ECLI:NL:RBNHO:2022:2196

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 februari 2022
Publicatiedatum
14 maart 2022
Zaaknummer
9057962 \ CV FORM 21-1434
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht en buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben twee passagiers, vertegenwoordigd door EUclaim B.V., een verzoek ingediend tegen TAP Air Portugal wegens compensatie voor vertraging van hun vlucht op 12 maart 2019. De passagiers hadden een vervoersovereenkomst gesloten voor een vlucht van Amsterdam-Schiphol naar Brazilië, maar door een vertraging van meer dan drie uur misten zij hun aansluitende vluchten. De passagiers vorderden een schadevergoeding op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die compensatie regelt voor luchtreizigers bij vertragingen.

De vervoerder, TAP Air Portugal, betwistte de aansprakelijkheid en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk restricties opgelegd door de luchtverkeersleiding vanwege sterke wind. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder niet voldoende had aangetoond dat de vertraging volledig te wijten was aan deze buitengewone omstandigheden. De rechter stelde vast dat de passagiers hun aansluitende vluchten ook zonder de vertraging van 16 minuten zouden hebben gemist, en dat de uiteindelijke vertraging niet uitsluitend aan de buitengewone omstandigheden kon worden toegeschreven.

De kantonrechter heeft de vervoerder veroordeeld tot betaling van € 1.417,80 aan de passagiers, vermeerderd met wettelijke rente, en de proceskosten. De rechter wees het verzoek om buitengerechtelijke incassokosten toe, maar de rente over deze kosten werd afgewezen. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen hoger beroep open tegen deze beschikking.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9057962 \ CV FORM 21-1434
Uitspraakdatum: 23 februari 2022
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1] , wonende te [woonplaats]

2. [passagier sub 2], wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
verder te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. I.G.B. Maertzdorff (EUclaim B.V.)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
TAP Air Portugal
gevestigd te Lissabon (Portugal)
verwerende partij
verder te noemen: de vervoerder
gemachtigden: mr. P.C.X. de Leede en E.A. Pluijm

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A), ingekomen ter griffie op 26 februari 2021;
  • het antwoordformulier (formulier C), ingekomen ter griffie op 4 juni 2021;

2.De feiten

2.1.
Passagier sub 1 heeft een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport via Lisboa Airport (Portugal) naar Pinto Martins Airport (Brazilië) op 12 maart 2019 met vlucht TP 673, hierna de vlucht.
2.2.
Passagier sub 1 zou op 12 maart 2019 om 13:40 uur (lokale tijd) vanuit Amsterdam-Schiphol Airport met vlucht TP 673 vertrekken naar Lisboa Airport om daar om 15:40 uur (lokale tijd) aan te komen. Vanuit daar zou hij met vlucht TP 35 om 16:30 uur (lokale tijd) verder vliegen naar Pinto Martins Airport om daar 21:10 uur (lokale tijd) aan te komen.
2.3.
Passagier sub 2 heeft een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport via Lisboa Airport (Portugal) naar Guararapes International Airport (Brazilië) op 12 maart 2019 met vlucht TP 673, hierna de vlucht.
2.4.
Passagier sub 2 zou op 12 maart 2019 om 13:40 uur (lokale tijd) vanuit Amsterdam-Schiphol Airport met vlucht TP 673 vertrekken naar Lisboa Airport om daar om 15:40 uur (lokale tijd) aan te komen. Vanuit daar zou hij met vlucht TP 11 om 16:40 uur (lokale tijd) verder vliegen naar Guararapes International Airport om daar om 21:30 uur (lokale tijd) aan te komen.
2.5.
De vlucht van Amsterdam Schiphol-Airport naar Lisboa Airport (hierna: de vlucht) is vertraagd uitgevoerd. Als gevolg van de vertraging hebben de passagiers hun aansluitende vlucht naar Brazilië gemist. Passagiers zijn omgeboekt naar andere vluchten.
2.6.
EUclaim B.V. heeft namens de passagiers compensatie van de vervoerder verzocht in verband met voornoemde vertraging.
2.7.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De passagiers verzoeken de vervoerder te veroordelen tot betaling van:
- € 1.200,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 maart 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- primair € 217,80 subsidiair € 181,50 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 8 april 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 april 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
3.2.
De passagiers baseren het verzoek op de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof).
3.3.
De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is compensatie te betalen conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,000 per passagier. Daarnaast maken de passagiers aanspraak op betaling door de vervoerder van de buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente.
3.4.
De vervoerder betwist de verschuldigdheid en de hoogte van het verzochte. Op het verweer wordt - voor zover relevant - bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen.
4.2.
In het vorderingsformulier hebben de passagiers aangegeven een mondelinge behandeling te verlangen, indien de vervoerder reageert met stukken ter staving van zijn stellingen welke nieuwe feiten en omstandigheden aan het licht brengen. Gelet op artikel 5 lid 1bis van de Verordening tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen nr. 861/2007 (EPGV-Verordening) zal de kantonrechter dit verzoek weigeren omdat hij, gezien de omstandigheden van de zaak, van oordeel is dat een eerlijke rechtspleging in deze zaak geen mondelinge behandeling vergt.
4.3.
Vaststaat dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur zijn aangekomen op hun eindbestemming, zodat de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien hij kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann (C-549/07) van het Hof van 22 december 2008 dient een luchtvaartmaatschappij in het voorkomende geval aan te tonen dat zij zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen de buitengewone omstandigheden kennelijk niet had kunnen vermijden – behoudens indien zij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van haar onderneming had gebracht – dat de buitengewone omstandigheden waarmee zij werd geconfronteerd tot de langdurige vertraging van de vlucht leidden.
4.4.
De vraag die thans voorligt is of de vervoerder met de door hem overgelegde producties en zijn toelichting daarop heeft aangetoond dat de vertraging van de passagiers op de eindbestemming het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden. De vervoerder heeft daartoe aangevoerd dat de vertraging van de vlucht is veroorzaakt door restricties, te weten vertragingscode 89, van de luchtverkeersleiding. Op 12 maart 2019 was sprake van sterke wind op Amsterdam-Schiphol Airport waardoor vluchten vertraagd zijn uitgevoerd, zo ook onderhavige vlucht. Ter onderbouwing van zijn verweer heeft de vervoerder de
Tactical Updatevan Eurocontrol overgelegd, alsmede het vluchtrapport van de vlucht (productie 2 en 3 bij het C-formulier). In het vluchtrapport staat als oorzaak van de vertraging code 89 vermeld, hetgeen staat voor: “
RESTRICTIONS AT AIRPORT OF DEPARTURE WITH OR WITHOUT ATFM RESTRICTIONS, including Air Traffic Services, start-up and pushback, airport and/or runway closed due to obstruction or weather, industrial action, staff shortage, political unrest, noise abatement, night curfew, special flights.”Hierdoor is de vlucht, met een vertrekvertraging van 16 minuten, om 13:56 uur (lokale tijd) vanuit Amsterdam-Schiphol Airport vetrokken. De vlucht is uiteindelijk om 16:12 uur (lokale tijd) aangekomen op Lisboa Airport, met een aankomstvertraging van 32 minuten. De kantonrechter is van oordeel dat de opgelegde restrictie aan de vlucht wegens code 89 aangemerkt kan worden als een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening als gevolg waarvan een vertrekvertraging van 16 minuten is ontstaan. Wanneer een vlucht een restrictie van de luchtverkeersleiding opgelegd krijgt heeft deze vlucht niet de mogelijkheid om toch eerder te vertrekken. Een besluit van de luchtverkeersleiding moet immers altijd worden opgevolgd. Dit zijn omstandigheden die niet inherent zijn aan de normale uitoefening van de activiteiten van een luchtvaartmaatschappij. Niet gebleken is dat de luchtverkeersleiding de restrictie heeft opgelegd door toedoen van de vervoerder.
4.5.
De vervoerder heeft gesteld dat voorgenoemde buitengewone omstandigheid tot een vertraging van 32 minuten heeft geleid. In het vluchtrapport van de vlucht wordt bij vertragingscode 89 een vertrekvertraging van 16 minuten genoemd. Gebleken noch gesteld is waarom de vertraging is opgelopen tot 32 minuten. Uit het de
Tactical Updatevan Eurocontrol kan dit evenmin worden opgemaakt nu in de
Tactical Updatevan Eurocontrol wordt gesproken over aankomende vluchten die te maken hadden met sterke wind waardoor vertragingen zijn ontstaan. De resterende vertraging van de vlucht levert derhalve geen buitengewone omstandigheid op.
4.6.
Nu de vertraging van de onderhavige vlucht deels door een buitengewone omstandigheid en deels door andere omstandigheden is veroorzaakt, dient te worden vastgesteld of de passagiers hun aansluitende vlucht zou hebben gehaald zonder de buitengewone omstandigheid. De passagiers zijn om 16:12 uur (lokale tijd) aangekomen in Lissabon. De aansluitende vlucht van passagier sub 1 naar Pinto Martins Airport stond om 16:30 uur (lokale tijd) gepland te vertrekken. Zonder de buitengewone omstandigheid van 16 minuten zou de vlucht om 15:56 uur (lokale tijd) te Lissabon zijn gearriveerd. De minimale overstaptijd in Lissabon bedraagt 50 minuten. Indien er geen buitengewone omstandigheid was opgetreden, dan zou passagier sub 1 alsnog zijn aansluitende vlucht hebben gemist. Hieruit volgt dan ook dat de uiteindelijke vertraging van passagier sub 1 op de eindbestemming niet het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden. Het voorgaande geldt ook ten aanzien van passagier sub 2. De aansluitende vlucht van passagier sub 2 naar Guararapes International Airport stond om 16:40 uur (lokale tijd) gepland te vertrekken. De minimale overstaptijd bedraagt 60 minuten. Als er geen buitengewone omstandigheid voor de duur van 16 minuten was opgetreden, dan zou passagier sub 2 eveneens zijn aansluitende vlucht hebben gemist.
4.7.
Gelet op het voorgaande slaagt het beroep van de vervoerder op buitengewone omstandigheden niet. De passagiers hebben immers niet vanwege de genoemde buitengewone omstandigheden hun aansluitende vlucht gemist. De kantonrechter komt dan niet toe aan de vraag of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te voorkomen dan wel te beperken. Het verzoek tot betaling van de compensatie op grond van artikel 7 van de Verordening zal om die reden worden toegewezen.
4.8.
Nu de vervoerder voor het overige geen verweer heeft gevoerd, zal het verzoek tot betaling van de hoofdsom, gelet op de duur van de vertraging van de vlucht, worden toegewezen.
4.9.
De verzochte wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
4.10.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten verzocht. De vervoerder heeft dit verzoek (gemotiveerd) betwist. Omdat het onderhavige verzoek geen betrekking heeft op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is, zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Voldoende aannemelijk is gemaakt dat buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht en dat hiervoor door de passagiers kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II, omdat de tarieven neergelegd in voornoemd Besluit worden geacht redelijk te zijn.
Omdat het verzochte bedrag niet hoger is dan het volgens het Besluit berekende tarief, zullen de verzochte buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten wordt afgewezen, omdat niet is gesteld of gebleken is dat deze kosten daadwerkelijk zijn betaald.
4.11.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat hij ongelijk krijgt. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt. De verzochte rente over de toe te wijzen proceskosten is niet toewijsbaar met ingang van 8 april 2019, omdat de vervoerder ten aanzien van deze kosten dan nog niet in verzuim is, zodat aan de eisen van art. 6:119 BW niet is voldaan.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 1.417,80 te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.200,00 vanaf 12 maart 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op € 240,00 aan griffierecht, € 187,00 aan salaris gemachtigde en veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 93,50 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt, vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van deze beschikking tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.5.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open