ECLI:NL:RBNHO:2022:219

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 januari 2022
Publicatiedatum
14 januari 2022
Zaaknummer
C/15/319971 / FA RK 21-4279
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging erkenning van een kind door de rechtbank op verzoek van de vrouw, met betrekking tot de biologische vader en de gevolgen voor het familierecht

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 14 januari 2022 uitspraak gedaan over het verzoek van een vrouw om de erkenning door de man te vernietigen. De vrouw, die op dat moment 31 jaar oud was, stelde dat de man niet haar biologische vader was en dat zij tijdens haar minderjarigheid al op de hoogte was van deze situatie. De vrouw had een moeilijke jeugd en voelde zich emotioneel verwaarloosd door de man, die haar had erkend maar met wie zij nooit een echte band had kunnen opbouwen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw haar verzoek niet tijdig had ingediend, maar heeft ook overwogen dat het vasthouden aan de termijn in haar geval een ontoelaatbare inmenging in haar recht op eerbiediging van het familie- en gezinsleven zou zijn, zoals beschermd door artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De moeder van de vrouw steunde het verzoek en verklaarde dat de man niet de biologische vader was. De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat het belang van de vrouw om haar juridische band met de man te verbreken zwaarder weegt dan de strikte hantering van de wettelijke termijn. De erkenning door de man is vernietigd, waardoor de vrouw vanaf dat moment alleen in familierechtelijke betrekking tot haar moeder staat en haar achternaam weer die van haar moeder wordt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Alkmaar
Vernietiging erkenning
zaak-/rekestnr.: C/15/319971 / FA RK 21-4279
beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 14 januari 2022
in de zaak van:
[de vrouw],
wonende te [plaats] ,
hierna mede te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. M.F. Achekar, kantoorhoudende te Amsterdam,
in welke zaak belanghebbenden zijn:
[de moeder] ,
wonende te [plaats] ,
hierna mede te noemen: de moeder,
en
[de man] ,
wonende te [plaats] ,
hierna mede te noemen: de man.

1.Procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift, met bijlagen, van de vrouw, ingekomen op 24 augustus 2021;
  • het F9-formulier, met bijlagen, van 15 oktober 2021, ingekomen op dezelfde datum.
1.2.
De behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 17 december 2021 in aanwezigheid van de vrouw, bijgestaan door mr. M.F. Achekar, en de moeder
.

2.Feiten en omstandigheden

2.1.
Uit de moeder is op [geboortedatum] te [plaats] geboren:
- [de vrouw] , hierna mede te noemen de vrouw.
2.2.
De vrouw is op [datum] met toestemming van de moeder door de man erkend, waarbij haar geslachtsnaam is gewijzigd in: [geslachtsnaam] .
2.3.
De moeder en de man zijn op [datum] te [plaats] gehuwd, welk huwelijk op [datum] is ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van de rechtbank Amsterdam van 9 mei 2007 in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente [gemeente] .

3.Verzoek

3.1.
De vrouw verzoekt op grond van artikel 1:205 lid 4 Burgerlijk Wetboek haar op
[datum] door de man gedane erkenning, te vernietigen.
3.2.
De vrouw stelt dat de man haar tijdens haar minderjarigheid heeft erkend, maar dat hij niet haar biologische vader is.
De vrouw heeft aangevoerd dat [biologische vader] (hierna [biologische vader] ) haar biologische vader is. Kort na haar geboorte is de relatie tussen [biologische vader] en de moeder geëindigd. Een paar jaar later kreeg de moeder een relatie met de man. De man heeft de vrouw erkend, waarna hij kort daarop met de moeder is gehuwd. Na de echtscheiding van de man en de moeder heeft de vrouw nooit meer iets van de man vernomen en is er aldus ook geen omgang geweest gedurende haar minderjarigheid. De vrouw is er op jonge leeftijd achter gekomen dat de man niet haar biologische vader is, waarna zij contact heeft gekregen met [biologische vader] . Hij heeft bevestigd dat hij haar biologische vader is. Door zijn criminele verleden kon [biologische vader] niet aanwezig zijn in het leven van de vrouw. De vrouw stelt nimmer een band te hebben gehad met de man. Zij voelde dat zij er niet bij hoorde en wilde ook zijn achternaam niet gebruiken. De man gaf tijdens gesprekken ook aan dat zij niet zijn dochter was. Deze dagelijkse afwijzing was voor de vrouw een vorm van emotionele verwaarlozing. De vrouw wordt nog dagelijks geconfronteerd met de achternaam die niet bij haar hoort en zij maakt deel uit van een familie die haar niet met open armen heeft ontvangen. Er is sinds de echtscheiding van de moeder en de man ook geen enkel contact meer met de familie van de man. De vrouw voelde zich toentertijd niet gesteund en moest zelf uitzoeken hoe ze er bovenop moest komen. Vernietiging van de erkenning of erkenning door [biologische vader] is niet ter sprake gekomen, voornamelijk vanwege de beladen echtscheiding van de man en de moeder. De vrouw raakte niet lang daarna op zeventienjarige leeftijd in verwachting en raakte dakloos. Zij woonde in verschillende opvanghuizen en was gefocust om een goede moeder te zijn voor haar kinderen. Toen zij evenwichtig in het leven stond merkte ze dat de erkenning en de achternaam van de man een enorm pijnpunt zijn in haar leven. In 2016 heeft zij een therapeut bezocht. Er werd op dat gebied geen vooruitgang geboekt, omdat zij nog steeds dagelijks met de naam [achternaam] wordt geconfronteerd. Door alle life events en een tekort aan financiën is zij niet eerder naar een advocaat gegaan. In 2019 raakte de vrouw opnieuw depressief en wendde zij zich tot hulpverlening. De dagelijkse afwijzing uit haar jeugd is gekoppeld aan de achternaam van de man. [biologische vader] had zich bereid getoond om de vrouw alsnog te erkennen. Hij is echter op [datum] levenloos in zijn woning gevonden nadat hij op [datum] plotseling is overleden. Verzoekster kampt met depressieve gevoelens als gevolg van een identiteitscrisis. De vrouw wenst dan ook dat de erkenning wordt vernietigd, zodat de man niet langer haar juridische vader is en zij niet langer zijn achternaam heeft, maar die van haar moeder.

4.Verweer

4.1.
De man heeft geen schriftelijk verweer gevoerd en is niet ter zitting verschenen.
4.2.
De moeder heeft ter zitting ingestemd met het verzoek. Zij heeft daarbij verklaard dat de man niet de biologische vader is van de vrouw. De moeder heeft daarbij aangegeven dat zij op haar zeventiende zwanger is geraakt van [biologische vader] . Toen de vrouw een paar jaar oud was kreeg zij een relatie met de man. Met hem heeft zij drie kinderen gekregen. De moeder wilde de vrouw niet buitensluiten in het gezin en kort voor haar huwelijk met de man heeft de moeder ingestemd met de erkenning van de vrouw door de man en daarbij gezamenlijk met hem gekozen voor de achternaam [achternaam] . Rond haar twaalfde jaar heeft de vrouw vernomen dat de man niet haar biologische vader is, maar [biologische vader] .

5.Beoordeling

5.1.
Op grond van artikel 1:205 lid 1 sub a van het Burgerlijk Wetboek (BW), kan een verzoek tot vernietiging van de erkenning door het kind worden ingediend op de grond dat de erkenner niet zijn biologische vader is, tenzij de erkenning tijdens zijn meerderjarigheid heeft plaatsgevonden.
ontvankelijkheid
5.2.
Op grond van artikel 1:205 lid 4 BW dient het verzoek te worden ingediend binnen drie jaren nadat het kind bekend is geworden met het feit dat de man vermoedelijk niet zijn biologische vader is. Indien het kind evenwel gedurende zijn minderjarigheid bekend is geworden met dit feit kan het verzoek tot uiterlijk drie jaren nadat het kind meerderjarig is geworden, worden ingediend.
Het voorgaande betekent dat de vrouw haar verzoek voor het bereiken van haar 21e levensjaar had moeten indienen, nu de vrouw reeds tijdens haar minderjarigheid wist dat de man niet haar biologische vader is. De vrouw is thans 31 jaar oud. De rechtbank stelt vast dat de vrouw haar verzoek niet tijdig heeft ingediend.
Vervolgens is de vraag aan de orde of deze termijnoverschrijding zou moeten leiden tot een niet-ontvankelijk verklaring.
5.3.
De vrouw heeft een beroep gedaan op artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM), waarbij zij heeft gesteld dat het stellen van een vervaltermijn in haar geval een inbreuk inhoudt op het door artikel 8 EVRM beschermde recht op family life. De vrouw heeft daarbij aangegeven zwaar te lijden onder het feit dat zij een achternaam draagt die niet bij haar hoort. Daarom eist het respect voor het familie- en gezinsleven in deze zaak dat het belang van de biologische en maatschappelijke werkelijkheid prevaleert boven het belang van de strikte hantering van de in artikel 1:205 BW gestelde termijn.
5.4.
De moeder heeft ter zitting verzocht de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten, daarbij wijzend op de gemoedstoestand van de vrouw. Zij heeft daarbij aangegeven dat zij hetgeen de vrouw heeft aangevoerd ondersteunt en het belangrijk vindt voor de vrouw dat zij dit kan afsluiten en verder kan met haar leven.
5.5.
De rechtbank overweegt dat uit de jurisprudentie van het Europees Hof voor de rechten van de Mens (hierna: EHRM) volgt dat het stellen van termijnen in beginsel geen ongerechtvaardigde inmenging is in het familie- en gezinsleven van betrokkene in de zin van artikel 8 EVRM, omdat de in de wet gestelde termijnen noodzakelijk zijn in een democratische samenleving teneinde de rechtszekerheid te waarborgen en ter bescherming van de belangen van het kind. Dat laat onverlet dat onder bepaalde omstandigheden het vasthouden aan een termijn naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid wel degelijk een ongerechtvaardigde inmenging in het familie- en gezinsleven kan opleveren en in zoverre strijdig kan zijn met artikel 8 EVRM. Bij de beoordeling van de vraag of in dit geval sprake is van strijd met artikel 8 EVRM dient het belang van de vrouw om de biologische en maatschappelijk werkelijkheid met elkaar in overeenstemming te brengen, te worden afgewogen tegen het belang van de andere belanghebbenden, de man en de moeder, en dat van de gemeenschap.
5.6.
De rechtbank is van oordeel dat het vasthouden aan de hiervoor genoemde termijn in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid een ontoelaatbare inmenging in het recht op eerbiediging van het familie- en gezinsleven van de vrouw oplevert. De vrouw was 10 jaar toen zij door de man werd erkend. Zij heeft gesteld de man nooit als een vader te hebben kunnen zien en nooit een band met hem te hebben gevoeld, met name ook door de opstelling van de man zelf. De vrouw heeft zowel emotioneel als financieel zich geheel moeten focussen op het in stand houden van een leven voor haarzelf en haar gezin, waarbij zij al op achttienjarige leeftijd voor het eerst moeder werd en enige tijd dakloos is geweest. Zij heeft daarbij voortdurend te kampen gehad met psychische problemen als gevolg van de situatie uit haar jeugd. De vrouw ervaart in het maatschappelijk verkeer veel negatieve emoties wanneer zij wordt geconfronteerd met de naam [achternaam] . De vrouw heeft een goede band met haar moeder en heeft begrip voor de keuzes die de moeder destijds met de beste bedoelingen heeft gemaakt ten aanzien van de erkenning. De vrouw had ook contact met [biologische vader] , die haar er in haar jeugd al op heeft gewezen dat alleen híj haar echte vader is. Dit alles heeft er aan bijgedragen dat de vrouw zich sinds haar jeugd en ook nu nog in een loyaliteitsconflict bevindt. Zij wil de moeder en [de man] geen pijn doen en niemand teleurstellen, maar daardoor heeft zij voor haar gevoel altijd rekening moeten houden met de keuzes en emoties van de volwassenen in haar leven. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is de rechtbank voldoende gebleken dat de vrouw vanwege de gebeurtenissen in haar jeugd, de problemen in haar leven als jongvolwassene en het loyaliteitsconflict waarin zij is verwikkeld, niet in staat is geweest om eerder een verzoek in te dienen. Uit het relaas van de vrouw ter zitting is de rechtbank duidelijk geworden dat de vrouw wil worden losgemaakt van de familierechtelijke band met de man, zodat zij verder kan met haar leven en afstand kan nemen van de voor haar moeilijke situatie uit haar jeugd. De moeder heeft te kennen gegeven dat zij achter het verzoek van de vrouw staat. De man is niet in de procedure verschenen en heeft het verzoek dus niet tegengesproken. De rechtbank is dan ook van oordeel dat niet valt in te zien hoe de rechtszekerheid en de belangen van hierbij betrokken anderen en de samenleving worden geschaad bij het in dit geval niet vasthouden aan de wettelijke termijn. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het belang van de biologische en maatschappelijke werkelijkheid prevaleert boven het belang van strikte hantering van de in artikel 1:205, vierde lid, BW gestelde termijn. Zij acht de vrouw ontvankelijk in haar verzoek.
inhoudelijke beoordeling
5.7.
Een verzoek tot vernietiging van de erkenning kan worden toegewezen indien blijkt dat de erkenner niet de biologische vader is van het kind. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is vast komen te staan dat de man niet de biologische vader van de vrouw is, nu hij pas in het leven van de vrouw is gekomen, toen zij al enkele jaren oud was. De rechtbank zal het verzoek van de vrouw tot vernietiging van de erkenning van de man toewijzen.
rechtsgevolg
5.8.
Op grond van artikel 1:206, eerste lid, BW wordt de erkenning, nadat de beschikking tot vernietiging van de erkenning in kracht van gewijsde is gegaan, geacht nimmer gevolg te hebben gehad. Dat betekent dat de vrouw vanaf dat moment, met terugwerkende kracht, geacht wordt alleen in familierechtelijke betrekking met de moeder te hebben gestaan. Hierdoor heeft de bij de erkenning gedane verklaring van de moeder en de man dat de vrouw de achternaam [achternaam] zal dragen, zoals bedoeld in artikel 1:5 lid 2 BW, geen effect meer. Volgens artikel 1:5 lid 1 BW heeft een kind dat alleen in familierechtelijke betrekking tot de moeder staat haar geslachtsnaam, zodat de geslachtsnaam van de vrouw alsdan opnieuw (van rechtswege) die van de moeder wordt: [geslachtsnaam] .
Nu dit van rechtswege zo zal zijn, hoeft de rechtbank hierover geen beslissing te nemen.
5.9.
Op grond van artikel 1:20 lid 1 aanhef onder a BW wordt een beschikking inhoudende een vernietiging van een erkenning - niet eerder dan drie maanden na dagtekening van de beschikking - als latere vermeldingen door de ambtenaar van de burgerlijke stand toegevoegd aan de onder hem berustende akten van de burgerlijke stand, en wel aan de geboorteakte van de betrokken persoon, zo volgt uit artikel 1:20a lid 1 BW.

6.Beslissing

De rechtbank:
6.1.
vernietigt de erkenning door [de man] gedaan op [datum] van het kind:
- [de vrouw] ,
geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] ;
6.2.
wijst af het meer of anders verzochte.
6.3.
draagt de griffier - op grond van artikel 1:20 e lid 1 BW - op niet eerder dan drie maanden na de dag van deze beschikking -en indien daartegen geen hoger beroep is ingesteld- een afschrift van deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [gemeente] .
Deze beschikking is gegeven door mr. M.A.J. Berkers, kinderrechter, in tegenwoordigheid van H.M. Zonneveld, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 14 januari 2022.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.