ECLI:NL:RBNHO:2022:2199

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 maart 2022
Publicatiedatum
14 maart 2022
Zaaknummer
8108149 \ CV EXPL 19-15641
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot compensatie luchtvaartmaatschappij wegens niet-bestaande vlucht

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 14 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en Corendon Dutch Airlines B.V. De passagier had een vordering ingesteld wegens annulering van vlucht CND 522 van Charif Al Idrissi Airport naar Amsterdam-Schiphol op 19 juli 2017. De passagier vorderde compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij annuleringen. De vervoerder betwistte de vordering en stelde dat er geen vervoersovereenkomst bestond, omdat de vlucht niet daadwerkelijk had plaatsgevonden. De kantonrechter oordeelde dat de passagier onvoldoende bewijs had geleverd voor een bevestigde boeking en dat de vervoerder niet kon worden aangemerkt als de uitvoerende luchtvaartmaatschappij van een niet-bestaande vlucht. De vordering tot compensatie werd afgewezen, evenals de nevenvorderingen. De proceskosten werden toegewezen aan de vervoerder, omdat de passagier ongelijk kreeg.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8108149 \ CV EXPL 19-15641
Uitspraakdatum: 16 februari 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[de passagier] ,
wonende te [woonplaats]
eiser
hierna te noemen de passagier
gemachtigde mr. I.G.B. Maertzdorff en mr. M.J.R. Hannink (EUclaim B.V.)
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Corendon Dutch Airlines B.V.
statutair gevestigd te Lijnden, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde USG Legal Professionals B.V.

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 12 juli 2019 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven. De passagier heeft hierna nog een akte genomen.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de passagier vervoerd zou worden van Charif Al Idrissi Airport (Marokko) naar Amsterdam-Schiphol Airport op 19 juli 2017 met vlucht CND 522, hierna: de vlucht.
2.2.
EUclaim B.V. heeft namens de passagier compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met annulering.
2.3.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagier vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 400,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 19 juli 2017, althans vanaf datum ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 90,75 dan wel € 72,60 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat de vervoerder vanwege de annulering van de vlucht gehouden is de passagier te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt bij de beoordeling ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter heeft geen acht geslagen op het in de laatste akte van de passagier opgenomen commentaar dat niet ziet op de door de vervoerder in zijn laatste conclusie overgelegde producties. De passagier is door de kantonrechter in de gelegenheid gesteld om zich over die producties uit te laten, maar niet om het in de eerdere twee schriftelijke rondes gevoerde debat voort te zetten.
5.2.
De vervoerder voert aan dat de passagier niet-ontvankelijk is, omdat hij onvoldoende boekingsbescheiden heeft overgelegd. Uit de overgelegde bescheiden in productie 1 bij de dagvaarding is volgens de vervoerder onvoldoende af te leiden dat de passagier een bevestigde boeking had voor vlucht CND 522. De boekingsbescheiden die de passagier heeft overgelegd zijn afkomstig van Nuhr en is zonder rechtsgrond en zonder medeweten en medewerking van de vervoerder aan de passagier verstrekt, aldus de vervoerder. Hieruit volgt ook niet dat de vervoerder de boeking heeft aanvaard en geregistreerd. Voorts voert de vervoerder aan dat tussen de vervoerder en Nuhr een zogeheten ‘charterovereenkomst’ bestond. De overeenkomst hield in dat de vervoerder een bepaalde overeengekomen capaciteit aan vluchten ter beschikking stelde aan de charteraar, te weten Nuhr. De ter beschikking gestelde vluchten zijn de zogenoemde ‘gecontracteerde vluchten’. De charteraar probeert vervolgens deze capaciteit, de gecontracteerde vluchten, voor eigen rekening en risico te verkopen aan passagiers, al dan niet als onderdeel van een door de charteraar samengestelde pakketreis. Volgens de vervoerder heeft Nuhr echter boekingsbevestigingen en/of tickets uitgegeven voor een niet bestaande en niet gecontracteerde vlucht, te weten vlucht CND 522. Er is dan ook geen sprake van een vervoersovereenkomst tussen de passagier en de vervoerder. Bij de totstandkoming van de overeenkomst tussen Nuhr en de passagier voor een niet bestaande vlucht is de vervoerder op geen enkele wijze betrokken geweest.
5.3.
De kantonrechter overweegt als volgt. De Verordening bepaalt in artikel 3 lid 5 dat deze van toepassing is op elke luchtvaartmaatschappij die een vlucht uitvoert en vervoer aanbiedt aan de passagier als bedoeld in de leden 1 en 2 van artikel 3. Indien de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert geen overeenkomst heeft met de passagier, doch activiteiten uitvoert die onder deze Verordening vallen, wordt hij geacht dit te doen namens de persoon die een overeenkomst heeft met die passagier. In artikel 2 onder b van de Verordening wordt de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert gedefinieerd als “een luchtvaartmaatschappij die een vlucht uitvoert of voornemens is een vlucht uit te voeren in het kader van een overeenkomst met een passagier of namens een andere natuurlijke of rechtspersoon die een overeenkomst heeft met de passagier”. Gelet op het voorgaande is de Verordening van toepassing op de luchtvaartmaatschappij die de vlucht feitelijk uitvoert of voornemens is uit te voeren.
5.4.
De passagier stelt dat de Verordening van toepassing is op de luchtvaartmaatschappij die een vlucht uitvoert en dat die luchtvaartmaatschappij geen rechtstreekse contractuele relatie met de passagier hoeft te hebben. Dat is op zich juist. De kantonrechter is echter van oordeel dat de vervoerder voldoende feiten en omstandigheden heeft aangevoerd die de conclusie rechtvaardigen dat de vlucht niet bestaat. De passagier reageert hierop met een blote ontkenning. Dit is een onvoldoende gemotiveerde betwisting, zodat de kantonrechter daaraan voorbij gaat. Nu er geen sprake was van een bestaande vlucht, is niet voldaan aan de vereisten van de Verordening. De vervoerder kan immers niet worden aangemerkt als de uitvoerende luchtvaartmaatschappij van een niet bestaande vlucht. Derhalve is de Verordening niet van toepassing.
5.5.
Voorts heeft de passagier gesteld dat de vervoerder onderlinge afspraken heeft gemaakt met Nuhr en dat dit binnen de risicosfeer van de vervoerder valt. Volgens de passagier is het veelvuldig uitgeven van vliegtickets door andere partijen inherent aan het voeren van een luchtvaartonderneming en kan de vervoerder invloed uitoefenen op de ticketuitgifte door Nuhr door middel van de charterovereenkomst. De kantonrechter oordeelt dat niet valt in te zien hoe de vervoerder invloed kan uitoefenen op de ticketuitgifte door een derde partij voor een niet bestaande vlucht. Daarnaast is de omstandigheid dat Nuhr vliegtickets aan de passagier heeft verstrekt met een vluchtnummer van een niet bestaande vlucht op zichzelf geen omstandigheid die voor risico van de vervoerder dient te komen.
5.6.
Partijen twisten voorts over de vraag of de passagier beschikt over een bevestigde boeking. De kantonrechter oordeelt dat het antwoord op de vraag of de passagier beschikt over een bevestigde boeking in het midden kan blijven. Ook indien deze vraag bevestigend zou worden beantwoord, dan volgt hieruit alleen dat de passagier een bevestigde boeking had voor een niet bestaande vlucht. Dit kan er niet toe leiden dat de Verordening van toepassing is.
5.7.
Gelet op het voorgaande zal de vordering tot betaling van compensatie worden afgewezen. De nevenvorderingen zullen daarom ook worden afgewezen.
5.8.
De proceskosten komen voor rekening van de passagier, omdat hij ongelijk krijgt. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 150,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en veroordeelt de passagier tot betaling van € 37,50 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt
,te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
6.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter