6.3.Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, en door de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft samen met een ander geprobeerd een tankstation te overvallen en daarbij de eigenaresse van het tankstation, die op dat moment achter de balie stond, bedreigd met een mes.
Alleen door het kordate optreden van het slachtoffer, die de kassa heeft dichtgeslagen en tegen de daders is gaan schreeuwen, zijn verdachte en de medeverdachte zonder buit gevlucht en is het bij een poging gebleven. Ondanks haar heldhaftige gedrag op het moment zelf, blijkt uit de schriftelijke slachtofferverklaring van het slachtoffer die ter zitting is voorgelezen, dat de gebeurtenis traumatisch voor haar is geweest en dat zij er lange tijd last van heeft gehad. Naast de gevolgen voor het slachtoffer zelf, zorgen dit soort feiten ook voor gevoelens van angst en onveiligheid bij de mensen die er ongewild getuige van zijn en in de samenleving in het algemeen.
Verdachte heeft voorafgaand en tijdens het plegen van dit feit op geen enkele manier stil gestaan bij de gevolgen van zijn daden voor anderen en alleen gedacht aan zijn eigen belang om zo snel mogelijk aan geld te komen zodat hij zijn verslaving kon betalen en zijn schulden kon aflossen. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 26 januari 2022, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld.
- het over verdachte uitgebrachte adviesrapport, gedateerd 21 februari 2022, van
[raadsonderzoeker] , raadsonderzoeker bij de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).
Uit het rapport van de Raad blijkt dat verdachte zich sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis op 13 juli 2021, goed aan de schorsingsvoorwaarden heeft gehouden. Zowel verdachte als zijn ouders zijn goed in contact met de jeugdreclasseerder en verdachte heeft de training bij de Hoofdtrainer positief afgerond. Er zijn geen zorgen over de ontwikkeling van verdachte. Zijn ouders zijn betrokken en keuren het antisociale gedrag van hun zoon zwaar af. Ook op school gaat het goed en verdachte heeft afstand gedaan van omgang met antisociale jongeren. Daarnaast gebruikt hij geen (soft)drugs meer. Aandachtspunten zijn op dit moment het vinden van een bijbaantje zodat hij zijn eigen inkomsten heeft, en het oefenen met het toepassen van de aangeleerde vaardigheden en vrijheden. De Raad is van mening dat, ondanks dat de ontwikkeling van verdachte niet zorgelijk is, de jeugdreclasseringsmaatregel passend is. Dit vooral om hem de komende periode te monitoren en indien nodig bij te sturen, wanneer blijkt dat hij onverhoopt terugvalt in oude gedragingen zoals middelen-gebruik of weer contact zoekt met antisociale jongeren en zich hierin beïnvloedbaar toont.
Oplegging van een werkstraf kan voor verdachte het maatschappelijk ontoelaatbare gedrag nogmaals onderstrepen. Een jeugddetentie is gelet op de ernst van het feit overwogen, maar de Raad vindt dit niet passend omdat verdachte first offender is en er mogelijkheden worden gezien om met een strak en verplicht begeleidingskader, in samenwerking met de ouders, het gedrag van verdachte om te buigen en recidive te voorkomen.
Ter zitting is namens de Raad en de jeugdreclassering verder naar voren gebracht dat niet vaak wordt gezien dat een verdachte zulke grote stappen maakt. Hij heeft zich heel goed ingezet en de kans op herhaling wordt ingeschat als laag. Het is echter wel van belang dat verdachte nog een tijdje wordt begeleid door de jeugdreclassering want hij heeft de afgelopen maanden strakke kaders gehad die nu worden losgelaten. Begeleiding door de jeugdreclassering langer dan een jaar wordt echter niet nodig gevonden.
conclusie van de rechtbank
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf gelet op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht jeugd (LOVS). Daar wordt bij een voltooide overval op een winkel een jeugddetentie van vier maanden als uitgangspunt genomen. Iedere strafverzwarende omstandigheid, zoals bedreiging met een wapen, telt daarbij in beginsel voor 60 uur taakstraf, dan wel één maand jeugddetentie.
De rechtbank heeft verder in het voordeel van verdachte laten meewegen dat hij niet eerder met justitie in aanraking is geweest, nog jong is en zeer schuldbewust op de rechtbank overkomt. Ook heeft de rechtbank bij haar oordeel betrokken dat uit de stukken en de behandeling ter zitting naar voren is gekomen dat verdachte zijn vriend heeft willen helpen die een schuld had en zodoende in een situatie terecht is gekomen waar hij voor zijn eigen gevoel niet meer uit kon stappen. Verdachte was niet de initiatiefnemer van het plan om de overval te plegen en heeft toen hij in het tankstation was, niet het mes getoond dat hij gekregen had van de medeverdachte. Verder heeft verdachte goed meegewerkt tijdens de schorsing en een positieve ontwikkeling doorgemaakt.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank verdachte veroordelen tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf van 160 uren (subsidiair 80 dagen jeugddetentie), waarvan 60 uren, (subsidiair 30 dagen jeugddetentie) voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren onder de algemene voorwaarde dat verdachte niet opnieuw strafbare feiten pleegt.
Aan het voorwaardelijk strafdeel zal de rechtbank verder voor een periode van één jaar de bijzondere voorwaarde van jeugdreclasseringstoezicht verbinden, zoals geadviseerd door de Raad. Verdachte maakt een positieve ontwikkeling door, maar er zijn ook enkele aandachtspunten waarbij het goed is dat verdachte nog begeleid en gemonitord wordt. De rechtbank vindt het daarom belangrijk dat de jeugdreclassering voor een periode van een jaar nog toezicht houdt op het verloop van de hulpverlening en verdachte kan ondersteunen waar dat nodig is.