In deze zaak heeft AirHelp Limited, gevestigd in Hong Kong, een vordering ingesteld tegen Emirates, gevestigd in Dubai, vanwege een vertraagde vlucht. De passagier had een vervoersovereenkomst met Emirates voor een vlucht van Amsterdam naar Dubai op 29 maart 2019, maar deze vlucht was vertraagd, waardoor de passagier zijn aansluitende vlucht naar Mumbai miste. AirHelp, die de vordering van de passagier had gecedeerd gekregen, vorderde compensatie van € 600,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij vertragingen. De vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk slechte weersomstandigheden in Dubai die de voorgaande vlucht hadden vertraagd. De kantonrechter oordeelde echter dat de vervoerder onvoldoende bewijs had geleverd dat de vertraging van de vlucht het gevolg was van deze omstandigheden. De kantonrechter wees de vordering van AirHelp toe, inclusief wettelijke rente vanaf de datum waarop de passagier schade had geleden, en veroordeelde de vervoerder tot betaling van de proceskosten. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten werd afgewezen, omdat niet was aangetoond dat deze kosten waren gemaakt.