ECLI:NL:RBNHO:2022:2383

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 maart 2022
Publicatiedatum
21 maart 2022
Zaaknummer
9411584 / EJ VERZ 21-281
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de kantonrechter bij verzoek tot vaststelling legitieme portie in nalatenschap

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 17 maart 2022 uitspraak gedaan in een verzoekschrift dat op 20 augustus 2021 was ingediend door [verzoeker], die optreedt voor zichzelf en als bewindvoerder van [rechthebbende]. Het verzoek betreft de vaststelling van de legitieme portie in de nalatenschap van de overleden moeder, [erflaatster], en vader, [xxx]. De kantonrechter heeft vastgesteld dat hij niet bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen, aangezien de bevoegdheid om de legitieme portie vast te stellen bij de rechtbank ligt. Dit werd bevestigd tijdens de zitting op 17 februari 2022, waar partijen hun standpunten toelichtten. De kantonrechter heeft besloten om de zaak niet door te verwijzen naar de rechtbank, maar heeft [verzoeker] de mogelijkheid gegeven om zelf te bepalen hoe verder te gaan met de zaak.

De kantonrechter heeft het verzoek tot het onder ede horen van de executeurs afgewezen, omdat dit verzoek bij gebrek aan belang van [verzoeker] niet kan worden ingewilligd. In de beslissing is ook bepaald dat iedere partij zijn eigen proceskosten draagt, gezien de familierechtelijke relatie tussen de betrokken partijen. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./repnr.: 9411584 / EJ VERZ 21-281
Uitspraakdatum: 17 maart 2022
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
[verzoeker] , voor zichzelf en als bewindvoerder van [rechthebbende] ( [rechthebbende] )
wonende te [woonplaats 1]
verzoeker
verder te noemen: [verzoeker]
en de belanghebbenden

1.[belanghebbende 1]

wonende te [woonplaats 2]
2.
[belanghebbende 2]
wonende te [woonplaats 3]
gemachtigde: [gemachtigde] , echtgenoot
3.
[belanghebbende 3]
wonende te [woonplaats 4] ,
4.
[belanghebbende 4]
wonende te [woonplaats 5]
gemachtigde: mr. W.L.J. van Winden
5.
[belanghebbende 5]
wonende te [woonplaats 6]
inzake
de nalatenschap van [erflaatster], geboren op [geboortedatum] en overleden op [datum] , laatstelijk wonende te [plaats] , hierna: moeder.

1.Het procesverloop

1.1.
[verzoeker] heeft een verzoekschrift ingediend, bij de griffie ontvangen op 20 augustus 2021. Bij e-mail van 19 oktober 2021 en brief van 6 januari 2022 heeft [verzoeker] het verzoek nader toegelicht en documenten overgelegd.
1.2.
[belanghebbende 4] heeft een verweerschrift ingediend.
1.3.
Bij brief van 28 januari 2022 heeft de gemachtigde van [belanghebbende 4] het verweer overgelegd van [belanghebbende 1] , [belanghebbende 3] en [belanghebbende 5] .
1.4.
Bij brief van 31 januari 2022 heeft [belanghebbende 2] aangegeven zich aan te sluiten bij het verzoek van [verzoeker] .
1.5.
Op 17 februari 2022 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht.

2.Feiten

2.1.
De heer [xxx] (hierna: vader) is overleden op [datum 2] . Moeder is overleden op [datum] . [rechthebbende] is legitimaris in de nalatenschap van moeder en vader. [belanghebbende 2] is erfgenaam in de nalatenschap van vader en legitimaris in de nalatenschap van moeder. De overige belanghebbenden zijn erfgenamen van moeder en vader. [belanghebbende 3] en [belanghebbende 4] zijn executeurs in de nalatenschap van moeder.
2.2.
Partijen hebben een geschil over de berekening van de legitieme porties in de nalatenschap van moeder en vader.

3.De beoordeling

3.1.
Ter zitting is gebleken dat het verzoek van [verzoeker] feitelijk gaat om het vaststellen van de legitieme portie van [rechthebbende] in de nalatenschap van vader en moeder (en dus niet om het onder ede horen van de executeurs zoals in het verzoekschrift staat). De kantonrechter is niet bevoegd om van het verzoek kennis te nemen, omdat het vaststellen van een legitieme portie tot de bevoegdheid van de rechtbank behoort. Op verzoek van [verzoeker] (en [rechthebbende] ) wordt de zaak niet doorverwezen naar de rechtbank, maar beslist hij zelf hoe hij verder wil met de zaak.
3.2.
De conclusie is dat de kantonrechter het verzoek tot het onder ede horen van de executeurs bij gebrek aan belang van [verzoeker] zal afwijzen.
3.3.
In de tussen partijen bestaande familierechtelijke relatie, ziet de kantonrechter aanleiding om te bepalen dat partijen ieder de eigen proceskosten dragen.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
wijst het verzoek af;
4.2.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.C. van Rijn en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter