ECLI:NL:RBNHO:2022:2185

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 februari 2022
Publicatiedatum
14 maart 2022
Zaaknummer
8856372 \ CV EXPL 20-9312
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van een vlucht en de rol van buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft de passagier, vertegenwoordigd door Yource B.V. en Verdex B.V., een vordering ingesteld tegen de luchtvaartmaatschappij EasyJet vanwege een vertraging van meer dan drie uur op een vlucht van Amsterdam-Schiphol naar Glasgow International Airport op 15 februari 2019. De passagier vorderde compensatie op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering, annulering of langdurige vertraging van vluchten. De vervoerder, EasyJet, heeft de vordering betwist en aangevoerd dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk vertragingen van eerdere vluchten en ATC-slotrestricties door weersomstandigheden.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vervoerder niet voldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De vervoerder had de bewijslast om aan te tonen dat zij alle redelijke maatregelen had getroffen om de vertraging te voorkomen, maar is hierin niet geslaagd. De kantonrechter heeft daarom de vordering van de passagier tot betaling van compensatie op grond van artikel 7 van de Verordening toegewezen. Daarnaast zijn de gevorderde wettelijke rente en een deel van de buitengerechtelijke incassokosten toegewezen, terwijl de proceskosten voor rekening van de vervoerder zijn gekomen.

De beslissing van de kantonrechter houdt in dat de vervoerder tot betaling van € 298,40 aan de passagier wordt veroordeeld, vermeerderd met wettelijke rente, en dat de proceskosten worden vergoed. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8856372 \ CV EXPL 20-9312
Uitspraakdatum: 23 februari 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[de passagier]
wonende te [woonplaats]
eiseres
hierna te noemen de passagier
gemachtigde Yource B.V.
procesgemachtigde Verdex B.V.
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
EasyJet
statutair gevestigd te London Luton Airport (Verenigd Koninkrijk), mede kantoorhoudende te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. B. Koolhaas

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 18 september 2020 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport naar Glasgow International Airport SCT (Verenigd Koninkrijk) op 15 februari 2019 met vluchtnummer EZY 6854, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht is vertraagd uitgevoerd waardoor de passagier meer dan drie uur later dan oorspronkelijk gepland op haar eindbestemming is aangekomen.
2.3.
Yource B.V. heeft namens de passagier compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagier vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 250,00 vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag der incident tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 90,75, althans een in redelijke justitie door de rechtbank te bepalen bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is de passagier te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt voor zover van belang bij de beoordeling ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
De vervoerder voert primair aan dat Verdex B.V. (hierna: Verdex) niet gemachtigd is om de passagier in rechte te vertegenwoordigen. De passagier heeft volgens de vervoerder slechts een machtiging verleend aan Yource B.V. (hierna: Yource). De passagier heeft in de repliek aangevoerd dat zij de volmachtstelling in het geding brengt op grond waarvan Verdex de vorderingen van Yource in behandeling mag nemen. Deze volmachtstelling is echter niet in het geding gebracht. Dit doet echter niet af aan het feit dat in de volmacht aan Yource een zinsnede is opgenomen op grond waarvan Yource zijn werkzaamheden mag laten uitvoeren door een derde, indien Yource dit redelijk en noodzakelijk acht (productie 1 bij de dagvaarding). Uit de zinsnede
“het (laten) voeren van een gerechtelijke procedure”kan naar oordeel van de kantonrechter een recht van substitutie worden afgeleid. Het primaire verweer van de vervoerder slaagt derhalve niet. Op de inhoudelijke verweren van de vervoerder zal hierna worden ingegaan.
5.3.
Niet in het geschil is dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming is aangekomen, zodat de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien hij kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann (C-549/07) van het Hof van 22 december 2008 dient een luchtvaartmaatschappij in het voorkomende geval aan te tonen dat zij zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen de buitengewone omstandigheden kennelijk niet had kunnen vermijden – behoudens indien zij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van haar onderneming had gebracht – dat de buitengewone omstandigheden waarmee zij werd geconfronteerd tot de langdurige vertraging van de vlucht leidden.
5.4.
De vraag die voorligt is of de vervoerder met de overgelegde producties en zijn toelichting daarop, voldoende heeft aangetoond dat de vertraging van de passagier het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden.
5.5.
De vervoerder heeft aangevoerd dat de vlucht in kwestie vertraagd is uitgevoerd als gevolg van vertragingen van de eerdere vluchten EZY 882, EZY 883 en EZY 6853. De vertraging is begonnen bij vlucht EZY 882. Deze vlucht zou om 07:00 uur UTC vertrekken vanuit Glasgow Airport en zou om 08:35 uur UTC aankomen op London Gatwick Airport. Door ATC-slotrestricties als gevolg van het weer te London Gatwick Airport kon de vlucht niet op de geplande tijd vertrekken. Uiteindelijk is de vlucht met een aankomstvertraging van twee uur en 57 minuten gearriveerd te London Gatwick Airport. Ter onderbouwing verwijst de vervoerder naar de pagina’s 1- 3 van productie 1 bij conclusie van antwoord. De opvolgende vluchten, zo ook onderhavige vlucht, hebben hierdoor vertraging opgelopen, aldus de vervoerder. De vervoerder verwijst ter onderbouwing van zijn standpunt naar pagina’s 5 – 9 van productie 1. De kantonrechter constateert dat deze pagina’s de ‘
actual flight info’ van de vluchten betreffen. Hierin worden codes genoemd bij ‘
departure delay’. Deze codes worden echter niet door de vervoerder toegelicht. Ook zijn er geen stukken van de luchtverkeersleiding overgelegd, terwijl de vervoerder heeft aangevoerd dat aan de vluchten ATC-slotrestricties waren opgelegd. Gelet op het voorgaande heeft de vervoerder, mede gelet op de betwisting van de passagier, de buitengewone omstandigheden dan ook onvoldoende onderbouwd. Dit had echter wel op zijn weg gelegen nu de vervoerder een beroep doet op buitengewone omstandigheden. De bewijslast van de buitengewone omstandigheden rust immers op de vervoerder. Nu de vervoerder er niet in is geslaagd om aan te tonen dat sprake was van buitengewone omstandigheden kan in het midden blijven of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen. De vordering tot betaling van compensatie op grond van artikel 7 van de Verordening zal om die reden worden toegewezen.
5.6.
De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
5.7.
De passagier heeft een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vervoerder heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Voldoende aannemelijk is gemaakt dat de passagier buitengerechtelijke werkzaamheden heeft laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II; de tarieven neergelegd in het Besluit worden geacht redelijk te zijn. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief. De kantonrechter zal de vordering of het gevorderde bedrag dan ook toewijzen tot het wettelijke tarief, te weten € 48,40 en voor het overige afwijzen. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten wordt afgewezen, omdat niet is gesteld of gebleken dat deze kosten daadwerkelijk zijn betaald.
5.8.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat hij ongelijk krijgt. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagier worden gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagier van € 298,40 te vermeerderen met de wettelijke rente over € 250,00 vanaf 15 februari 2019 tot aan de dag van algehele voldoening;
6.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagier tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 104,39;
griffierecht € 83,00;
salaris gemachtigde € 150,00.
6.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 37,50 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagier worden gemaakt;
6.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter