ECLI:NL:RBNHO:2022:2122

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 maart 2022
Publicatiedatum
11 maart 2022
Zaaknummer
22-193
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening bij afwijzing bijstandsaanvraag op grond van de Participatiewet

Op 8 maart 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zaak betreffende een voorlopige voorziening hangende bezwaar tegen de afwijzing van een bijstandsaanvraag. Verzoeker, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. N. Velthorst, had op 9 december 2021 een aanvraag ingediend voor bijstand op grond van de Participatiewet, welke door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer op 19 januari 2022 was afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op het onvoldoende kunnen vaststellen van het hoofdverblijf van verzoeker in de gemeente Haarlemmermeer. Verzoeker had in het verleden in Amsterdam gewoond en verbleef tijdelijk in maatschappelijke opvang.

Tijdens de zitting op 22 februari 2022 heeft verzoeker zijn standpunt toegelicht, waarbij hij stelde dat hij wel degelijk zijn hoofdverblijf had in de gemeente Haarlemmermeer en dat de afwijzing van zijn aanvraag onterecht was. De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoeker voldoende aannemelijk had gemaakt dat hij recht had op bijstand en dat het college onvoldoende zorgvuldig had gehandeld door zich enkel te baseren op pintransacties en niet verder onderzoek te doen naar de verblijfplaats van verzoeker. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat verzoeker niet de gelegenheid had gekregen om zijn standpunt toe te lichten, wat in strijd was met de zorgvuldigheidseisen.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek toegewezen en bepaald dat het primaire besluit wordt geschorst. Tevens is verweerder opgedragen om aan verzoeker bijstand te verlenen in de vorm van een voorschot, en is verweerder veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 22/193

uitspraak van de voorzieningenrechter van 8 maart 2022 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. N. Velthorst),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer, verweerder
(gemachtigde: mr. R.H. Vossenbeld).

Procesverloop

In het besluit van 19 januari 2022 (primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoeker van 9 december 2021 voor een uitkering op grond van de Participatiewet (PW) afgewezen.
Verzoeker heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 22 februari 2022 op zitting behandeld. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Algemeen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Waar gaat deze zaak over?
2.1
Verzoeker heeft in voorlopige hechtenis gezeten. De voorlopige hechtenis is op 4 februari 2021 geschorst, onder verschillende voorwaarden. Eén van die voorwaarden is dat verzoeker meewerkt aan passende huisvesting/begeleid woonvoorziening
.
2.2
Omdat er niet direct een plek voor verzoeker beschikbaar was, verbleef hij in de maatschappelijke opvang in Amsterdam en de dag-en nachtopvang van het Leger des Heils. Van de gemeente Amsterdam ontving verzoeker een bijstandsuitkering.
2.3
Eind mei 2021 kwam er voor verzoeker een begeleid wonen plek in [woonplaats] beschikbaar. In dat kader heeft verzoeker een begeleidingsovereenkomst gesloten met Centrum Stepping Stone en een gebruikersovereenkomst met BG wonen. Verzoeker heeft sindsdien een kamer aan de [locatie] in [woonplaats] .
2.4
Verzoeker heeft verschillende keren een bijstandsuitkering aangevraagd. De aanvraag waar het in deze zaak over gaat, is van 9 december 2021.
2.5
Verweerder heeft op 14 december 2021 schriftelijk aan verzoeker laten weten dat hij wil vaststellen waar verzoeker zijn hoofdverblijf heeft. Ook heeft verweerder verschillende stukken opgevraagd bij verzoeker, waaronder bankafschriften. Daarnaast vraagt verweerder aan verzoeker om elke avond om 20:00u door te geven waar hij de avond en nacht gaat doorbrengen. Verzoeker heeft via zijn gemachtigde op 27 december 2021 op de brief van verweerder gereageerd.
2.6
In het primaire besluit wijst verweerder de aanvraag van 9 december 2021 af, omdat hij niet heeft kunnen vaststellen of verzoeker zijn hoofdverblijf heeft in de gemeente Haarlemmermeer.
Verweerder legt hieraan – voor zover in deze procedure van belang - het volgende ten grondslag:
a. a) uit de bankafschriften blijkt dat verzoeker vooral in andere steden en provincies pint;
b) verzoeker heeft onvoldoende meegewerkt aan de verplichting om elke
avond/nacht zijn verblijflocatie door te geven.
Wat vraagt verzoeker in de voorlopige voorziening?
3.1
Verzoeker vraagt de voorzieningenrechter om te bepalen dat aan hem een bijstandsuitkering of een voorschot daarop wordt verleend. Verzoeker stelt zich op het standpunt dat zijn bijstandsaanvraag ten onrechte is afgewezen. Ook stelt hij dat hij in een financieel onhoudbare situatie verkeert.
3.2
Tijdens de mondelinge behandeling heeft verzoeker zijn verzoek – samengevat – als volgt toegelicht.
Aannemelijk is dat verzoeker aan de [locatie] in [woonplaats] woont. Verzoeker komt uit een daklozensituatie en verbleef bij het Leger des Heils in Amsterdam. Eén van de voorwaarden van de schorsing van de voorlopige hechtenis, is dat hij ook echt verblijft in de woonvoorziening. Hij heeft een begeleidingsovereenkomst gesloten met Centrum Stepping Stone. In een e-mail van 14 oktober 2021 van de reclassering wordt bevestigd dat hij woont op het adres aan de [locatie] in [woonplaats] . Er vindt ook een dagelijkse registratie plaats, vanuit de woonbegeleider. Ook daaruit blijkt dat hij er woont. Ook wijst verzoeker op een e-mail van 12 december 2020 met uitleg over het begeleid wonen.
Verzoeker stelt dat hij over dit alles op geen enkel moment echt is gehoord. Hij heeft gezegd in gesprek te willen gaan met verweerder, maar dat is niet gebeurd. Verweerder heeft ook telefonisch niet met hem gesproken. Verzoeker werd telkens afgehouden door verweerder. Verzoeker wijst op artikel 4:7, eerste lid, van de Algemene bestuursrecht (Awb), waaruit volgt dat hij de gelegenheid moet hebben om zijn standpunt te geven. Ook de begeleider van verzoeker is niet gehoord. In het gebouw is 24 uur per dag een beheerder aanwezig en daar had verweerder ook navraag kunnen doen. Er waren voldoende redenen voor verweerder om een huisbezoek af te leggen.
Verweerder had van verzoeker niet mogen eisen om zijn verblijfplaats door te geven. De rechtspraak waar verweerder naar wijst, gaat over daklozen. Verzoeker stelt dat hij wel een hoofdverblijf heeft, waar hij ook geregistreerd staat. Die rechtspraak gaat daarom in zijn situatie niet op.
Voor de pintransacties geldt dat die geen betrekking hebben op de periode waar het hier om gaat.
Wat is het standpunt van verweerder?
4. Tijdens de mondelinge behandeling heeft verweerder – voor zover van belang – het volgende naar voren gebracht.
Over de periode van 24 september 2021 tot 14 december 2021 is het pingedrag van verzoeker bekeken. De aanvraag is van 9 december 2021. Het is dus niet zo dat die transacties buiten de te beoordelen periode vallen. Verzoeker pint overal, maar niet in [woonplaats] . Dat geeft wel iets aan. De Centrale Raad van Beroep hecht grote waarde aan pingedrag en dat is hier ook gedaan. Om die reden was een huisbezoek niet nodig.
Het doorgeven van zijn locatie, is aan verzoeker aangeboden als bewijshulp. Verzoeker heeft maar drie dagen zijn locatie doorgegeven en dat is te kort. Hij was niet verplicht om dit hulpmiddel te gebruiken. Verweerder heeft hem een dienst bewezen door verzoeker dit te laten doen, omdat hij op die manier zijn hoofdverblijf kon aantonen. Met dit alles is voldoende duidelijk voor verweerder dat zijn hoofdverblijf niet in de gemeente Haarlemmermeer is.
Verweerder neemt aan dat verzoeker inderdaad om gesprekken heeft gevraagd, maar de onderzoeker heeft zich vooral gebaseerd op het pingedrag. De inzet van andere middelen om de verblijfplaats te onderzoeken, is dan niet nodig. Het is niet bekend of gesproken is met de reclasseringsambtenaar of de bewindvoerder. Verweerder neemt aan dat de woonbegeleider wel gehoord is en daar kwam uit dat verzoeker wel eens verblijft op het adres in [woonplaats] . Dat betekent nog niet dat hij daar zijn hoofdverblijf heeft.
Het gedrag dat verzoeker laat zien, past bij iemand die dak- of thuisloos is. Uit de pintransacties blijkt dat hij door de helft van Nederland zwerft. Hij heeft wel een adres waar hij wel eens verblijft maar hij heeft daar niet zijn hoofdverblijf.
Wat is het oordeel van de voorzieningenrechter?
5. Voldoende aannemelijk is dat verzoeker een spoedeisend belang heeft bij zijn verzoek. Vast staat dat verzoeker tot mei 2021 een bijstandsuitkering van de gemeente Amsterdam kreeg. Daarna heeft hij bij verweerder verschillende bijstandsaanvragen gedaan maar die hebben nog niet geleid tot een uitkering. De bewindvoerder van verzoeker verklaart dat verzoeker sinds 22 september 2021 geen leefgeld meer krijgt. Ook schrijft hij dat de schulden van verzoeker toenemen. Dit alles is door verweerder niet bestreden.
6.1
Deze procedure gaat over de afwijzing van de bijstandsaanvraag van 9 december 2021. De periode waar het hier om gaat, loopt van 9 december 2021 tot 19 januari 2022. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen, omdat verzoeker volgens verweerder zijn hoofdverblijf niet in de gemeente Haarlemmermeer heeft. De voorzieningenrechter is vooralsnog van oordeel dat het bezwaar van verzoeker tegen die afwijzing een redelijke kans van slagen heeft. Hierna legt de voorzieningenrechter uit waarom.
6.2
Verzoeker heeft een aanvraag gedaan voor bijstand. Dit betekent dat verzoeker aannemelijk moet maken dat hij recht heeft op een bijstandsuitkering. In dit geval betekent dit concreet dat verzoeker feiten en omstandigheden moet aandragen waaruit kan worden afgeleid dat hij zijn hoofdverblijf in de gemeente Haarlemmermeer heeft. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoeker dit voldoende heeft gedaan. Hij heeft uitgelegd hoe hij in [woonplaats] terecht is gekomen en heeft als onderbouwing de onder 2.3 genoemde begeleidingsovereenkomst en gebruikersovereenkomst overgelegd. Ook heeft hij verklaard waarom hij regelmatig in Amsterdam is, namelijk omdat daar allerlei begeleidingsafspraken zijn. Dit wordt ook bevestigd door de Reclassering. Verder heeft hij aangeven bij welke personen verweerder nadere informatie kon inwinnen, zoals de beheerder van het gebouw in [woonplaats] , zijn woonbegeleider, zijn bewindvoerder en de reclasseringsambtenaar. Daarnaast heeft hij aan verweerder duidelijk gemaakt dat hij met verweerder in gesprek wil.
6.3
Omdat verzoeker voldoende aannemelijk had gemaakt dat hij zijn hoofdverblijf in [woonplaats] heeft, is het aan verweerder om dat verder te onderzoeken voor zover verweerder dat nodig acht. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder dit onderzoek onvoldoende zorgvuldig heeft gedaan. Verweerder heeft zich vooral gebaseerd op pintransacties, waarvan het grootste gedeelte buiten de te beoordelen periode lag. Gelet op alle verifieerbare informatie die verzoeker had aangedragen, kon verweerder daar niet mee volstaan. Die informatie had voor verweerder aanleiding moeten zijn om contact op te nemen met de door verzoeker genoemde personen, zoals de beheerder en de woonbegeleider. Verweerder heeft deze eenvoudige onderzoeksmethode niet naast zich neer kunnen leggen met een enkele verwijzing naar de pintransacties. Verzoeker heeft daarnaast aan verweerder gedurende een aantal dagen zijn locatie doorgegeven, hij kreeg daarop geen reactie. Verweerder kan verzoeker niet tegenwerpen dat hij niet over alle dagen zijn verblijf heeft doorgegeven. Op de zitting heeft verweerder namelijk verklaard dat hij dit ziet als een bewijshulp voor verzoeker. Het zou verzoeker makkelijker moeten maken om zijn hoofdverblijf aan te tonen. Nog los van de vraag of het per Whatsapp doorgeven van je locatie als doorslaggevend bewijs kan gelden, kan worden gevolgd dat verzoeker het aldus heeft begrepen dat dit geen verplichting voor hem was. Daarom kan hem niet worden verweten dat hij zich daaraan niet dagelijks heeft gehouden.
6.4
De voorzieningenrechter is ook vooralsnog van oordeel dat verweerder het besluit in dit geval niet had kunnen nemen zonder verzoeker te horen. Verzoeker heeft geen toelichting kunnen geven op de verstrekte informatie maar daar was wel aanleiding voor. Verzoeker kwam uit Amsterdam en kreeg daarna vanuit een forensisch kader een kamer in [woonplaats] . Voor veel van zijn (begeleidings)afspraken moet verzoeker regelmatig in Amsterdam zijn. Daarmee kan de voorzieningenrechter op zichzelf wel begrijpen dat verweerder twijfelt over het hoofdverblijf van verzoeker, maar mede gelet op de gegeven omstandigheden had dit voor verweerder aanleiding moeten zijn om verzoeker te horen en nader informatie in te winnen bij de personen die bij de begeleiding van verzoeker betrokken zijn. Tegen deze achtergrond kon verweerder de bijstandsaanvraag niet afwijzen, zonder verzoeker de gelegenheid te bieden om een toelichting te geven en deze toelichting zo nodig te onderzoeken alvorens tot een afwijzing te komen.
7. Gelet op het voorgaande lijkt het bezwaar een redelijke kans van slagen te hebben, zodat het verzoek wordt toegewezen. De voorzieningenrechter treft de voorlopige voorziening zoals hierna is vermeld.
8.1
Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder aan verzoeker het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
8.2
Omdat het verzoek wordt toegewezen, krijgt verzoeker een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2.0 punten op (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting). Die punten hebben een waarde van € 759,- bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 1.518,00.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- schorst het primaire besluit tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op
bezwaar;
- bepaalt dat verweerder aan verzoeker bij wijze van voorschot met ingang van
26 januari 2022 bijstand verleent ter hoogte van de voor hem geldende bijstandsnorm, tot zes weken na bekendmaking van het besluit op bezwaar;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 50,- aan verzoeker te
vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van
€ 1.518,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. de Vries, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr.F. Vermeij, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 8 maart 2022.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.