ECLI:NL:RBNHO:2022:2160

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 maart 2022
Publicatiedatum
14 maart 2022
Zaaknummer
15.047404.21
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Witwassen van geld na schietpartij in Bergen aan Zee

In deze zaak, die zich afspeelt na een schietpartij in Bergen aan Zee waarbij een slachtoffer is overleden, zijn meerdere verdachten in beeld gekomen. De verdachten, die gerelateerd zijn aan het slachtoffer, worden enkele dagen door de politie geobserveerd. Tijdens deze observatie boeken de verdachten kamers in het Park Inn by Radisson Hotel te Amsterdam. Bij een doorzoeking van deze kamers vindt de politie grote hoeveelheden geld en wapens, wat leidt tot de aanhouding van de verdachten. De verdachte in deze zaak wordt beschuldigd van witwassen van geld.

De rechtbank Noord-Holland, team Straf, locatie Alkmaar, heeft op 11 maart 2022 uitspraak gedaan in deze zaak. De verdachte, die zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland is, heeft op de openbare terechtzitting van 25 februari 2022 haar verdediging gevoerd. De officier van justitie, mr. D. Sarian, heeft gevorderd tot vrijspraak van het eerste feit en tot bewezenverklaring van het tweede feit, waarbij hij stelde dat de verdachte wist dat het geld voor de moneytransfers een criminele herkomst had.

De rechtbank heeft echter geoordeeld dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte op de hoogte was van de aanwezigheid van de geldbedragen zoals ten laste gelegd. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte over haar reisdoel en haar relatie met medeverdachten als niet ongeloofwaardig beoordeeld. Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten en de in beslag genomen pistolen onttrokken aan het verkeer, omdat het ongecontroleerde bezit van deze voorwerpen in strijd is met de wet en het algemeen belang.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15.047404.21 (P)
Uitspraakdatum: 11 maart 2022
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 25 februari 2022 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum- en plaats],
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. D. Sarian en van hetgeen de verdachte en haar raadsman, mr. M.M.J. Nuijten, advocaat te Haarlem, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, ten laste gelegd dat:
Feit 1
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 16 februari 2021 tot en met 18 februari 2021, te Bergen aan Zee en/of Katwoude en/of te Amsterdam, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, (telkens) één of meer voorwerp(en), te weten
- een of meer geldbedrag(en) van in totaal (ongeveer) EUR 498.150
(kamer 819, kledingkast en Samsonite koffer) en/of
- een geldbedrag van (ongeveer) EUR 1.850 (kamer 819, geld op bed)
en/of
- een of meer geldbedrag(en) van in totaal (ongeveer) EUR 1.545 (kamer
820, in portemonnee en kluis),
heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en/of van een of meer van die voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt, en/of de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende was en/of wie dit/deze voorwerp(en) voorhanden had(den),
terwijl zij, verdachte, (telkens) wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden,
dat dit/deze voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - (mede) afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
Feit 2
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks 18 februari 2021 te Amsterdam, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, (telkens) één of meer voorwerp(en), te weten
- een of meer geldbedrag(en) van in totaal (ongeveer) EUR 3.000
(Moneytransfers),
heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en/of van een of meer van die voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt, en/of de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of
heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende was en/of wie dit/deze
voorwerp(en) voorhanden had(den),
terwijl zij, verdachte, (telkens) wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden,
dat dit/deze voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - (mede) afkomstig
was/waren uit enig misdrijf.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Standpunten van partijen

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder feit 1 ten laste gelegde en tot bewezenverklaring van het onder feit 2 ten laste gelegde.
De officier van justitie heeft ten aanzien van het tweede feit onder meer naar voren gebracht dat – zakelijk weergegeven – de verklaring van de verdachte over het doel van haar reis naar Nederland en haar contact met de medeverdachte [naam 1] zeer ongeloofwaardig is en dat dit – in combinatie met de wijze waarop de moneytransfers door de verdachte zijn verricht – tot de conclusie dient te leiden dat de verdachte wist dat het geld voor de moneytransfers een criminele herkomst had.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte ten aanzien van het onder feit 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee weken met aftrek ex artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de aan haar ten laste gelegde feiten.
3.3.
VrijspraakFeit 1
Overeenkomstig de standpunten van de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen de verdachte onder feit 1 ten laste is gelegd, zodat zij daarvan moet worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe dat uit de stukken van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet is gebleken dat de verdachte wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van de geldbedragen opgenomen in de tenlastelegging.
Feit 2
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat evenmin wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan de verdachte onder feit 2 is ten laste gelegde.
Uit het dossier volgt dat de verdachte op 15 februari 2021 in Nederland is aangekomen. Zij heeft over het doel van haar reis bij de politie verklaard dat zij op uitnodiging van de medeverdachte [naam 1] naar Nederland is gekomen en zij daarop is ingegaan omdat zij in een relatieconflict zat en behoefte had aan ruimte.
De verdachte heeft verder verklaard dat zij in het [naam 2] aanwezig was om de haren van de vrouwen te doen, hetgeen bevestiging vindt in de door de medeverdachte [naam 3] en de reeds in onderhavig dossier veroordeelde medeverdachte [naam 4] afgelegde verklaringen. Voorts heeft de verdachte (maar ook [naam 1]) verklaard dat zij en [naam 1] vrienden van elkaar zijn.
Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank op grond van het bovenstaande de verklaring van de verdachte omtrent haar reisdoel en relatie met [naam 1] niet zonder meer ongeloofwaardig.
Uit onderzoek is gebleken dat de verdachte tweemaal geld heeft overgemaakt via een moneytransfer. Zij heeft dit gedaan op dezelfde dag op twee verschillende locaties, de eerste maal een bedrag van € 2.000,- en de tweede maal een bedrag van € 1.000,-. De verdachte heeft verklaard dat zij deze moneytransfers heeft gedaan op verzoek van [naam 1] en dat hij haar daarvoor de geldbedragen heeft verschaft. Ze heeft niet gezien waar deze gelden vandaan kwamen. Ze zag [naam 1] als zakenman en zag geen probleem om de geldbedragen te versturen. Verder heeft [naam 1] aan haar uitgelegd dat zij naar twee verschillende wisselkantoren moest gaan, aldus de verdachte.
Op grond van het bovenstaande heeft de rechtbank niet de overtuiging dat de verdachte wist dat het geld van de door haar verrichte moneytransfers een criminele herkomst had. Ook zijn deze feiten en omstandigheden naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om te kunnen concluderen dat zij had moeten vermoeden dat genoemd geld van enig misdrijf afkomstig was. Daarom komt de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde witwassen.

4.Onttrekking aan het verkeer

De rechtbank is van oordeel dat de onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten twee pistolen, dienen te worden onttrokken aan het verkeer. Die voorwerpen zijn aangetroffen bij gelegenheid van het onderzoek naar de feiten waarvan zij wordt verdacht. Het ongecontroleerde bezit van deze voorwerpen is in strijd met de wet en het algemeen belang.

5.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder feit 1 en onder feit 2 is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij.
Onttrekt aan het verkeer:
  • 1 STK Pistool;
  • 1 STK Pistool.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.W.M. Giesen, voorzitter,
mr. C.A.M. van der Heijden en mr. S.J. Richters, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.A.K. Ramdjan,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 maart 2022.