6.3.Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, en door de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft samen met een ander geprobeerd een tankstation te overvallen en daarbij de eigenaresse van het tankstation, die op dat moment achter de balie stond, bedreigd met een mes.
Alleen door het kordate optreden van het slachtoffer, die de kassa heeft dichtgeslagen en tegen de daders is gaan schreeuwen, zijn verdachte en de medeverdachte zonder buit gevlucht en is het bij een poging gebleven. Ondanks haar heldhaftige gedrag op het moment zelf, blijkt uit de schriftelijke slachtofferverklaring van het slachtoffer die ter zitting is voorgelezen, dat de gebeurtenis traumatisch voor haar is geweest en dat zij er lange tijd last van heeft gehad. Naast de gevolgen voor het slachtoffer zelf, zorgen dit soort feiten ook voor gevoelens van angst en onveiligheid bij de mensen die er ongewild getuige van zijn en in de samenleving in het algemeen.
Verdachte heeft voorafgaand en tijdens het plegen van dit feit op geen enkele manier stil gestaan bij de gevolgen van zijn daden voor anderen en alleen gedacht aan zijn eigen belang om zo snel mogelijk aan geld te komen zodat hij zijn verslaving kon betalen en zijn schulden kon aflossen. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 5 november 2021, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld.
- het over verdachte uitgebrachte Pro Justitiarapport, gedateerd 13 december 2021, van
[GZ-psycholoog] , GZ-psycholoog.
- het over verdachte uitgebrachte adviesrapport, gedateerd 18 februari 2022, van
[raadsonderzoeker] , raadsonderzoeker bij de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).
Uit het Pro Justitia rapport blijkt onder meer dat “
bij verdachte sprake is van kwetsbaarheden die belastend zijn geweest voor zijn ontwikkeling, maar dat op grond van het uitgevoerde onderzoek, niet gesproken kan worden van een psychische stoornis of verstandelijke handicap. De gewetensontwikkeling van verdachte lijkt op leeftijdsniveau. Hij weet hoe grensoverschrijdend zijn handelen is geweest en hij voelt hier ook de passende emoties bij (schuld en schaamte). Het directe motief hangt samen met een ernstige cannabis verslaving, maar deze verslaving heeft in het geval van verdachte geen verontschuldigende werking.
De overval is vooraf besproken, de locatie is bewust gekozen, verdachte heeft kleding en messen meegebracht en was naar eigen zeggen niet onder invloed omdat dit zijn concentratievermogen zou aantasten. Het feit lijkt als een noodsprong te moeten worden gezien, maar wel één waar verdachte met de nodige aandacht toe besloten heeft. Hoewel er sprake is van de nodige kwetsbaarheden bij verdachte, wordt ook hieruit geen directe doorwerking in het ten laste gelegde gezien. Geadviseerd wordt om verdachte het ten laste gelegde volledig toe te rekenen.
Het risico op recidive wordt laag geschat zolang verdachte clean blijft. Voor zover een kans op herhaling wordt gezien hangt deze samen met zwaar gebruik en ontoereikende coping. Ter bevordering van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van verdachte wordt de hulp zoals nu ingezet als zinvol en passend beschouwd. Het primaire doel is om te komen tot passender coping en verder is identiteitsversterking en het werken aan vermindering van sociale angst een aandachtspunt. Dit zal naar verwachting bijdragen aan een blijvende abstinentie. De behandeling zal zowel individueel als systemisch georiënteerd moeten zijn en lijkt primair bij de Brijder belegd te kunnen worden.
Er wordt een meerwaarde in gezien om de behandeling op te nemen als voorwaarde bij een jeugdreclasseringsmaatregel. Verdachte heeft baat bij helderheid en duidelijke kaders, iets wat - gezien zijn leeftijd - in de pedagogische sfeer van thuis, minder makkelijk te bieden is.”
Uit het rapport van de Raad blijkt dat er zorgen zijn over de voortdurende verslavings-problematiek van verdachte.
Hij heeft vanaf de jaarwisseling tot midden januari 2022 twee keer een terugval gehad in middelengebruik, waar hij vanuit de jeugdreclassering een waarschuwing voor heeft gekregen. Ingeschat wordt dat als verdachte terugvalt in zijn verslaving, het meer voorstelbaar is dat hij opnieuw tot een disfunctionele en strafbare vorm van probleem-oplossing komt.
Omdat verdachte zelf, maar ook zijn betrokken ouders/gezin, zich hier erg bewust van zijn wordt de kans dat het zover komt niet groot geacht. De Raad is van mening dat verdachte gebaat is bij begeleiding vanuit de jeugdreclassering, waarbij wordt toegezien op het inzetten van behandeling voor zijn verslavingsproblematiek, emotieregulatie-problematiek en eventuele verwerking van onderliggende problematiek met behulp van EMDR. Daarnaast dient er ingezet te worden op het gezinssysteem, waarbij het gezin daadwerkelijk doorpakt ook op het moment dat het lastig is of er intensieve inzet wordt verwacht. De Raad vindt dat de eerder gestelde schorsingsvoorwaarden van kracht moeten blijven als bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijke jeugddetentie, zeker omdat verdachte op dit moment geen adequate dagbesteding heeft en de kans op terugval in (soft)drugsgebruik aanwezig is. Een taakstraf wordt niet geadviseerd omdat verdachte heeft aangegeven dat hij niet gemotiveerd is om een werkstraf uit te voeren en liever een straf in detentie doorbrengt. Oplegging van een werkstraf heeft daarom volgens de Raad in het geval van verdachte geen pedagogische meerwaarde.
Ter zitting is namens de Raad verder naar voren gebracht dat het van belang is dat de begeleiding door de jeugdreclassering wordt voortgezet en dat verdachte actief op zoek gaat naar een dagbesteding omdat hij structuur en voorspelbaarheid nodig heeft. In dit verband is het zorgelijk dat ter zitting is gebleken dat hij geen dagbesteding meer heeft en dat hij kort geleden opnieuw een terugval heeft gehad in cannabisgebruik.
Wat betreft het contactverbod met de medeverdachte en het slachtoffer wordt er geen noodzaak gezien om dat langer te laten voortduren.
conclusie van de rechtbank
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf gelet op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht jeugd (LOVS). Daar wordt bij een voltooide overval op een winkel een jeugddetentie van vier maanden als uitgangspunt genomen. Iedere strafverzwarende omstandigheid, zoals bedreiging met een wapen, telt daarbij in beginsel voor 60 uur taakstraf, dan wel één maand jeugddetentie.
Anders dan de raadsman ziet de rechtbank geen aanleiding om in voor verdachte gunstige zin rekening te houden met de omstandigheid dat verdachte tijdens het strafbare feit zwaar verslaafd was en een schuld moest afbetalen. De deskundige concludeert dat verdachte welbewust over de overval heeft nagedacht alvorens deze te plegen. Het rapport van de deskundige is zorgvuldig tot stand gekomen en goed gemotiveerd. De rechtbank volgt deze conclusie dan ook en neemt die over. Mocht het al zo zijn dat verdachte heeft gehandeld onder invloed van zijn verslaving, dan is de rechtbank bovendien van oordeel dat verdachte zichzelf in deze situatie heeft gebracht door zijn softdrugsgebruik en dat dit geen bijzondere grond oplevert voor verontschuldiging en eventuele strafvermindering.
De rechtbank heeft wel in het voordeel van verdachte meegewogen dat hij niet eerder is veroordeeld, dat hij open kaart heeft gespeeld en dat hij zich aan stevige schorsings-voorwaarden (waaronder een enkelband) heeft moeten houden.
De rechtbank zal, alles afwegende, verdachte veroordelen tot een jeugddetentie van 100 dagen, met aftrek van het voorarrest van 70 dagen en waarvan de resterende 30 dagen voorwaardelijk worden opgelegd, om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Aan deze voorwaardelijke straf zullen na te noemen algemene en bijzondere voorwaarden worden gekoppeld.
Daarnaast zal de rechtbank een taakstraf in de vorm van een werkstraf aan verdachte opleggen voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen jeugddetentie. De rechtbank vindt het van belang dat aan het gedrag van verdachte een directe consequentie wordt verbonden in de vorm van werken voor de maatschappij zonder ervoor betaald te worden. Dat verdachte weinig gemotiveerd zou zijn om een werkstraf uit te voeren levert onvoldoende grond op om hem deze passend geachte straf niet op te leggen.
Dadelijke uitvoerbaarheid voorwaarden
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat gericht is tegen en gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Gelet op de over verdachte uitgebrachte rapportages en wat ter zitting naar voren is gekomen, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna te stellen bijzondere voorwaarden en het op grond van artikel 77aa Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.