ECLI:NL:RBNHO:2022:2187

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 februari 2022
Publicatiedatum
14 maart 2022
Zaaknummer
8851458 \ CV EXPL 20-9142
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht door buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben de passagiers, vertegenwoordigd door Yource B.V., een vordering ingesteld tegen de luchtvaartmaatschappij EasyJet wegens compensatie voor een vertraagde vlucht van Amsterdam naar Manchester op 1 september 2019. De passagiers vorderden een schadevergoeding van € 500,00 plus wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten, gebaseerd op de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. De luchtvaartmaatschappij betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een systeemstoring bij de Franse luchtverkeersleiding, die leidde tot ATC-restricties.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagiers met meer dan drie uur vertraging op hun eindbestemming zijn aangekomen, wat in beginsel recht geeft op compensatie. De vervoerder moest echter aantonen dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De kantonrechter oordeelde dat de luchtvaartmaatschappij voldoende bewijs had geleverd dat de vertraging inderdaad het gevolg was van een storing bij de luchtverkeersleiding, en dat de nieuwe slottijden die aan de vlucht waren opgelegd, buiten de controle van de luchtvaartmaatschappij lagen.

De rechter concludeerde dat de vervoerder alle redelijke maatregelen had getroffen om de vertraging te voorkomen en dat de vordering van de passagiers daarom werd afgewezen. De proceskosten werden toegewezen aan de vervoerder, en de passagiers werden veroordeeld tot betaling van deze kosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8851458 \ CV EXPL 20-9142
Uitspraakdatum: 23 februari 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1] , wonende te [woonplaats] ;

2.
[passagier sub 2], wonende te [woonplaats] ;
eisers
hierna gezamenlijk te noemen de passagiers
gemachtigde Yource B.V.
procesgemachtigde Verdex B.V.
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
EasyJet
statutair gevestigd te London Luton Airport (Verenigd Koninkrijk) en mede kantoorhoudende te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. J. Kumar

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 18 september 2020 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport naar Manchester International Airport (Verenigd Koninkrijk) op 1 september 2019 met vluchtnummer EZ1836, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht is vertraagd uitgevoerd.
2.3.
Yource B.V. heeft namens de passagiers compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 500,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag der incident tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 181,50, althans een in redelijke justitie door de rechtbank te bepalen bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is de passagiers te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering en doet een beroep op buitengewone omstandigheden, die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden. Daartoe heeft de vervoerder aangevoerd dat de vlucht vertraagd is uitgevoerd wegens ATC-restricties die zijn ontstaan door een systeemstoring bij de Franse luchtverkeersleiding.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vaststaat dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur zijn aangekomen op hun eindbestemming, zodat de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien hij kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann (C-549/07) van het Hof van 22 december 2008 dient een luchtvaartmaatschappij in het voorkomende geval aan te tonen dat zij zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen de buitengewone omstandigheden kennelijk niet had kunnen vermijden – behoudens indien zij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van haar onderneming had gebracht – dat de buitengewone omstandigheden waarmee zij werd geconfronteerd tot de langdurige vertraging van de vlucht leidden.
5.3.
De vraag die voorligt is of de vervoerder met de overgelegde producties en zijn toelichting daarop, voldoende heeft aangetoond dat de vertraging van de passagiers het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden.
5.4.
De vervoerder voert aan dat de vlucht is vertraagd als gevolg van
Air Traffic Control(ATC)-restricties die zijn ontstaan door een systeemstoring bij de Franse luchtverkeersleiding. De systeemstoring bij de Franse luchtverkeersleiding heeft de hele dag geduurd en maakte het onmogelijk om vluchtplannen in te dienen. Er waren allerlei restricties van kracht als gevolg waarvan de vluchten niet dan wel vertraagd uitgevoerd konden worden. De vijf vluchten (EZY1981, EZY1982, EZY131, EZY134 en EZY1835) die voorafgaand aan de onderhavige vlucht met hetzelfde toestel zijn uitgevoerd, kregen ook te maken met (de kantonrechter leest: gewijzigde) slottijden van minimaal twee uur en 30 minuten. Ter onderbouwing van zijn verweer heeft de vervoerder, onder meer, de
Flight Leg Informationen het vluchtrapport van de onderhavige vlucht, alsmede de vluchtrapporten van de vijf voorafgaande vluchten overgelegd (producties 1-2 en 7-14 bij conclusie van antwoord). Tevens heeft de vervoerder de
Euro Control ATFM Daily Briefingen de updates van Euro Control overgelegd (producties 3-6 bij conclusie van antwoord). De kantonrechter is van oordeel dat de vervoerder hiermee voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat op 1 september 2019 sprake was van een storing bij de Franse luchtverkeersleiding waardoor vertragingen zijn ontstaan.
5.5.
Voorts is de kantonrechter van oordeel dat het opleggen van nieuwe slottijden door de luchtverkeersleiding kan worden gezien als een besluit van de luchtverkeersleiding ten aanzien van een specifiek vliegtuig op een specifieke dag in de zin van overweging 15 van de considerans van de Verordening. De vervoerder heeft voldoende aangetoond dat luchtverkeersbeheer meerdere nieuwe slottijden heeft opgelegd aan de vijf voorafgaande vluchten, alsmede aan de onderhavige vlucht. Een nieuw slot opgelegd door luchtverkeersbeheer is niet inherent aan de normale bedrijfsuitoefening en ligt buiten de macht van een luchtvaartmaatschappij. De vervoerder dient immers altijd een door luchtverkeersbeheer afgegeven slot op te volgen, zodat deze een buitengewone omstandigheid kunnen opleveren. Gesteld noch gebleken is dat de vervoerder zelf om nieuwe slottijden heeft verzocht. Daarbij geldt dat besluiten van de luchtverkeersleiding kunnen doorwerken op latere vluchten. Voldoende gebleken is dat de vertraging van de vijf voorafgaande vluchten direct effect hebben gehad op de uitvoering van onderhavige vlucht. De vervoerder heeft aangevoerd dat de vluchten door een Airbus 320 met de staartregistratie G-UZLC zijn uitgevoerd en heeft dit onderbouwd met stukken (productie 2 bij conclusie van antwoord). Hierdoor is vast komen te staan dat de vluchten met hetzelfde toestel (320 G-UZLC) zijn uitgevoerd. Het voorgaande wordt overigens ook niet door de passagiers betwist. De passagiers hebben in zijn algemeenheid aangevoerd dat geen sprake is van buitengewone omstandigheden, maar betwisten niet de voorgenoemde omstandigheden. Het besluit van de luchtverkeersleiding is in het onderhavige geval dan ook aan te merken als een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. Aldus is een vertrekvertraging van de vlucht voor de duur van vier uur en drie minuten dan ook ontstaan als gevolg van (doorwerking van) buitengewone omstandigheden.
5.6.
De volgende vraag die voorligt is of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagiers te voorkomen dan wel te beperken. De vervoerder heeft daartoe aangevoerd dat hij alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging van de passagiers te voorkomen dan wel te beperken. Hierbij heeft de vervoerder aangevoerd dat hij een aantal reservetoestellen beschikbaar heeft. Het doel is om minimaal zes reservetoestellen beschikbaar te hebben welke gestationeerd zijn in de primaire basissen, aldus de vervoerder. Daarnaast heeft de vervoerder ook nog een aantal bemanningsbasissen op een aantal locaties. Voorts heeft de vervoerder aangevoerd dat hij in onderhavig geval meerdere keuzes had en dat hij er voor heeft gekozen om alsnog de vlucht (met vertraging) uit te voeren. Het annuleren van de vlucht zou meer ongemak opleveren, aldus de vervoerder. Bovendien meent de vervoerder dat het inzetten van een reservetoestel in dit geval geen optie was daar de vertraging hetzelfde, zo niet langer zou duren. Het reservetoestel zou namelijk aan dezelfde restricties worden onderworpen. Vandaar dat gekozen is om de vlucht vertraagd uit te voeren, aldus nog steeds de vervoerder. In de gegeven omstandigheden kon er niet meer van de vervoerder worden verwacht. Niet valt in te zien welke maatregelen de vervoerder in dit geval nog meer of anders had moeten nemen om de vertraging te voorkomen dan wel te beperken. De passagiers hebben in dit verband ook niets gesteld. De vordering van de passagiers zal dan ook worden afgewezen.
5.7.
De proceskosten komen voor rekening van passagiers, omdat zij ongelijk krijgen. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis. Weliswaar hebben de passagiers verzocht de vervoerder ook in het geval wordt geoordeeld dat de vervoerder bevrijd kan worden van zijn betalingsverplichting in de buitengerechtelijke kosten en de proceskosten te veroordelen, maar dat verzoek wordt afgewezen. De passagiers hebben niet gesteld dat zij niet tot dagvaarding over zouden zijn gegaan als zij voorafgaande aan de procedure door de vervoerder in kennis zouden zijn gesteld van feiten en omstandigheden die pas in deze procedure bij de passagiers bekend zijn geworden. Er is daarom geen grond voor de stelling dat deze procedure voorkomen had kunnen worden als de vervoerder in een eerder stadium meer informatie zou hebben gegeven.
5.8.
Ook de nakosten komen voor rekening van de passagier, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 248,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en veroordeelt de passagiers tot betaling van € 62,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt
,
vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening.
6.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter