ECLI:NL:RBNHO:2022:2155

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 maart 2022
Publicatiedatum
14 maart 2022
Zaaknummer
8193414 \ CV EXPL 19-18348
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van passagiers in hun vordering tegen luchtvaartmaatschappij wegens cessie van vorderingsrecht aan AirHelp

In deze zaak hebben twee passagiers een vordering ingesteld tegen Transavia Airlines C.V. wegens vertraging van hun vlucht HV6062 van Barcelona naar Rotterdam op 10 december 2017. De passagiers vorderden compensatie van € 500,00, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. De vervoerder, Transavia, verweerde zich door te stellen dat de passagiers hun vorderingsrecht hadden gecedeerd aan AirHelp, waardoor zij niet-ontvankelijk waren in hun vordering.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat de passagiers het cessieformulier van AirHelp hebben ondertekend. Hierdoor zijn de passagiers niet langer bevoegd om zelf over hun vorderingsrecht te beschikken. De kantonrechter oordeelde dat het verweer van de vervoerder slaagde en verklaarde de passagiers niet-ontvankelijk in hun vordering.

De proceskosten werden voor rekening van de passagiers gesteld, en de kantonrechter ging voorbij aan het verzoek van de vervoerder om een integrale proceskostenveroordeling, omdat dit verzoek te laat was ingediend. De beslissing werd uitgesproken door mr. S.N. Schipper op 9 maart 2022.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8193414 \ CV EXPL 19-18348
Uitspraakdatum: 9 maart 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1]

2.
[passagier sub 2]
beiden wonende te [woonplaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen de passagiers
gemachtigden mr. D.E. Lof en mr. E.J. Hoekstra
tegen
de commanditaire vennootschap
Transavia Airlines C.V.
statutair gevestigd te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. M. Reevers

1.Het procesverloop

1.1.
Bij vonnis in het incident van 13 januari 2021 (de kantonrechter begrijpt dat in dat tussenvonnis per abuis 2020 staat vermeld en zal hierna verwijzen naar het tussenvonnis van 13 januari 2021) is het voorwaardelijk incident tot tussenkomst van de buitenlandse rechtspersoon AirHelp Limited (hierna: AirHelp) afgewezen. Voor het procesverloop tot dan toe wordt naar het tussenvonnis van 13 januari 2021 verwezen.
1.2.
De vervoerder heeft vervolgens een conclusie van dupliek genomen. Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren op van Barcelona (Spanje) naar Rotterdam op 10 december 2017 met vlucht HV6062 (hierna: de vlucht).
2.2.
De vlucht is met vertraging uitgevoerd. De passagiers zijn met meer dan drie uur vertraging op de eindbestemming gearriveerd.
2.3.
AirHelp heeft namens de passagiers compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging. De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering en het verweer

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van
- € 500,00, vermeerderd met de wettelijke rente,
- € 75,00 aan buitengerechtelijke kosten
- de proceskosten, vermeerderd met wettelijke rente.
3.2.
De vervoerder heeft (in tegenstelling tot in het tussenvonnis van 13 januari 2021 staat vermeld niet als meest verstrekkende, maar als enige verweer) aangevoerd dat de passagiers hun veronderstelde vorderingsrecht hebben gecedeerd aan AirHelp. De passagiers hebben daarom volgens de vervoerder geen vorderingsrecht meer en zijn daarom nietontvankelijk.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Door de passagiers is niet weersproken dat zij het assignmentformulier dat door AirHelp wordt gebruikt, hebben ondertekend, zodat dit vaststaat. Dat de vervoerder het assignmentformulier niet heeft overgelegd, doet daarom niet terzake. In vergelijkbare zaken heeft de kantonrechter eerder, onder meer op 25 september 2019 (ECLI:NL:RBNHO:2019:8072), geoordeeld dat het assignmentformulier zoals door AirHelp wordt gebruikt, kwalificeert als een akte van cessie waarmee de vordering door de passagiers in eigendom wordt overgedragen aan AirHelp. Door het ondertekenen van het assignmentformulier zijn de passagiers niet langer bevoegd zelf over het gepretendeerde vorderingsrecht te beschikken. De conclusie is dat het verweer van de vervoerder slaagt. De passagiers zullen nietontvankelijk worden verklaard in hun vordering.
4.3.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat zij niet-ontvankelijk worden verklaard. De kantonrechter zal voorbijgaan aan het verzoek van de vervoerder om de gemachtigden van de passagiers, dan wel de passagiers én hun gemachtigden te veroordelen in de ‘reguliere proceskosten conform de staffel liquidatietarief’, nu dit verzoek eerst in dupliek is gedaan. Hetzelfde geldt voor zover de vervoerder heeft bedoeld te verzoeken om de gemachtigden en/of de passagiers te veroordelen in de werkelijke proceskosten. Niet valt in te zien waarom de vervoerder dit verzoek niet eerder in de procedure heeft gedaan. Weliswaar is de vervoerder eerst na het indienen van de conclusie van antwoord bekend geworden met het vonnis van deze rechtbank van 18 maart 2020 (ECLI:NL:RBNHO:2020:1995), maar dit betekent niet dat de vervoerder dit verzoek niet had kunnen doen zonder bekendheid met dit vonnis. Daarnaast is van een ‘uitgebreid verweer’, zoals in de zaak die de vervoerder heeft vermeld, in de onderhavige zaak geen sprake. Voor een integrale proceskostenveroordeling is in de onderhavige zaak dan ook geen aanleiding.
4.4.
Ook de nakosten komen voor rekening van de passagiers, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
verklaart de passagiers niet-ontvankelijk in hun vordering;
5.2.
veroordeelt de passagiers in de proceskosten, die aan de kant van de vervoerder worden begroot op een bedrag van € 248,00 aan salaris gemachtigde en tot betaling van € 62,00, aan nakosten, voor zover de vervoerder daadwerkelijk nakosten zal maken, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
5.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter