. De rechtbank constateert dat de aanvraag in strijd is met het bestemmingsplan omdat het dakterras niet op een aanbouw of erker staat, maar zich bevindt boven de hoofdbebouwing. Voorts voldoet het plan niet aan de binnenplanse afwijkingsmogelijkheden omdat het dakterras niet op twee meter afstand van de dakrand wordt gerealiseerd. Deze vaststellingen zijn ook niet (langer) in geschil.
4. In de zogenoemde kruimelregeling van artikel 4, vierde lid, van Bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht is een mogelijkheid opgenomen om van het bestemmingsplan af te wijken voor een dakterras.
5. Het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen in afwijking van het bestemmingsplan op basis van de kruimelregeling is een discretionaire bevoegdheid van verweerder, zodat aan verweerder beoordelingsruimte toekomt. De rechtbank kan de invulling van die beoordelingsruimte door verweerder slechts terughoudend toetsen. Weliswaar is de toepassing in de onder artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, en onder 2°, Wabo genoemde situatie afhankelijk van eisen van een goede ruimtelijke ordening, maar ook bij de beoordeling of daarvan sprake is, komt aan verweerder een zekere beoordelingsruimte toe.
6. In de Nota Dak, die beide partijen hebben aangehaald, is een zichtbaarheidsregel opgesteld voor dakterrassen op de hoofdbebouwing, waarbij de impact op de omgeving zoveel mogelijk wordt beperkt. Daarbij wordt aan de achterzijde van gebouwen voor het hekwerk twee meter afstand van de dakrand gehanteerd. Die nota is geen beleidsregel voor toepassing van de bevoegdheid van verweerder in artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, en onder 2°, Wabo, maar bevat (onder meer) uitgangspunten over aspecten van ruimtelijke ordening en welstand die verweerder hanteert bij de beoordeling van aanvragen over dakterrassen die niet met toepassing van de regels in bestemmingsplannen kunnen worden vergund. Verweerder is niet bereid om op basis van zijn bevoegdheid af te wijken, omdat het dakterras niet op twee meter afstand van de dakrand wordt gerealiseerd en het bouwplan onnodige inbreuk maakt op privacy van omwonenden. Aan een beoordeling van welstand is verweerder daarom niet toegekomen. Verweerder heeft daarbij voldoende gemotiveerd dat het dakterras niet past binnen de in de Nota Dak opgenomen kaders voor medewerking aan vergunning voor dakterrassen op de hoofdbebouwing in afwijking van bestemmingsplannen. Voorts heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het beoogde dakterras een negatieve invloed heeft op het straat- en bebouwingsbeeld, het daklandschap en de privacy van de omgeving. Voor zover eiser aanvoert dat het uitzicht vanaf zijn tweede verdieping en het uitzicht vanaf het dakterras vergelijkbaar is, heeft verweerder daarin een verschil kunnen zien voor de privacy van omwonenden. Ter zitting zijn die verschillen ook besproken. De conclusie is dat de weigering van verweerder om met toepassing van de kruimelregeling de vergunning volgens het bij de aanvraag gevoegde plan te verlenen, de terughoudende toetsing in rechte kan doorstaan.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.
9. De rechtbank heeft partijen gewezen op de mogelijkheid een rechtsmiddel in te stellen tegen deze uitspraak zoals hieronder is vermeld.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.H.M. Bruin, rechter, in aanwezigheid van mr. L. van Broekhoven, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 9 maart 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: