Uitspraak
2.Feiten en omstandigheden
3.Verzoek
4.Het verweer
en [de moeder] de trotse ouders’ staat op het geboortekaartje bewijst niet dat de man de verwekker is van [verzoeker 1] . Het is niet gezegd dat de man op de hoogte was dat namens hem een dergelijk kaartje is verzonden. De man heeft herhaaldelijk tegen [kinderen] gezegd dat hij niet de vader kon zijn. [kinderen] stellen dat de moeder uitdagend naar jongens/mannen was en wisselende seksuele contacten had. De man was als een soort vader voor haar en heeft altijd geprobeerd haar te helpen door er voor haar te zijn, ook in financiële zin. In zoverre was de man betrokken bij het gezin van de moeder, maar daaruit volgt niet dat hij de vader is van [verzoeker 1] . [verzoekster] is na de echtscheiding van de man en [naam] geboren. Als de man [verzoekster] als zijn dochter had willen erkennen, stond niets daaraan in de weg. De man en de moeder stonden destijds niet ingeschreven op hetzelfde adres. De man stond van 1982 tot 2004 ingeschreven op het adres van zijn vader, [vader] , in [plaats] . De buurvrouw van de moeder destijds heeft de man nooit op het adres van de moeder gezien. Zij verklaart wel dat de moeder een paar keer per week op stap ging en laat thuis kwam, vaak in het bijzijn van mannelijk gezelschap. Ook [kind 1] heeft verklaard dat zij in die periode regelmatig bij de moeder kwam, maar dan regelmatig avonden alleen was, omdat de moeder op stap was. Ten aanzien van [verzoekster] geldt eveneens dat de enkele vermelding van ‘ [verzoeker 1] ’ op het geboortekaartje onvoldoende is om te stellen dat de man haar verwekker is. De overgelegde foto’s evenmin. [kinderen] betwisten niet dat de man een rol heeft gespeeld in het leven van de moeder en verzoekers, maar de foto’s op zichzelf bewijzen niet dat hij de verwekker is van verzoekers. Ook ten aanzien van [verzoeker 2] is er geen sluitend bewijs en bewijst de naam ‘ [verzoeker 1] ’ op het geboortekaartje evenmin bewijs van de stelling dat de man zijn verwekker is.