ECLI:NL:RBNHO:2022:2382

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 februari 2022
Publicatiedatum
21 maart 2022
Zaaknummer
C/15/318983 / HA ZA 21-414
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van herstelwerkzaamheden en ontbinding van koopovereenkomst met betrekking tot gebrekkige machine

In deze zaak vordert de eiser, Dormac Import B.V., betaling van herstelwerkzaamheden aan een machine die door de gedaagde partij is aangeschaft. De gedaagde stelt dat de machine bij levering al gebrekkig was en dat de herstelwerkzaamheden onder de garantie vallen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schade aan de machine op 25 juni 2020 het gevolg was van een inmeetfout van de gedaagde, waardoor de reparatiekosten niet onder de garantie vallen. De rechtbank oordeelt dat de gedaagde de kosten van de reparaties moet betalen en wijst de vorderingen van de gedaagde tot ontbinding van de overeenkomst en terugbetaling van de koopsom af. De rechtbank concludeert dat de gedaagde niet heeft bewezen dat de machine nooit goed heeft gefunctioneerd en dat de vorderingen van de gedaagde om die reden niet toewijsbaar zijn. De rechtbank wijst de vorderingen van Dormac toe en veroordeelt de gedaagde in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
Zittingsplaats Alkmaar
zaaknummer / rolnummer: C/15/318983 / HA ZA 21-414
Vonnis van 23 februari 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DORMAC IMPORT B.V.,
gevestigd te De Goorn, gemeente Koggenland,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. L. van der Leer te Alkmaar,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde],
gevestigd te [vestigingsplaats] , gemeente [gemeente] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. S. Meeuwsen te Gorinchem.
Partijen zullen hierna Dormac en [gedaagde] genoemd worden.
De zaak in het kort
[gedaagde] heeft van Dormac een machine gekocht. Volgens Dormac heeft [gedaagde] de machine onoordeelkundig gebruikt als gevolg waarvan op 25 juni 2020 door een
crashschade aan de machine is ontstaan. Dormac heeft die schade hersteld en vordert betaling van die herstelwerkzaamheden. Volgens [gedaagde] was de machine bij levering al gebrekkig en heeft deze nooit goed gefunctioneerd. De herstelwerkzaamheden die Dormac heeft uitgevoerd vallen daarom onder de garantie, aldus [gedaagde] . [gedaagde] vordert ontbinding van de overeenkomst en terugbetaling van het aan Dormac betaalde bedrag.
Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan dat de schade die op 25 juni 2020 is ontstaan, het gevolg was van een inmeetfout van [gedaagde] . Daarom vallen de reparatiekosten niet onder de garantie en moet [gedaagde] de reparatiekosten betalen.
Verder oordeelt de rechtbank dat [gedaagde] niet heeft bewezen dat de machine nooit goed is geweest en zij dat ook niet meer kan bewijzen. De vorderingen van [gedaagde] worden daarom afgewezen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 8 juli 2021,
  • de akte overlegging producties behorend bij de dagvaarding met producties 1 t/m 38,
  • de conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie met producties 1 t/m 4,
  • het tussenvonnis van 27 oktober 2021,
  • de conclusie van antwoord in reconventie met producties 39 t/m 45,
  • de aktes overlegging producties met producties 5 t/m 7 en 8 t/m 13 van [gedaagde] ,
  • de producties 46 t/m 48 van Dormac,
  • de mondelinge behandeling van 17 januari 2022 en de daarbij overgelegde spreekaantekeningen van mr. Van der Leer en mr. Meeuwsen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Feiten

2.1.
Op 29 november 2019 heeft [gedaagde] een machine, Doosan Puma 2600SY met Siemens 828 besturing (hierna: de machine), van Dormac gekocht.
2.2.
Op de koopovereenkomst zijn van toepassing de Metaalunievoorwaarden van 1 januari 2019 (hierna: de Metaalunievoorwaarden).
2.3.
Op 6 mei 2020 is de machine door Dormac geleverd aan [gedaagde] .
2.4.
Vervolgens hebben zich diverse problemen met de machine voorgedaan. Dormac heeft meerdere keren werkzaamheden uitgevoerd.
2.5.
Op 25 juni 2020 is schade aan de machine ontstaan. Over de oorzaak daarvan verschillen partijen van standpunt.
2.6.
Dormac heeft de ontstane schade verholpen en de kosten daarvan, in totaal € 29.913,97, bij facturen van 5 november 2020 (€ 28.286,22) en 23 december 2020 (€ 1.627,75) bij [gedaagde] in rekening gebracht.
2.7.
De verzekeraar van [gedaagde] heeft betaling van de factuur geweigerd. De operator van [gedaagde] heeft namelijk telefonisch aan de verzekeraar laten weten “
de machine op de normale manier te hebben gebruikt. Tijdens de werkzaamheden stelde hij de instellingen zoals dat hoort. Hij geeft aan een nulpunt aan gegeven te hebben en alles normaal te hebben ingemeten.”
2.8.
Op 27 januari 2021 is de machine vastgelopen.
2.9.
Bij brief van 1 februari 2021 heeft [gedaagde] Dormac in gebreke gesteld en gesommeerd de problemen met de machine binnen twee weken op te lossen.
2.10.
[gedaagde] heeft bij verzoekschrift van 26 april 2021 (hierna: het verzoekschrift) deze rechtbank verzocht een voorlopig deskundigenonderzoek te bevelen. De rechtbank heeft dit verzoek bij beschikking van 23 september 2021 afgewezen.
2.11.
Dormac heeft vanaf 24 juni 2021 op basis van een verlofbeschikking van 18 juni 2021 van deze rechtbank verschillende beslagen gelegd.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
Dormac vordert – samengevat – veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 29.913,97, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
Dormac legt – kort gezegd – het volgende aan haar vordering ten grondslag. De in rekening gebrachte kosten zien op de reparatie van de machine na de
crashvan 25 juni 2020. Die
crashis ontstaan door een inmeetfout van [xxx] (hierna: [xxx] ), zodat reparatie niet onder de garantie valt. De garantie was overigens al komen te vervallen vanwege (eerder) onoordeelkundig gebruik door [xxx] van de machine.
3.3.
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering.
3.4.
Op de standpunten van partijen zal bij de beoordeling zo nodig nader worden ingegaan.
in reconventie
3.5.
[gedaagde] vordert – samengevat – dat de rechtbank:
I. de tussen partijen gesloten koopovereenkomst inzake de machine ontbindt;
II. Dormac veroordeelt tot vergoeding van de door [gedaagde] geleden schade als gevolg van de tekortkoming van [gedaagde] , nader op te maken bij staat;
III. Dormac veroordeelt tot terugbetaling van de koopsom van € 232.925,00 inclusief btw, te vermeerderen met de wettelijke rente;
IV. Dormac veroordeelt in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.6.
[gedaagde] legt – kort gezegd – het volgende aan haar vorderingen ten grondslag.
De machine heeft vanaf levering al niet goed gefunctioneerd. De installatie duurde daardoor al langer en er deden zich direct na installatie al verschillende gebreken voor. Ook na de
crashvan 25 juni 2020, die is ontstaan omdat de machine niet goed was, bleven zich gebreken voordoen. De machine is dus non-conform.
3.7.
Dormac voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen.
3.8.
Op de standpunten van partijen zal bij de beoordeling zo nodig nader worden ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie

4.1.
In conventie moet de vraag worden beantwoord of de werkzaamheden waarvan Dormac betaling vordert, onder de garantie vallen. Vaststaat dat de werkzaamheden tijdens de garantieperiode zijn uitgevoerd.
4.2.
Dormac stelt zich echter op het standpunt dat de garantie was komen te vervallen omdat:
in de periode van 16 mei tot en met 24 juni 2020 was gebleken dat [gedaagde] de machine en de Sandvik houders onoordeelkundig gebruikte;
de schade op 25 juni 2020 is ontstaan, omdat [gedaagde] de veiligheidsvoorschriften niet in acht had genomen en een inmeetfout had gemaakt.
4.3.
[gedaagde] heeft beide stellingen gemotiveerd betwist.
De stelling onder a.
4.4.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet komen vast te staan dat de garantie in de periode van 16 mei tot en met 24 juni 2020 is komen te vervallen. Dormac heeft het onoordeelkundig gebruik van de machine en de Sandvik houders door [gedaagde] in de genoemde periode, dat daartoe zou hebben geleid, namelijk slechts in algemene termen beschreven. Zij licht niet toe welke gedragingen in dat verband, gezien de invloed daarvan op de machine, de garantie hebben doen vervallen. Ook correspondentie over het vervallen van de garantie ontbreekt. Dormac heeft haar stelling dat de garantie is komen te vervallen dan ook onvoldoende onderbouwd. Aan bewijslevering wordt daarom niet toegekomen.
De stelling onder b.
4.5.
Volgens Dormac heeft een medewerker van [gedaagde] ( [xxx] of [yyy] ) op 25 juni 2020 telefonisch de schade gemeld met de woorden:
“Ik heb een inmeetfout gemaakt”. De dag erna is de heer [zzz] namens Dormac naar [gedaagde] gegaan en toen is weer namens [gedaagde] gezegd dat er een meetfout was gemaakt. Op 1 juli 2020 heeft [yyy] vervolgens aan Dormac bericht: “
Ik heb de verzekering gebeld en gemeld dat we afgelopen donderdag zijn geconfronteerd met schade en we jullie hier voor hebben ingeschakeld”. Dormac heeft bij e-mail van 6 juli 2020 aan de verzekeraar van [gedaagde] gemeld:
“Onze gegevens zijn dat de operator een inmeet fout van het gereedschap heeft gemaakt waardoor de tool in het werkstuk is gegaan.”Een kopie van deze e-mail is aan [gedaagde] gestuurd. [gedaagde] heeft niet heeft op die e-mail gereageerd.
Dormac wijst er ook op dat [gedaagde] in een e-mail van 14 oktober 2020 heeft geschreven:
“Er is toen besproken dat ook wij onze schade willen verhalen bij de verzekering. Wij willen jullie vragen ons op de hoogte te stellen van de stand van zaken en hoe en wanneer wij jullie en onze kosten bij de verzekering gaan indienen.”
4.6.
Dormac ziet verder erkenning door [gedaagde] van de eigen fout in de stelling dat ‘door een operator lichte schade aan de kop is veroorzaakt’. Dit is opgenomen in de brief van de advocaat van [gedaagde] van 1 februari 2021, in het verzoekschrift en in de conclusie van antwoord. Bovendien is onder randnummer 48 van de conclusie van antwoord in conventie, tevens eis in reconventie opgenomen, na betwisting van de inmeetfout opgenomen:
“Er is hoogstens sprake geweest van een verkeerd startpunt”.
4.7.
[gedaagde] heeft betwist dat de schade op 25 juni 2020 is ontstaan door een inmeetfout van één van haar operators. Zij stelt dat de machine vanaf het begin niet goed is geweest en dat de schade daardoor moet zijn veroorzaakt. [gedaagde] heeft de schade bij haar eigen verzekeraar gemeld, omdat dat altijd een verplichting is bij schade, zelfs als nog niet duidelijk is wat de oorzaak is. Tijdens de reparatiewerkzaamheden heeft [gedaagde] vastgesteld dat de reparaties niet het gevolg konden zijn van de crash. Daarom vond zij dat haar verzekeraar de schade niet hoefde te vergoeden.
4.8.
De rechtbank overweegt als volgt. Dormac vordert betaling van haar facturen, omdat volgens haar de schade is ontstaan door een inmeetfout van een operator van [gedaagde] en daarom niet onder de garantie valt. Daarmee verbindt Dormac rechtsgevolgen aan de door haar gestelde inmeetfout. Op grond van artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) rust op Dormac de bewijslast van die, door [gedaagde] betwiste stelling.
4.9.
Naar het oordeel van de rechtbank is Dormac in dat bewijs geslaagd. Ter zitting is namens [gedaagde] namelijk verklaard dat [xxx] eerst wel heeft gezegd dat het een inmeetfout was, omdat dat zijn eerste gedachte was. Tijdens de reparatie zou [gedaagde] echter hebben vastgesteld dat er iets gerepareerd werd dat niets met de door [xxx] veroorzaakte schade had te maken. Nadere onderbouwing van die vaststelling – bijvoorbeeld door aan te geven wat er dan gerepareerd werd, wanneer en aan wie dat is gemeld – ontbreekt echter.
Ook uit de (e-mail)correspondentie na 25 juni 2020 volgt overigens dat [gedaagde] ervan uitging dat het om een eigen fout ging. Zo is op de e-mail van 6 juli 2020 aan de verzekeraar van [gedaagde] en aan [gedaagde] , waarin van een inmeetfout wordt gesproken, door [gedaagde] niet gereageerd. Niet gebleken is dat [gedaagde] vóór ontvangst van de factuur aan Dormac heeft laten weten dat de schade door de machine zelf was veroorzaakt.
Ook de e-mail van 14 oktober 2020 van [gedaagde] (geciteerd onder 4.5) wijst erop dat zij er zelf vanuit ging dat de schade binnen haar verantwoordelijkheid lag. Niet aannemelijk is immers dat zij betaling van de kosten van Dormac door haar verzekeraar zou aannemen als zij uitging van een in de machine gelegen oorzaak. Dat strookt overigens ook niet met de eigen stelling van [gedaagde] dat zij tijdens de uitvoering van de reparaties had vastgesteld dat deze niet het gevolg van de crash konden zijn.
Ten slotte geldt dat hierna in reconventie worden geoordeeld dat niet is komen vast te staan dat de machine vanaf het begin niet goed is geweest, wat volgens [gedaagde] de oorzaak van de schade op 25 juni 2020 was.
4.10.
De rechtbank acht gezien het voorgaande Dormac geslaagd in het bewijs dat de schade op 25 juni 2020 is veroorzaakt door een inmeetfout van [gedaagde] . Aan beantwoording van de vraag of (ook) het schenden van veiligheidsvoorschriften de schade op 25 juni 2020 heeft veroorzaakt, wordt daarom niet meer toegekomen.
Verrekening en opschorting
4.11.
[gedaagde] heeft zich nog beroepen op verrekening en opschorting. Zij stelt daartoe gerechtigd te zijn, omdat de machine niet goed functioneert als gevolg van de non-conformiteit en nog altijd niet is gerepareerd.
Hierna zal de rechtbank in reconventie echter oordelen dat non-conformiteit niet is komen vast te staan, zodat er alleen al daarom geen grond voor verrekening en opschorting bestond.
Conclusie hoofdvordering
4.12.
[gedaagde] heeft onvoldoende betwist dat de reparatiekosten niet onder de garantie vallen als de reparatie nodig is geworden door een inmeetfout van [gedaagde] . Datzelfde geldt voor de hoogte van de facturen. De algemene stelling van [gedaagde] dat de oorzaak van de schade nooit tot een zo hoog schadebedrag heeft kunnen leiden is daarvoor niet toereikend. Tegenover de specificatie door Dormac van de werkzaamheden die noodzakelijk waren en die met de facturen in rekening zijn gebracht, ontbreekt daarnaast een onderbouwde betwisting door [gedaagde] . Het gevorderde bedrag van € 29.913,97 is daarom toewijsbaar.
Rente over de hoofdvordering
4.13.
Dormac vordert betaling van de in de Metaalunievoorwaarden genoemde rente van 12% per jaar. Voor matiging bestaat geen grond, aldus Dormac. De hoge drempel voor toepassing van de artikelen 6:248 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) of artikel 6:94 BW wordt niet gehaald, zeker niet aangezien [gedaagde] zelf ook de Metaalunievoorwaarden hanteert. De hoogte van de door Dormac geleden schade is niet van belang, omdat het een boetebeding betreft, zo stelt Dormac.
4.14.
[gedaagde] acht de rente van 12% exorbitant. Zij verzoekt daarom matiging daarvan op grond van de redelijkheid en de billijkheid, ook onder verwijzing naar artikel 6:94 BW. Gesteld noch gebleken is dat Dormac door de te late facturenbetaling wezenlijke schade heeft geleden.
4.15.
De rechtbank ziet geen grond voor matiging. [gedaagde] is een professionele partij en hanteert bovendien ook zelf de Metaalunievoorwaarden. Het enkele uiteenlopen van boete – beide partijen gaan ervan uit dat deze bepaling uit de Metaalunievoorwaarden een boetebeding is – en schade is overigens onvoldoende grond voor matiging [1] .
De gevorderde contractuele rente zal daarom worden toegewezen.
Beslagkosten
4.16.
De rechtbank acht de gevorderde beslagkosten op grond van de wet (artikel 706 Rv) toewijsbaar, voor zover deze uit de overlegde stukken zijn af te leiden.
De beslagkosten worden begroot op € 505,39 aan explootkosten en € 721,00 voor salaris advocaat (1 beslagrekest × tarief III). De gevorderde wettelijke rente over de beslagkosten zal worden toegewezen met ingang van veertien dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van algehele voldoening.
Buitengerechtelijke kosten
4.17.
Dormac maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De rechtbank stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) in beginsel van toepassing is, omdat het verzuim op/na 1 juli 2012 is ingetreden
.In dit geval zijn partijen – daarbij handelend in de uitoefening van beroep of bedrijf – echter een vergoeding van buitengerechtelijke (incasso-)kosten overeengekomen die van de wettelijke regeling afwijkt (artikel 17 lid 8 Metaalunievoorwaarden). De vordering zal dan ook worden getoetst aan het rapport Voorwerk II.
De gevorderde vergoeding zal worden toegewezen, omdat [gedaagde] de verschuldigdheid daarvan op grond van de Metaalunievoorwaarden niet heeft betwist, het gevorderde bedrag overeenkomst met de in de Metaalunievoorwaarden genoemde staffel en de rechtbank geen aanleiding ziet om tot matiging over te gaan.
De gevorderde en onbetwist gebleven rente over de buitengerechtelijke incassokosten wijst de rechtbank toe vanaf de datum van dagvaarden, 8 juli 2021.
Proceskosten
4.18.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure, aan de kant van Dormac tot nu toe begroot op:
- explootkosten € 103,33
- griffierecht € 2.076,00
- salaris advocaat
€ 1.442,00(2 punten × tarief III € 721,00)
Totaal € 1.751,33
De onbetwist gebleven wettelijke rente hierover zal worden toegewezen, zoals opgenomen onder de beslissing.
in reconventie
4.19.
[gedaagde] baseert haar vordering op haar stelling dat de machine niet in goede staat is geleverd en niet goed is geïnstalleerd, zodat deze non-conform is. Beoordeeld moet dus worden of dat het geval is.
Hierna komen eerst – samengevat – de standpunten van partijen aan de orde, waarna de beoordeling volgt.
Standpunt [gedaagde]
4.20.
[gedaagde] heeft verschillende stellingen ingenomen waaruit volgens haar de non-conformiteit van de machine blijkt. Zo heeft de installatie, die door onervaren installateurs is uitgevoerd, al langer geduurd dan was toegezegd, en is Dormac in de periode vanaf de installatie tot aan de
crashvan 25 juni 2020 vaak na meldingen van [gedaagde] teruggekomen vanwege gebreken aan de machine. Tijdens de reparaties naar aanleiding van die
crashheeft [gedaagde] vastgesteld dat Dormac meer repareerde dan noodzakelijk was als gevolg van de
crash. Juist is dat de machine eind augustus 2020 na de reparaties goed functioneerde met Eppinger
tooling, maar de Sandvik
toolingwaren nu juist door Dormac geadviseerd, zo stelt [gedaagde] . Bovendien hebben zich na augustus 2020 ook weer gebreken voorgedaan waaruit volgt dat de machine niet goed was.
Inmiddels is gebleken dat de machine van begin af aan uit het lood/niet waterpas moet hebben gestaan, wat de problemen heeft veroorzaakt, aldus [gedaagde] . Zij verwijst in dit verband naar e-mails van [vvv] van Allround Machinery BV (hierna: [vvv] ), die de machine heeft onderzocht. Hij heeft vastgesteld dat de turret niet haaks staat op de Z-geleiding en dat de afwijking fors is. Dat verklaart volgens [vvv] waarom verschillende gereedschappen niet in het hart staat.
Bovendien is uit onderzoek van Zwart Industrial Innovations (hierna: Zwart) van 3 juni 2021 gebleken dat sensoren niet juist waren afgesteld en een sensor niet was aangesloten. Bij een onderdeel was de isolatie eraf, wat kortsluiting kan veroorzaken. Bij uitvoering van onderhoud is vervanging van de bedrading noodzakelijk, aldus Zwart. Zwart bevestigt het probleem met de Y-as, waarvan de motor te heet wordt door een hoge belasting in de plusrichting. Er lijkt sprake van een mechanisch probleem of een motorprobleem, aldus Zwart. Ook hieruit blijkt dat de oorzaak van de problemen in de machine is gelegen, aldus [gedaagde] .
4.21.
[gedaagde] betwist dat de oorzaak van de problemen ligt in onoordeelkundig gebruik. Voor zover dat al zou blijken uit de werkrapporten waar dat volgens Dormac uit blijkt, geldt dat deze grotendeels niet voor akkoord ondertekend zijn.
4.22.
[gedaagde] concludeert dat de machine nooit goed is geweest en dus non-conform is. Zij biedt aan dit te bewijzen door een door de rechtbank te benoemen deskundige, die kan vaststellen wat de staat van de machine bij aflevering was en ook of de problemen aan onoordeelkundig gebruik zijn te wijten.
Standpunt Dormac
4.23.
Dormac heeft alle door [gedaagde] gestelde omstandigheden betwist. De installatie duurde langer, omdat [gedaagde] daarop niet was voorbereid. Kort na installatie hebben enkele aanpassingen plaatsgevonden aan de stafaanvoer en de parameters, waarna de machine goed functioneerde. Dat leidt dus niet tot non-conformiteit, aldus Dormac. Na installatie is Dormac verschillende keren terug geweest, omdat sprake was van onoordeelkundig gebruik door [gedaagde] . Ook de meldingen van [gedaagde] van na herstel van de
crashvan 25 juni 2020 zagen op onoordeelkundig gebruik. Dormac heeft dat onderbouwd met werkrapporten.
Uit de rapporten/correspondentie van Zwart en [vvv] blijkt volgens Dormac evenmin dat de machine non-conform is. Het rapport van Zwart dateert van 3 juni 2021, dus nadat al verschillende crashes hadden plaatsgevonden en kan dus geen betrekking hebben op de staat waarin de machine is geleverd.
Uit de correspondentie van [vvv] blijkt dat hij (in november 2021) heeft vastgesteld dat de geometrie niet op orde is. Hij geeft echter ook aan dat hij geen oordeel kan geven over de situatie bij levering van de machine wegens het ontbreken van een nulmeting.
Dormac verzet zich tegen benoeming van een deskundige. Het gaat er bij non-conformiteit namelijk om wat de toestand van de machine was bij levering en die kan nu, na het gebruik door [gedaagde] én de twee
crashes, niet meer worden vastgesteld, zo stelt Dormac.
Beoordeling
4.24.
De rechtbank overweegt als volgt.
4.25.
Een verkochte en afgeleverde zaak moet aan de overeenkomst beantwoorden [2] . Een zaak beantwoordt niet aan de overeenkomst indien deze, mede gelet op de aard van de zaak en de mededelingen die de verkoper over de zaak heeft gedaan, niet de eigenschappen bezit die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten. De koper mag verwachten dat de zaak de eigenschappen bezit die voor een normaal gebruik daarvan nodig zijn en waarvan hij de aanwezigheid niet behoefde te betwijfelen [3] .
Het gaat er dus om of de machine voor normaal gebruik geschikt is.
4.26.
[gedaagde] verbindt in reconventie rechtsvorderingen aan haar stelling dat de machine non-conform is. Daarom rust op haar op basis van artikel 150 Rv de bewijslast van die non-conformiteit, als voldaan is aan de stelplicht en de stellingen voldoende zijn betwist. De rechtbank is van oordeel dat [gedaagde] niet in dit bewijs is geslaagd. Dat wordt als volgt toegelicht.
4.27.
Tussen partijen staat in ieder geval vast dat de machine eind augustus 2020 met Eppinger
toolinggoed functioneerde. Eppinger is het merk
toolingdat Dormac standaard levert. Voor zover [gedaagde] heeft bedoeld te stellen dat Dormac ook verantwoordelijk is voor eventueel niet goed functioneren van de Sandvik
toolingoverweegt de rechtbank als volgt. Vast staat dat [gedaagde] de tools bij Sandvik heeft gekocht en door Sandvik geleverd heeft gekregen. Het standpunt dat Dormac de Sandvik tools heeft geadviseerd, heeft [gedaagde] onderbouwd door overlegging van Whatsappberichten waaruit blijkt dat Dormac een kortingsvoucher heeft verstrekt voor de Sandvik tools. Hieruit volgt echter niet dat Dormac die tools ook heeft geadviseerd. Dit argument slaagt daarom niet. Dit betekent dat [gedaagde] niet mocht verwachten dat Dormac ervoor zorgde de machine goed functioneerde met Sandvink
tooling.
4.28.
Alles wat [gedaagde] verder naar voren heeft gebracht wat betreft de (duur van de) installatie en de gebreken die zich volgens haar hebben voorgedaan ter onderbouwing van haar stelling dat de machine non-conform is, heeft Dormac gemotiveerd betwist. Het is vervolgens aan [gedaagde] om haar stellingen te bewijzen.
4.29.
Met de overlegging van het rapport respectievelijk de correspondentie van Zwart en [vvv] is [gedaagde] niet in dat bewijs geslaagd.
Het rapport van Zwart dateert van 3 juni 2021, dus ruim een jaar na levering van de machine, en ziet op de staat van de machine op dat moment. Bovendien wijst Zwart geen eenduidige oorzaak aan, maar verklaart hij alleen dat het een mechanisch probleem of een motorprobleem ‘lijkt’. Over het ontstaan daarvan laat hij zich niet uit. Hieruit volgt dan ook niet dat de machine bij levering non-conform was.
[vvv] heeft in november 2021 geconstateerd dat: ‘
de turret niet haaks op de Z-geleiding staat, de afwijking is fors. Ik zie deze afwijking echter niet terug in de rapportage van Dormac. Dan zou het dus een nog niet eerder gemeld probleem zijn.
Deze afwijking verklaard wel waarom de verschillende gereedschappen niet op het hart staan. (…)Hieruit valt niet af te leiden dat de machine zelf uit het lood staat, zoals [gedaagde] stelt. Bovendien antwoordt [vvv] ontkennend op de vraag van de advocaat van [gedaagde] of het mogelijk is dat de crash die heeft plaatsgevonden het gevolg is van het ‘niet haaks staan van de machine’: ”
Nee, het zal eerder andersom zijn, dat de turret niet haa[k]
s staat op de machine”.
Verder blijkt dat de advocaat van [gedaagde] aan [vvv] de volgende vraag heeft gesteld: “
Daarnaast zou ik graag vernemen wat de oorzaak is of kan zijn van hetgeen u gemeten heeft, waarbij u wellicht ook iets kunt zeggen over hoe lang dit gebrek al aanwezig is. Kan het vervolgens zijn dat Dormac het door u geconstateerde gebrek heeft gemist? Cliënte heeft namelijk het vermoeden dat vanaf installatie de turret niet haaks staat en dat hierin wellicht de oorzaak van alle ellende ligt.
[vvv] antwoord hierop:
“Zoals ik in de eerdere mail al aangaf kan ik hier niet over oordelen. Ik heb geen “nulmeting” van de machine gedaan toen deze nieuw was, en heb de bewuste machine nooit eerder gezien”.
De correspondentie van [vvv] wijst dus niet op het aanwezig zijn van het door hem geconstateerde gebrek bij levering van de machine. Ook uit de verklaring van [vvv] volgt dus niet dat de machine bij levering non-conform was.
4.30.
[gedaagde] heeft verder aangeboden te bewijzen dat de machine non-conform was door middel van een door de rechtbank te benoemen deskundige. Zij heeft echter onvoldoende onderbouwd hoe een deskundige nu nog kan vaststellen wat de staat van de machine was bij levering en of de gebreken die zich hebben voorgedaan door onoordeelkundig gebruik zijn veroorzaakt. Daarbij is van belang dat in ieder geval in juni 2020 en januari 2021 schade aan de machine is ontstaan. Wat betreft de op 25 juni 2020 ontstane schade heeft de rechtbank in conventie al geoordeeld dat dit aan een inmeetfout van [gedaagde] is te wijten en dus niet aan Dormac. De machine is dus hoe dan ook niet meer in dezelfde staat als bij levering. Er kan daarom niet meer worden vastgesteld of de machine bij levering voor normaal gebruik geschikt was, of non-conform was.
De rechtbank zal daarom geen deskundige benoemen.
4.31.
Omdat [gedaagde] niet is geslaagd in het bewijs dat de machine non-conform was, zullen al haar vorderingen, die immer op die non-conformiteit zijn gebaseerd, worden afgewezen. Aan de overige verweren van Dormac wordt niet meer toegekomen.
Proces- en nakosten
4.32.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de deze procedure worden veroordeeld, aan de kant van Dormac tot nu toe begroot op € 2.491,00 (2 punten x tarief VI € 2.491,00 x 0,5 =).
De onbetwist gebleven wettelijke rente hierover zal worden toegewezen, zoals opgenomen onder de beslissing.
in conventie en in reconventie
4.33.
De niet betwiste nakosten in conventie en in reconventie met wettelijke rente zullen worden toegewezen, zoals opgenomen onder de beslissing.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis aan Dormac te betalen:
een bedrag van in totaal € 29.913,97, te vermeerderen met de contractuele rente van 12% met ingang van de vervaldata van de facturen tot de dag van algehele voldoening;
een bedrag van € 1.226,39 aan beslagkosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van veertien dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
een bedrag van € 2.215,70 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van 8 juli 2021 tot de dag van volledige betaling;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure, aan de kant van Dormac begroot op € 1.751,33, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van veertien dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.3.
wijst af het meer of anders gevorderde;
in reconventie
5.4.
wijst het gevorderde af;
5.5.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de kant van Dormac begroot op € 2.491,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van veertien dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling
In conventie en in reconventie
5.6.
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 255,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gedaagde] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad, met uitzondering van 5.3 en 5.4.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M. Auwerda en in het openbaar uitgesproken op 23 februari 2022.

Voetnoten

1.MvA II, Parl. Gesch. BW boek 6, p.325
2.Artikel 7:17 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW)
3.Artikel 7:17 lid 2 BW