ECLI:NL:RBNHO:2022:2186

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 februari 2022
Publicatiedatum
14 maart 2022
Zaaknummer
8867699 \ CV EXPL 20-9542
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht door buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben de passagiers, vertegenwoordigd door Yource B.V., een vordering ingesteld tegen de luchtvaartmaatschappij EasyJet wegens compensatie voor vertraging van hun vlucht van Cote D’Azur naar Amsterdam op 25 augustus 2018. De passagiers vorderden een schadevergoeding van € 500,00 en bijkomende kosten op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij annuleringen en vertragingen. De luchtvaartmaatschappij betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk ATC-slotrestricties die buiten hun controle lagen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagiers met meer dan drie uur vertraging op hun eindbestemming zijn aangekomen, wat hen in beginsel recht geeft op compensatie. De rechter heeft echter geoordeeld dat de luchtvaartmaatschappij voldoende heeft aangetoond dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, zoals de opgelegde slotrestricties door de luchtverkeersleiding. De rechter concludeerde dat de luchtvaartmaatschappij alle redelijke maatregelen had getroffen om de vertraging te voorkomen en dat de passagiers geen bewijs hadden geleverd dat deze omstandigheden niet van toepassing waren.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van de passagiers afgewezen en hen veroordeeld tot betaling van de proceskosten. Dit vonnis benadrukt de noodzaak voor luchtvaartmaatschappijen om aan te tonen dat vertragingen het gevolg zijn van omstandigheden die zij niet konden vermijden, en bevestigt de toepassing van de Europese regelgeving in dergelijke zaken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8867699 \ CV EXPL 20-9542
Uitspraakdatum: 23 februari 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1] ,

2.
[passagier sub 2] ,
beiden wonende te [woonplaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen de passagiers
gemachtigde Yource B.V.
procesgemachtigde Verdex B.V.
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
EasyJet
statutair gevestigd te London Luton Airport (Verenigd Koninkrijk) en mede kantoorhoudende te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. J. Kumar

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 18 september 2020 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Cote D’Azur Airport – Nice (Frankrijk) naar Amsterdam-Schiphol Airport op 25 augustus 2018 met vlucht EZY7926, hierna: de vlucht.
2.2.
Yource B.V. heeft namens de passagiers compensatie van de vervoerder gevorderd.
2.3.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 500,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag der incident tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 181,50, althans een in redelijke justitie door de rechtbank te bepalen bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering en doet een beroep op buitengewone omstandigheden, die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Niet in het geschil is dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming zijn aangekomen, zodat de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien hij kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann (C-549/07) van het Hof van 22 december 2008 dient een luchtvaartmaatschappij in het voorkomende geval aan te tonen dat zij zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen de buitengewone omstandigheden kennelijk niet had kunnen vermijden – behoudens indien zij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van haar onderneming had gebracht – dat de buitengewone omstandigheden waarmee zij werd geconfronteerd tot de langdurige vertraging van de vlucht leidden.
5.3.
De vraag die voorligt is of de vervoerder met de overgelegde producties en zijn toelichting daarop, voldoende heeft aangetoond dat de vertraging van de passagiers het gevolg is geweest van (doorwerking van) buitengewone omstandigheden.
5.4.
De vervoerder heeft aangevoerd dat de vlucht door een Airbus 320 met de staartregistratie G-EZUS is uitgevoerd. Voorafgaand aan de vlucht was het toestel ingepland om verschillende andere vluchten uit te voeren, te weten vluchten EZY 7925, EZY 1643 en EZY 1644. De onderhavige vlucht en de voorafgaande vluchten zijn vertraagd uitgevoerd wegens ATC-slottijden, aldus de vervoerder. Ter onderbouwing van zijn verweer heeft de vervoerder het vluchtrapport en de
flight leg informationvan de onderhavige vlucht, alsmede de vluchtrapporten en de
flight leg informationvan de vluchten EZY 7925, EZY 1643 en EZY 1644 overgelegd (producties 2-8 bij conclusie van antwoord). Voorts heeft de vervoerder aangevoerd dat vlucht EZY 7925 een tweetal restricties opgelegd heeft gekregen, te weten codes 10 en 81. Een vertraging van 10 minuten is toe te schrijven aan code nummer 10 wat voor “
offload of bags from cabin to hold” staat. Naast code 10 is de vlucht vertraagd uitgevoerd wegens code 81, hetgeen voor 23 minuten aan vertraging heeft gezorgd. Code 81 staat voor ‘ATC enroute demand/ capacity (CTOT)’. De opvolgende vlucht, vlucht EZY 1643, is vanwege de vertraging van de vlucht EZY 7925 vertraagd uitgevoerd. De vlucht stond om 7:45 uur UTC gepland te vertrekken, maar vanwege de ATC-slotrestrictie kon het toestel pas om 08:56 uur UTC de luchthaven Cote D’Azur Airport-Nice verlaten. Hierbij verwijst de vervoerder naar de
Aircraft Communications Addressing and Reporting System (ACARS) messageswaar de reden voor de vertraging staat vermeld, te weten code 81 (ATC-restricties). De vlucht is uiteindelijk om 10:31 uur UTC aangekomen te Brussels Airport. De opvolgende vlucht, vlucht EZY 1644 (Brussels Airport - Cote D’Azur Airport-Nice), kon vanwege de ATC-slotrestrictie pas om 12:25 uur UTC vertrekken. De vertraging van één uur en 21 minuten is toe te schrijven aan code 81, oftewel ATC-restricties, aldus de vervoerder. Uiteindelijk kon de onderhavige vlucht vanwege de vertraging van de voorafgaande vluchten, vanwege de ATC-slotrestrictie en wegens de vervanging van de bemanning om 16:45 uur UTC vertrekken. De kantonrechter is van oordeel dat de vervoerder met de overlegde producties en zijn toelichting daarop voldoende heeft onderbouwd dat de vlucht in kwestie onderworpen was aan restricties. Eveneens is de kantonrechter van oordeel dat de opgelegde slotrestricties als buitengewone omstandigheden kunnen worden aangemerkt. De vervoerder had immers niet de mogelijkheid om eerder te vertrekken doordat de luchtverkeersleiding gewijzigde vertrektijden voor de vluchten heeft opgelegd. Een luchtvaartmaatschappij is altijd verplicht om een nieuw slot op te volgen. Het betreffen hier omstandigheden waar de vervoerder zelf geen invloed op kan uitoefenen. Gesteld noch gebleken is dat de vervoerder zelf om nieuwe slottijden heeft verzocht. Voorts geldt dat besluiten van de luchtverkeersleiding kunnen doorwerken op latere vluchten. Voldoende gebleken is dat de vertraging van de vluchten EZY 7925, EZY 1643 en EZY 1644 direct effect hebben gehad op de uitvoering van onderhavige vlucht. Deze vluchten zijn immers met hetzelfde toestel (320 G-EZUS) uitgevoerd. Het voorgaande wordt overigens ook niet door de passagiers betwist. De passagiers hebben in zijn algemeenheid aangevoerd dat geen sprake is van buitengewone omstandigheden, maar betwisten niet de voorgenoemde omstandigheden. Het besluit van de luchtverkeersleiding is in het onderhavige geval dan ook aan te merken als een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. Aldus is een vertrekvertraging van de vlucht voor de duur van vier uur en 25 minuten dan ook ontstaan als gevolg van (doorwerking van) buitengewone omstandigheden.
5.5.
De volgende vraag die voorligt is of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagiers te voorkomen dan wel te beperken. De vervoerder heeft daartoe aangevoerd dat hij alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging van de passagiers te voorkomen dan wel te beperken. Hierbij heeft de vervoerder aangevoerd dat hij een aantal reservetoestellen en
standby crewbeschikbaar heeft. Het doel is om minimaal zes reservetoestellen beschikbaar te hebben welke gestationeerd zijn in de primaire basissen, aldus de vervoerder. Daarnaast heeft de vervoerder ook nog een aantal bemanningsbasissen op een aantal locaties. Voorts heeft de vervoerder aangevoerd dat in onderhavig geval de bemanning als gevolg van de ATC-slotrestricties haar wettelijk toegestane uren heeft overschreden, waardoor de bemanning moest worden vervangen om vlucht in kwestie te kunnen uitvoeren. Er werd zodoende een
standby crewingezet, aldus de vervoerder. De vervoerder merkt daarbij op dat hij ook de vlucht had kunnen annuleren, maar dit zou meer ongemak opleveren. Vandaar dat gekozen is om de
standby crewin te zetten en zodoende de vlucht vertraagd uit te voeren. Tevens heeft de vervoerder aangevoerd dat het inzetten van een reservetoestel in dit geval geen optie was daar de vertraging hetzelfde zou zijn geweest, vanwege de
briefing,de ‘
crew reporting time’,de
‘block time’en de
‘turnaround time’. In de gegeven omstandigheden kon er niet meer van de vervoerder worden verwacht. Niet valt in te zien welke maatregelen de vervoerder in dit geval nog meer of anders had moeten nemen om de vertraging te voorkomen dan wel te beperken. De passagiers hebben in dit verband ook niets gesteld. De vorderi ng van de passagiers zal dan ook worden afgewezen.
5.6.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat zij ongelijk krijgen. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis. Weliswaar hebben de passagiers verzocht de vervoerder ook in het geval wordt geoordeeld dat de vervoerder bevrijd kan worden van zijn betalingsverplichting in de buitengerechtelijke kosten en de proceskosten te veroordelen, maar dat verzoek wordt afgewezen. De passagiers hebben niet gesteld dat zij niet tot dagvaarding over zouden zijn gegaan als zij voorafgaande aan de procedure door de vervoerder in kennis zouden zijn gesteld van feiten en omstandigheden die pas in deze procedure bij de passagiers bekend zijn geworden. Er is daarom geen grond voor de stelling dat deze procedure voorkomen had kunnen worden als de vervoerder in een eerder stadium meer informatie zou hebben gegeven.
5.7.
Ook de nakosten komen voor rekening van de passagiers, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 248,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en veroordeelt de passagiers tot betaling van € 62,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening.
6.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter