ECLI:NL:RBNHO:2022:2331

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 maart 2022
Publicatiedatum
18 maart 2022
Zaaknummer
15.182959.21
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot gewapende overval op tankstation door minderjarige

Op 21 maart 2022 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een zeventienjarige verdachte, die werd beschuldigd van een poging tot gewapende overval op een tankstation in Schagen op 10 juli 2021. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het openbaar ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. De verdachte heeft samen met een ander geprobeerd het tankstation te overvallen, waarbij hij een groot keukenmes gebruikte en de medewerkster bedreigde. De rechtbank heeft het feit wettig en overtuigend bewezen verklaard, ondanks de verdediging van de raadsman dat het feit niet bewezen kon worden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 100 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 60 uren. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder het meewerken aan hulpverlening en het verbod op het gebruik van softdrugs. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] tot schadevergoeding toegewezen tot een bedrag van € 1.000,--, terwijl de vordering van [benadeelde partij 2] niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank heeft de zaak behandeld met inachtneming van de oriëntatiepunten voor straftoemeting en heeft de omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn verslavingsproblematiek, meegewogen in de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie & Jeugd
Locatie Alkmaar
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 15.182959.21
Uitspraakdatum: 21 maart 2022
Tegenspraak
Vonnis (P)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting met gesloten deuren van 7 maart 2022 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. C.M. Brugman en van wat verdachte, zijn raadsman, mr. E. Boskma, advocaat te Alkmaar, de Raad voor de Kinderbescherming en de Jeugd- & Gezinsbeschermers naar voren hebben gebracht. Verder heeft de rechtbank kennis genomen van de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] .

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 10 juli 2021 te Schagen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen [benadeelde partij 1] heeft gedwongen tot de afgifte van geld en/of sigaretten en/of andere goederen van zijn/hun gading, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan
[benadeelde partij 1] en/of tankstation [tankstation] in elk geval aan die [benadeelde partij 1] en/of [tankstation] en/of een derde toebehoorde(n), door:
- met een groot (keuken)mes en gezichts- en/of hoofdbedekking op (een mondkapje en/of een hoodie) het tankstation [tankstation] binnen te zijn gegaan en/of
- een groot (keuken)mes te hebben gericht op en/of getoond aan de medewerkster en/of eigenaresse van het tankstation [tankstation] en/of
- (daarbij) de woorden "Dit is een overval, geef je geld" en/of "Geld, geld" en/of woorden van gelijke afpersende en/of bedreigende strekking te hebben gezegd en/of geroepen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is om van de zaak kennis te nemen, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit, kort gezegd, het medeplegen van een poging tot een gewapende overval op een tankstation in Schagen op 10 juli 2021.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn opgenomen.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, in die zin dat
hij op 10 juli 2021 te Schagen, tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen [benadeelde partij 1] heeft gedwongen tot de afgifte van geld en/of sigaretten, toebehorend aan [benadeelde partij 1] en/of tankstation [tankstation] , door:
- met een groot keukenmes en met gezichts- en hoofdbedekking op (een mondkapje en een hoodie) het tankstation [tankstation] binnen te gaan en
- een groot keukenmes te richten op die [benadeelde partij 1] en
- daarbij de woorden "Dit is een overval, geef je geld" te roepen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Uit het bespreken van het feit op de terechtzitting is gebleken dat verdachte daardoor niet is geschaad in zijn verdediging.
Wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
Poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is daarom strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is daarom strafbaar.

6.Motivering van de sancties

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een jeugddetentie van 120 dagen, waarvan 53 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en met aftrek van voorarrest. De officier van justitie heeft verder gevorderd dat aan het voorwaardelijk strafdeel naast de algemene voorwaarden, bijzondere voorwaarden zullen worden verbonden, te weten:
- een toezicht bij de Jeugd-& Gezinsbeschermers, afdeling jeugdreclassering,
- het hebben van een dagbesteding,
- meewerken aan hulpverlening/begeleiding door de Brijder, en
- meewerken aan een hulpverleningstraject bij de ‘Zware Jongens’ of een IFA coach danwel een andere vorm van begeleiding, nader te bepalen door de jeugdreclassering,
- een alcohol- en middelenverbod en meewerken aan urine controles,
en dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Voor het opnieuw opleggen van elektronisch toezicht ziet de officier van justitie geen aanleiding omdat verdachte al vier maanden onder elektronische controle heeft gestaan.
Tot slot heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte een taakstraf in de vorm van een werkstraf wordt opgelegd van 60 uren, subsidiair 30 dagen jeugddetentie.
6.2.
.Standpunt van de verdachte/de verdediging
De raadsman heeft verzocht om er bij de straftoemeting rekening mee te houden dat verdachte, hoewel hij volgens de deskundige volledig toerekeningsvatbaar was, het feit heeft gepleegd terwijl hij door zijn drugsverslaving in een bepaalde gemoedstoestand verkeerde. Verdachte had op dat moment alleen oog voor zijn verslaving en het aflossen van zijn schuld. De raadsman vindt het van belang dat verdachte hulp krijgt van een coach/begeleider die hem kan ondersteunen bij een eventuele terugval in cannabisgebruik en hierover met hem in gesprek kan gaan. Helaas is er vanuit de jeugdreclassering tot op heden geen begeleiding geregeld voor verdachte, zoals een coach van ‘Zware Jongens’. De moeder van verdachte heeft door het uitblijven van dergelijke hulp als politieagent moeten optreden voor haar zoon en veel in werking moeten zetten, terwijl zij gewoon ‘moeder’ zou moeten zijn. Verder is het van belang dat verdachte een dagbesteding krijgt zodat hij in een ritme komt en daardoor minder behoefte heeft om te gaan blowen. De raadsman vindt de eis van de officier van justitie niet onredelijk en kan zich vinden in de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden als ondersteuning voor verdachte bij de motivatie om mee te werken aan de hulpverlening en begeleiding.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, en door de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft samen met een ander geprobeerd een tankstation te overvallen en daarbij de eigenaresse van het tankstation, die op dat moment achter de balie stond, bedreigd met een mes.
Alleen door het kordate optreden van het slachtoffer, die de kassa heeft dichtgeslagen en tegen de daders is gaan schreeuwen, zijn verdachte en de medeverdachte zonder buit gevlucht en is het bij een poging gebleven. Ondanks haar heldhaftige gedrag op het moment zelf, blijkt uit de schriftelijke slachtofferverklaring van het slachtoffer die ter zitting is voorgelezen, dat de gebeurtenis traumatisch voor haar is geweest en dat zij er lange tijd last van heeft gehad. Naast de gevolgen voor het slachtoffer zelf, zorgen dit soort feiten ook voor gevoelens van angst en onveiligheid bij de mensen die er ongewild getuige van zijn en in de samenleving in het algemeen.
Verdachte heeft voorafgaand en tijdens het plegen van dit feit op geen enkele manier stil gestaan bij de gevolgen van zijn daden voor anderen en alleen gedacht aan zijn eigen belang om zo snel mogelijk aan geld te komen zodat hij zijn verslaving kon betalen en zijn schulden kon aflossen. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 5 november 2021, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld.
- het over verdachte uitgebrachte Pro Justitiarapport, gedateerd 13 december 2021, van
[GZ-psycholoog] , GZ-psycholoog.
- het over verdachte uitgebrachte adviesrapport, gedateerd 18 februari 2022, van
[raadsonderzoeker] , raadsonderzoeker bij de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).
Uit het Pro Justitia rapport blijkt onder meer dat “
bij verdachte sprake is van kwetsbaarheden die belastend zijn geweest voor zijn ontwikkeling, maar dat op grond van het uitgevoerde onderzoek, niet gesproken kan worden van een psychische stoornis of verstandelijke handicap. De gewetensontwikkeling van verdachte lijkt op leeftijdsniveau. Hij weet hoe grensoverschrijdend zijn handelen is geweest en hij voelt hier ook de passende emoties bij (schuld en schaamte). Het directe motief hangt samen met een ernstige cannabis verslaving, maar deze verslaving heeft in het geval van verdachte geen verontschuldigende werking.
De overval is vooraf besproken, de locatie is bewust gekozen, verdachte heeft kleding en messen meegebracht en was naar eigen zeggen niet onder invloed omdat dit zijn concentratievermogen zou aantasten. Het feit lijkt als een noodsprong te moeten worden gezien, maar wel één waar verdachte met de nodige aandacht toe besloten heeft. Hoewel er sprake is van de nodige kwetsbaarheden bij verdachte, wordt ook hieruit geen directe doorwerking in het ten laste gelegde gezien. Geadviseerd wordt om verdachte het ten laste gelegde volledig toe te rekenen.
Het risico op recidive wordt laag geschat zolang verdachte clean blijft. Voor zover een kans op herhaling wordt gezien hangt deze samen met zwaar gebruik en ontoereikende coping. Ter bevordering van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van verdachte wordt de hulp zoals nu ingezet als zinvol en passend beschouwd. Het primaire doel is om te komen tot passender coping en verder is identiteitsversterking en het werken aan vermindering van sociale angst een aandachtspunt. Dit zal naar verwachting bijdragen aan een blijvende abstinentie. De behandeling zal zowel individueel als systemisch georiënteerd moeten zijn en lijkt primair bij de Brijder belegd te kunnen worden.
Er wordt een meerwaarde in gezien om de behandeling op te nemen als voorwaarde bij een jeugdreclasseringsmaatregel. Verdachte heeft baat bij helderheid en duidelijke kaders, iets wat - gezien zijn leeftijd - in de pedagogische sfeer van thuis, minder makkelijk te bieden is.”
Uit het rapport van de Raad blijkt dat er zorgen zijn over de voortdurende verslavings-problematiek van verdachte.
Hij heeft vanaf de jaarwisseling tot midden januari 2022 twee keer een terugval gehad in middelengebruik, waar hij vanuit de jeugdreclassering een waarschuwing voor heeft gekregen. Ingeschat wordt dat als verdachte terugvalt in zijn verslaving, het meer voorstelbaar is dat hij opnieuw tot een disfunctionele en strafbare vorm van probleem-oplossing komt.
Omdat verdachte zelf, maar ook zijn betrokken ouders/gezin, zich hier erg bewust van zijn wordt de kans dat het zover komt niet groot geacht. De Raad is van mening dat verdachte gebaat is bij begeleiding vanuit de jeugdreclassering, waarbij wordt toegezien op het inzetten van behandeling voor zijn verslavingsproblematiek, emotieregulatie-problematiek en eventuele verwerking van onderliggende problematiek met behulp van EMDR. Daarnaast dient er ingezet te worden op het gezinssysteem, waarbij het gezin daadwerkelijk doorpakt ook op het moment dat het lastig is of er intensieve inzet wordt verwacht. De Raad vindt dat de eerder gestelde schorsingsvoorwaarden van kracht moeten blijven als bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijke jeugddetentie, zeker omdat verdachte op dit moment geen adequate dagbesteding heeft en de kans op terugval in (soft)drugsgebruik aanwezig is. Een taakstraf wordt niet geadviseerd omdat verdachte heeft aangegeven dat hij niet gemotiveerd is om een werkstraf uit te voeren en liever een straf in detentie doorbrengt. Oplegging van een werkstraf heeft daarom volgens de Raad in het geval van verdachte geen pedagogische meerwaarde.
Ter zitting is namens de Raad verder naar voren gebracht dat het van belang is dat de begeleiding door de jeugdreclassering wordt voortgezet en dat verdachte actief op zoek gaat naar een dagbesteding omdat hij structuur en voorspelbaarheid nodig heeft. In dit verband is het zorgelijk dat ter zitting is gebleken dat hij geen dagbesteding meer heeft en dat hij kort geleden opnieuw een terugval heeft gehad in cannabisgebruik.
Wat betreft het contactverbod met de medeverdachte en het slachtoffer wordt er geen noodzaak gezien om dat langer te laten voortduren.
conclusie van de rechtbank
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf gelet op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht jeugd (LOVS). Daar wordt bij een voltooide overval op een winkel een jeugddetentie van vier maanden als uitgangspunt genomen. Iedere strafverzwarende omstandigheid, zoals bedreiging met een wapen, telt daarbij in beginsel voor 60 uur taakstraf, dan wel één maand jeugddetentie.
Anders dan de raadsman ziet de rechtbank geen aanleiding om in voor verdachte gunstige zin rekening te houden met de omstandigheid dat verdachte tijdens het strafbare feit zwaar verslaafd was en een schuld moest afbetalen. De deskundige concludeert dat verdachte welbewust over de overval heeft nagedacht alvorens deze te plegen. Het rapport van de deskundige is zorgvuldig tot stand gekomen en goed gemotiveerd. De rechtbank volgt deze conclusie dan ook en neemt die over. Mocht het al zo zijn dat verdachte heeft gehandeld onder invloed van zijn verslaving, dan is de rechtbank bovendien van oordeel dat verdachte zichzelf in deze situatie heeft gebracht door zijn softdrugsgebruik en dat dit geen bijzondere grond oplevert voor verontschuldiging en eventuele strafvermindering.
De rechtbank heeft wel in het voordeel van verdachte meegewogen dat hij niet eerder is veroordeeld, dat hij open kaart heeft gespeeld en dat hij zich aan stevige schorsings-voorwaarden (waaronder een enkelband) heeft moeten houden.
De rechtbank zal, alles afwegende, verdachte veroordelen tot een jeugddetentie van 100 dagen, met aftrek van het voorarrest van 70 dagen en waarvan de resterende 30 dagen voorwaardelijk worden opgelegd, om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Aan deze voorwaardelijke straf zullen na te noemen algemene en bijzondere voorwaarden worden gekoppeld.
Daarnaast zal de rechtbank een taakstraf in de vorm van een werkstraf aan verdachte opleggen voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen jeugddetentie. De rechtbank vindt het van belang dat aan het gedrag van verdachte een directe consequentie wordt verbonden in de vorm van werken voor de maatschappij zonder ervoor betaald te worden. Dat verdachte weinig gemotiveerd zou zijn om een werkstraf uit te voeren levert onvoldoende grond op om hem deze passend geachte straf niet op te leggen.
Dadelijke uitvoerbaarheid voorwaarden
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat gericht is tegen en gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Gelet op de over verdachte uitgebrachte rapportages en wat ter zitting naar voren is gekomen, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna te stellen bijzondere voorwaarden en het op grond van artikel 77aa Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.

7.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

7.1.
Vordering [benadeelde partij 1]
De benadeelde partij [benadeelde partij 1] heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend van
€ 2.500,-- tegen verdachte voor immateriële schade die zij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft toewijzing gevorderd van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente, met de hoofdelijkheidsclausule en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman is van mening dat de benadeelde partij voor een schadevergoeding in aanmerking komt, maar hij vraagt zich af of het gevorderde schadebedrag reëel is nu er zonder verdere onderbouwing wordt aangeknoopt bij letselcategorie 2 van het Schadefonds Geweldsmisdrijven.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit. Hoewel de gestelde schade zeer minimaal is onderbouwd en er namens de benadeelde partij niemand op de zitting aanwezig was om de vordering toe te lichten, acht de rechtbank het aannemelijk dat de poging overval, waarbij de benadeelde partij met een mes is bedreigd, een grote impact op haar heeft gehad en dat zij ten gevolge daarvan geestelijk letsel heeft opgelopen.
Op grond hiervan zal de rechtbank de immateriële schade naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid begroten op € 1.000,--.
Bij het bepalen van de hoogte van het toe te wijzen bedrag heeft de rechtbank ook gelet op wat in vergelijkbare zaken als vergoeding wordt toegekend.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij dus toewijzen tot een bedrag van
€ 1.000,--.
hoofdelijk
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien de mededader dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
Wat betreft het meer of anders gevorderde zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering, nu dat deel van de vordering naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende is onderbouwd. Dat deel van de vordering kan eventueel bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: poging medeplegen van een overval] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Sr op te leggen.
7.2.
Vordering [benadeelde partij 2]
De benadeelde partij [benadeelde partij 2] heeft op 21 juli 2021 een verzoek tot schadevergoeding ingediend waaruit blijkt dat de schade op dat moment nog niet bekend was. In een bijlage bij het verzoek wordt vermeld dat de benadeelde partij noodgedwongen kosten zal gaan maken voor het inhuren van een beveiligingsmedewerker en verzocht wordt om de schade op een later moment aan te mogen vullen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er sinds 21 juli 2021 geen aanvulling of onderbouwing is binnengekomen met betrekking tot het verzoek tot schadevergoeding.
Nu, gelet op het voorgaande, niet is gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde partij 2] rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het bewezenverklaarde feit, zal de rechtbank de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in de vordering.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
36f, 45, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 312, 317 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van
100 (honderd)dagen.
Beveelt dat van deze jeugddetentie een gedeelte groot
30 (dertig)dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht,
bedragende in totaal 70 dagen.
Stelt als algemene voorwaarde dat veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat veroordeelde gedurende de proeftijd:
- zich meldt bij de gecertificeerde instelling Jeugd- & Gezinsbeschermers, locatie Alkmaar,
afdeling jeugdreclassering en zich daarna gedurende de proeftijd en op de door de
jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal blijven melden bij deze instelling, zo vaak en
zo lang die instelling dat noodzakelijk acht;
- een dagbesteding heeft van ten minste vier dagen per week in de vorm van werk en/of
scholing of ten minste inspanning levert tot het verkrijgen van een dagbesteding voor vier
dagen per week;
- zal meewerken aan een individueel coachingstraject van ‘Zware Jongens’ te [plaats] ,
danwel aan begeleiding door een IFA coach, danwel een soortgelijk coachingstraject, te
bepalen door de jeugdreclassering.
- meewerkt aan behandeling en/of hulpverlening vanuit De Brijder of een soortgelijke
instelling;
- geen (soft)drugs gebruikt en meewerkt aan controle op dit verbod. De controle
gebeurt door middel van een bloed- of urineonderzoek. De jeugdreclassering bepaalt
wanneer en hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
Geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling de Jeugd- & Gezinsbeschermers, locatie Alkmaar, afdeling jeugdreclassering, tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Stelt verder als voorwaarden dat veroordeelde is gehouden om, ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking te verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan te bieden en medewerking te verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Beveelt dat de op grond van artikel 77z Sr gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 77aa Sr uit te oefenen toezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn.
Veroordeelt verdachte verder tot het verrichten van
60 (zestig) urentaakstraf in de vorm van een werkstraf, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 30 (dertig) dagen jeugddetentie.
Vorderingen benadeelde partijen
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [benadeelde partij 1] geleden schade tot een bedrag van
€ 1.000,-- (duizend euro),bestaande uit immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 10 juli 2021 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde partij 1] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door de medeverdachte is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
schadevergoedingsmaatregel
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde partij 1] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 1.000,-- (duizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 10 juli 2021 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 0 dagen gijzeling.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan al door een medeverdachte aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 2] niet-ontvankelijk in de vordering.
beslissing over voorlopige hechtenis
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.A.M. van Dijk, voorzitter en tevens kinderrechter,
mr. N. Cuvelier en mr. G. Drenth, kinderrechters,
in tegenwoordigheid van de griffier M. Woudman,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 21 maart 2022.