ECLI:NL:RBNHO:2022:2249

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 maart 2022
Publicatiedatum
15 maart 2022
Zaaknummer
C/15/324583 / JU RK 22-132
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot verlenging van gedeeltelijke gezagsuitoefening in een jeugdzorgzaak

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 1 maart 2022 uitspraak gedaan over een verzoek van de gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers (GI) tot verlenging van de gedeeltelijke gezagsuitoefening over een minderjarige. De kinderrechter heeft vastgesteld dat het ouderlijk gezag over de minderjarige sinds een bepaalde datum gezamenlijk door de ouders wordt uitgeoefend. De minderjarige is onder toezicht gesteld en verblijft in een jeugdhulpaanbieder. De GI verzocht om verlenging van het gezag met betrekking tot de aanmelding bij een onderwijsinstelling en medische behandeling, omdat er nog steeds sprake zou zijn van een loyaliteitsconflict tussen de ouders.

Tijdens de zitting hebben zowel de moeder als de vader hun standpunten toegelicht. De moeder stemde in met het verzoek, terwijl de vader enkele bezwaren had, vooral met betrekking tot de toekomst en de ontwikkeling van de minderjarige. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren en de minderjarige is in raadkamer gehoord. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat er op dit moment geen sprake is van een weigering van de ouders om toestemming te geven voor de aanmelding van de minderjarige bij een onderwijsinstelling of voor medische behandeling. Hierdoor voldeed het verzoek niet aan de wettelijke eisen.

De kinderrechter heeft het verzoek van de GI tot verlenging van de gedeeltelijke gezagsuitoefening afgewezen, omdat er onvoldoende gronden waren voor de verzochte maatregel. De kinderrechter benadrukte dat de rechten van de minderjarige en de ouders beschermd moeten worden en dat minder ingrijpende alternatieven overwogen moeten worden. De beschikking is mondeling gegeven en de schriftelijke uitwerking is op 14 maart 2022 vastgesteld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
Locatie Haarlem
Zaaknummer: C/15/324583 / JU RK 22-132
Datum uitspraak: 1 maart 2022
Beschikking verlenging gedeeltelijke gezagsuitoefening
in de zaak van
de gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers,
hierna te noemen: de GI,
gevestigd te Haarlem,
betreffende de mindrjarige:
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [plaats] , hierna te noemen: [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder], hierna te noemen: de moeder,
wonende te [plaats] ,
[de vader], hierna te noemen: de vader,
wonende te [plaats] .

1.Het procesverloop

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoek, met bijlagen, van de GI van 19 januari 2022, ingekomen bij de griffie op 26 januari 2022;
  • het bericht, met bijlagen, van de GI, ingekomen bij de griffie op 1 februari 2022;
  • het e-mailbericht, met bijlagen, van de vader, ingekomen bij de griffie op 9 februari 2022.
1.2
Op 1 maart 2022 heeft de kinderrechter de zaak behandeld tijdens de mondelinge behandeling ter zitting met gesloten deuren, gelijktijdig met de behandeling van het verzoek van de GI tot verlenging van de uithuisplaatsing van [de minderjarige] (zaaknummer C/15/324558 / JU RK 22-128). Hierbij zijn verschenen en gehoord:
  • de moeder;
  • de vader;
  • de GI, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI] en [vertegenwoordiger van de GI] .
1.3
[de minderjarige] is voorafgaand aan de zitting door de kinderrechter in raadkamer gehoord.

2.De feiten

2.1
Het ouderlijk gezag over [de minderjarige] wordt sinds [datum] uitgeoefend door de ouders gezamenlijk.
2.2
Bij beschikking van de kinderrechter van 29 september 2020 is [de minderjarige] onder toezicht gesteld, welke ondertoezichtstelling bij beschikking van 31 augustus 2021 is verlengd en nog voortduurt tot 29 september 2022.
2.3
Bij beschikking van de kinderrechter van 26 mei 2021 is een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder verleend, welke machtiging bij beschikkingen van 31 augustus 2021 en 1 maart 2022 is verlengd en nog voortduurt tot 29 september 2022.
2.4
[de minderjarige] verblijft sinds 27 meu 2021 in een accommodatie jeugdhulpaanbieder, te weten [accommodatie jeugdhulpaanbieder] te [plaats] .
2.5
Bij beschikking van de kinderrechter van 20 september 2021 is de GI tot 29 maart 2022 belast met het gezag over [de minderjarige] met betrekking tot de aanmelding bij een onderwijsinstelling en medische behandeling, bestaande uit orthodontie, vaccinatie (HPV en Covid) en acute medische zorg.

3.Het verzoek

3.1
De GI verzoekt de uitoefening van het gezag over [de minderjarige] door de GI met betrekking tot de aanmelding bij een onderwijsinstelling en de medische behandeling te verlengen voor de duur van de uithuisplaatsing.
3.2
De GI heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Bij beschikking van de kinderrechter van 20 september 2021 is de GI belast met het gezag over [de minderjarige] met betrekking tot de aanmelding bij een onderwijsinstelling en medische behandeling voor de duur van de machtiging uithuisplaatsing. De gronden hiervoor zijn nog steeds aanwezig. Bij [de minderjarige] is nog altijd sprake van een loyaliteitsconflict. Ondanks dat de ouders allebei hard werken aan relatieherstel met [de minderjarige] , lukt het hen niet om de mildheid te vinden in de communicatie naar elkaar. De ouders hebben beiden de overtuiging dat de situatie op ouderniveau niet kan verbeteren, indien de andere ouder niet verandert. De systeemtherapie die hiervoor ingezet is, heeft niet geresulteerd in ruimte voor een nieuwe aanpak. Ook zien de ouders zelf geen mogelijkheid meer om hierin verandering te brengen en leggen zij de verantwoordelijkheid en de vraag neer bij de GI. Een voorbeeld waaruit blijkt dat de ouders erg verschillen van mening, betreft de coronavaccinatie. De vader en de moeder zijn het niet met elkaar eens of [de minderjarige] de coronavaccinatie moet krijgen. Hierdoor krijgt [de minderjarige] het idee dat haar keuze voor wel of niet vaccineren verbonden is met het kiezen voor een ouder. Zelf heeft [de minderjarige] aangegeven dat zij niet gevaccineerd wil worden. [accommodatie jeugdhulpaanbieder] heeft [de minderjarige] vervolgens informatie gegeven over de consequenties van hiervan. [accommodatie jeugdhulpaanbieder] ondersteunt [de minderjarige] in het vormen van haar eigen identiteit, zodat zij kan leren keuzes te maken, die goed voelen voor haar. Op dit moment staat [de minderjarige] echter nog niet stevig genoeg in haar schoenen om zich af te sluiten van het conflict waar haar ouders zich in bevinden. [accommodatie jeugdhulpaanbieder] heeft voor de aankomende tijd heldere doelen geformuleerd en met de ouders zal worden afgestemd wat [de minderjarige] van hen nodig heeft voor een thuisplaatsing. Gelet op voorgaande verzoekt de GI een verlenging van de gedeeltelijke gezagsbelasting.
3.3
De GI heeft haar verzoek ter zitting gehandhaafd en daaraan toegevoegd dat [de minderjarige] verbaal sterk is en dat zij bij [accommodatie jeugdhulpaanbieder] gesterkt is in het maken van eigen afwegingen, maar zij nog steeds beschermd dient te worden voor het loyaliteitsconflict. Zij kan niet omgaan met het feit dat de meningen van haar ouders over bepaalde kwesties lijnrecht tegenover elkaar staan. Zij blijft er tussen zitten en durft haar mening niet te geven en/of haar eigen afweging te maken.

4.Het standpunt van de belanghebbenden

4.1
De moeder heeft zich ter zitting akkoord verklaard met het verzoek.
4.2
De vader heeft ter zitting aangegeven dat hij het met bepaalde zaken eens is en met andere niet. Het gaat vooral over de toekomst en het tempo van [de minderjarige] en haar ontwikkeling dient bepalend te zijn. De vader is van mening dat er tijdig dient te worden voorgesorteerd op bepaalde ontwikkelingen, zodat [de minderjarige] de vervolgstappen kan zetten zodra ze daaraan toe is. Hij vindt het daarom in het belang van [de minderjarige] dat er een proactief plan van aanpak wordt gehanteerd en de terugkeer van [de minderjarige] naar het [het College] tijdig wordt voorbereid.
Daarnaast is de vader van mening dat [de minderjarige] goed haar eigen afwegingen en keuzes kan maken. Wat betreft medische kwesties, is het volgens de vader wenselijk dat deze door bijvoorbeeld door Parlan, onafhankelijk van de GI worden getoetst.

5.De mening van de minderjarige

[de minderjarige] heeft aangegeven dat er nu geen geen medische zaken spelen.

6.De beoordeling

6.1
Op grond van artikel 1:265e van het Burgerlijk Wetboek kan de kinderrechter bij de verlening van de machtiging tot uithuisplaatsing en ook nadat deze machtiging is verleend, op verzoek bepalen dat het gezag gedeeltelijk wordt uitgeoefend door de gecertificeerde instelling die het toezicht uitoefent, voor zover dit noodzakelijk is in verband met de uitvoering van de ondertoezichtstelling.
6.2
De mogelijkheid tot gedeeltelijke gezagsuitoefening is bedoeld om bepaalde essentiële belemmeringen voor de ontwikkeling van een minderjarige weg te nemen. Omdat een dergelijke gezagsoverheveling ingrijpt in de rechten van de minderjarige en de met gezag belaste ouders, die mede worden beschermd door het Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden, moeten eventuele minder ingrijpende alternatieven voor ogen worden gehouden en heeft de wetgever de mogelijkheid beperkt tot een aantal specifiek in de wet omschreven situaties.
6.3
Gelet op de inhoud van de overgelegde stukken en wat ter zitting naar voren is gebracht, is de kinderrechter van oordeel dat er onvoldoende gronden zijn voor de verzochte (verlenging van de) gedeeltelijke gezagsuitoefening. Alhoewel de kinderrechter onderschrijft dat rust en het voortzetten van zaken die nu positief verlopen heel belangrijk zijn voor de positieve ontwikkeling van [de minderjarige] , is niet gebleken dat er op dit moment sprake is van een weigering van (één van) de ouders toestemming te geven voor de aanmelding van [de minderjarige] bij een onderwijsinstelling of haar medische behandeling. Het verzoek voldoet daarmee niet aan de eisen die de wet stelt, en zal alleen al daarom worden afgewezen. Daarnaast betwijfelt de kinderrechter of er sprake is van een situatie dat [de minderjarige] niet in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van haar belangen op dat gebied en is het verzoekschrift onduidelijk over voor welke situatie(s) de gedeeltelijke gezagsuitoefening wordt verzocht.

7.De beslissing

De kinderrechter:
wijst het verzoek van de GI tot (verlenging van de) gedeeltelijke gezagsuitoefening af.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. B.M.A. Bataille, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. A. Hausenblasová als griffier en uitgesproken op 1 maart 2022.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld en ondertekend op 14 maart 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.