Op 8 maart 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zaak betreffende een voorlopige voorziening hangende bezwaar tegen de afwijzing van een bijstandsaanvraag. Verzoeker, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. N. Velthorst, had op 9 december 2021 een aanvraag ingediend voor bijstand op grond van de Participatiewet, welke door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer op 19 januari 2022 was afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op het onvoldoende kunnen vaststellen van het hoofdverblijf van verzoeker in de gemeente Haarlemmermeer. Verzoeker had in het verleden in Amsterdam gewoond en verbleef tijdelijk in maatschappelijke opvang.
Tijdens de zitting op 22 februari 2022 heeft verzoeker zijn standpunt toegelicht, waarbij hij stelde dat hij wel degelijk zijn hoofdverblijf had in de gemeente Haarlemmermeer en dat de afwijzing van zijn aanvraag onterecht was. De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoeker voldoende aannemelijk had gemaakt dat hij recht had op bijstand en dat het college onvoldoende zorgvuldig had gehandeld door zich enkel te baseren op pintransacties en niet verder onderzoek te doen naar de verblijfplaats van verzoeker. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat verzoeker niet de gelegenheid had gekregen om zijn standpunt toe te lichten, wat in strijd was met de zorgvuldigheidseisen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek toegewezen en bepaald dat het primaire besluit wordt geschorst. Tevens is verweerder opgedragen om aan verzoeker bijstand te verlenen in de vorm van een voorschot, en is verweerder veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.