ECLI:NL:RBNHO:2022:2422

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 maart 2022
Publicatiedatum
21 maart 2022
Zaaknummer
21/1848
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning voor dakterras in strijd met bestemmingsplan

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 9 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de weigering van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een dakterras. Eiser, eigenaar van een appartement, had een aanvraag ingediend voor een dakterras op zijn woning, gelegen op een perceel in Haarlem. De gemeente Haarlem, vertegenwoordigd door het college van burgemeester en wethouders, heeft de aanvraag afgewezen op basis van het bestemmingsplan, dat stelt dat het dakterras niet op een erker of aanbouw mag worden gerealiseerd en dat het op twee meter afstand van de dakrand moet liggen. Eiser heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld.

De rechtbank heeft het beroep behandeld en vastgesteld dat de aanvraag in strijd is met het bestemmingsplan, omdat het dakterras zich boven de hoofdbebouwing bevindt en niet voldoet aan de voorwaarden voor een binnenplanse afwijking. De rechtbank heeft ook overwogen dat de gemeente voldoende gemotiveerd heeft dat het dakterras een negatieve invloed heeft op de privacy van omwonenden en het straatbeeld. De rechtbank heeft geoordeeld dat de weigering van de vergunning door de gemeente rechtmatig was en dat er geen aanleiding was om de beslissing te herzien. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen proceskosten toegewezen.

De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 21/1848
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 maart 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem, verweerder

gemachtigde: mr. A. Kamphuis, ambtenaar ten stadhuize.

Procesverloop

In het besluit van 10 september 2020 (primair besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser voor een omgevingsvergunning voor het bouwen van een dakterras op zijn woning gelegen op het perceel [perceel] , afgewezen.
In het besluit van 9 maart 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard. Verweerder heeft hiermee het advies van de commissie bezwaarschriften van 25 februari 2021 gevolgd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft op 21 oktober 2021 een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 8 november 2021 op zitting behandeld. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst om partijen de gelegenheid te bieden het geschil in onderling overleg op te lossen, met name op basis van een alternatief bouwplan.
Nadat eiser heeft laten weten gebruik te willen maken van zijn recht om op een nadere zitting te worden gehoord, heeft op 9 maart 2022 een nadere zitting plaatsgevonden. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
1.1
Eiser is eigenaar van een appartement met twee bouwlagen op de eerste en tweede verdieping van het pand op het perceel [perceel] . Het pand bestaat uit drie appartementen in totaal. Eiser wil een dakterras van 5,3 meter breed en 2,5 meter diep realiseren op het rechte deel van de kaplaag op de tweede verdieping aan de achterzijde van de woning.
1.2
Verweerder heeft geweigerd de gevraagde omgevingsvergunning te verlenen.
Verweerder heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat het bouwplan in strijd is met artikel 19.2.2, sub d, aanhef en onder 1, van het bestemmingsplan “Spaarndamseweg en omgeving” omdat het dakterras niet op een erker of een aanbouw (een bouwlaag) wordt gerealiseerd, maar op (een hogere verdieping van) het hoofdgebouw zelf.
Vervolgens heeft verweerder vastgesteld dat deze strijdigheid met het bestemmingsplan niet kan worden opgelost met toepassing van de in het bestemmingsplan opgenomen regels over afwijking (de zogeheten binnenplanse afwijking). Niet wordt voldaan aan de voorwaarde dat het dakterras op twee meter afstand van de dakrand is gelegen.
Ook heeft verweerder getoetst of alsnog medewerking kan worden verleend op grond van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, en onder 2°, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en artikel 4, vierde lid, van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht. Het team stedenbouw heeft echter geadviseerd dat het bouwplan in strijd is met een goede ruimtelijke ordening, zodat de omgevingsvergunning toch wordt geweigerd.
2. Aan de orde is de vraag of verweerder de gevraagde vergunning op basis van de daarvoor ingediende aanvraag heeft kunnen weigeren. De rechtbank laat alternatieven die zijn ingebracht gedurende procedure daarom buiten beschouwing.
3. De rechtbank constateert dat de aanvraag in strijd is met het bestemmingsplan omdat het dakterras niet op een aanbouw of erker staat, maar zich bevindt boven de hoofdbebouwing. Voorts voldoet het plan niet aan de binnenplanse afwijkingsmogelijkheden omdat het dakterras niet op twee meter afstand van de dakrand wordt gerealiseerd. Deze vaststellingen zijn ook niet (langer) in geschil.
4. In de zogenoemde kruimelregeling van artikel 4, vierde lid, van Bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht is een mogelijkheid opgenomen om van het bestemmingsplan af te wijken voor een dakterras.
5. Het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen in afwijking van het bestemmingsplan op basis van de kruimelregeling is een discretionaire bevoegdheid van verweerder, zodat aan verweerder beoordelingsruimte toekomt. De rechtbank kan de invulling van die beoordelingsruimte door verweerder slechts terughoudend toetsen. Weliswaar is de toepassing in de onder artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, en onder 2°, Wabo genoemde situatie afhankelijk van eisen van een goede ruimtelijke ordening, maar ook bij de beoordeling of daarvan sprake is, komt aan verweerder een zekere beoordelingsruimte toe. [1]
6. In de Nota Dak, die beide partijen hebben aangehaald, is een zichtbaarheidsregel opgesteld voor dakterrassen op de hoofdbebouwing, waarbij de impact op de omgeving zoveel mogelijk wordt beperkt. Daarbij wordt aan de achterzijde van gebouwen voor het hekwerk twee meter afstand van de dakrand gehanteerd. Die nota is geen beleidsregel voor toepassing van de bevoegdheid van verweerder in artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, en onder 2°, Wabo, maar bevat (onder meer) uitgangspunten over aspecten van ruimtelijke ordening en welstand die verweerder hanteert bij de beoordeling van aanvragen over dakterrassen die niet met toepassing van de regels in bestemmingsplannen kunnen worden vergund. Verweerder is niet bereid om op basis van zijn bevoegdheid af te wijken, omdat het dakterras niet op twee meter afstand van de dakrand wordt gerealiseerd en het bouwplan onnodige inbreuk maakt op privacy van omwonenden. Aan een beoordeling van welstand is verweerder daarom niet toegekomen. Verweerder heeft daarbij voldoende gemotiveerd dat het dakterras niet past binnen de in de Nota Dak opgenomen kaders voor medewerking aan vergunning voor dakterrassen op de hoofdbebouwing in afwijking van bestemmingsplannen. Voorts heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het beoogde dakterras een negatieve invloed heeft op het straat- en bebouwingsbeeld, het daklandschap en de privacy van de omgeving. Voor zover eiser aanvoert dat het uitzicht vanaf zijn tweede verdieping en het uitzicht vanaf het dakterras vergelijkbaar is, heeft verweerder daarin een verschil kunnen zien voor de privacy van omwonenden. Ter zitting zijn die verschillen ook besproken. De conclusie is dat de weigering van verweerder om met toepassing van de kruimelregeling de vergunning volgens het bij de aanvraag gevoegde plan te verlenen, de terughoudende toetsing in rechte kan doorstaan.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.
9. De rechtbank heeft partijen gewezen op de mogelijkheid een rechtsmiddel in te stellen tegen deze uitspraak zoals hieronder is vermeld.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.H.M. Bruin, rechter, in aanwezigheid van mr. L. van Broekhoven, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 9 maart 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u in hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. U moet het beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Vergelijk de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 16 januari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:82.