ECLI:NL:RBNHO:2022:2109

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 maart 2022
Publicatiedatum
11 maart 2022
Zaaknummer
C/15/324263 / HA ZA 22-49
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervroegde onteigening van perceelsgedeelte in Opmeer ten name van de provincie Noord-Holland, ten behoeve van herinrichting A.C. de Graafweg (N241)

In deze zaak vordert de provincie Noord-Holland het vervroegd uitspreken van de onteigening van een deel van het perceel van de gedaagde, kadastraal bekend als [kadastraalnummer], ter uitvoering van de herinrichting en gedeeltelijke verlegging van de provinciale weg A.C. de Graafweg (N241). De rechtbank wijst deze vordering in een tussenvonnis toe. De rechtbank bepaalt verder dat de gedaagde als onteigende een voorschot op de schadeloosstelling ontvangt van 100% van het door de provincie gedane aanbod en dat de provincie haar bijkomend aanbod, bestaande uit het plaatsen van een geluidscherm langs het overblijvende deel van het perceel van de gedaagde, gestand doet.

De procedure begon met de dagvaarding van 21 december 2021, gevolgd door verschillende akten en producties. De rechtbank heeft vastgesteld dat de bij de wet voorgeschreven termijnen en formaliteiten in acht zijn genomen. De provincie heeft op 22 juni 2021 een verzoekschrift ingediend voor vervroegde opneming en benoeming van deskundigen. De rechtbank heeft deskundigen benoemd en een plaatsopneming heeft plaatsgevonden op 30 november 2021.

De provincie vordert dat de rechtbank bij vonnis de onteigening van het perceelsgedeelte uitspreekt, vrij van lasten en rechten, en dat het bedrag van de schadeloosstelling wordt vastgesteld op € 110.803,--. De gedaagde betwist de hoogte van het aanbod en verzoekt om een hoger voorschot. De rechtbank oordeelt dat de vordering tot vervroegde onteigening toewijsbaar is, aangezien de gedaagde geen verweer heeft gevoerd. De rechtbank stelt het voorschot op de schadeloosstelling vast op 100% van het aangeboden bedrag en bepaalt dat het bijkomend aanbod van de provincie gestand wordt gedaan. Tevens wordt een deskundigenonderzoek bevolen ter begroting van de schadeloosstelling, met een termijn voor de indiening van het rapport.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
Zittingsplaats Alkmaar
zaaknummer / rolnummer: C/15/324263 / HA ZA 22-49
Vonnis van 2 maart 2022
in de zaak van
de publiekrechtelijke rechtspersoon
PROVINCIE NOORD-HOLLAND,
gevestigd te Haarlem,
eiseres,
advocaten mrs. J.S. Procee en L. van Leeuwen te Den Haag,
en
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. E.C.W. van der Poel te Alkmaar.
Partijen zullen hierna de provincie en [gedaagde] genoemd worden.
De zaak in het kort
In deze zaak vordert de provincie het vervroegd uitspreken van de onteigening van een deel van het perceel van [gedaagde] , kadastraal bekend [kadastraalnummer] , ter uitvoering van de herinrichting en gedeeltelijke verlegging van de provinciale weg A.C. de Graafweg (N241). De rechtbank wijst deze vordering in dit tussenvonnis toe. De rechtbank bepaalt verder dat [gedaagde] als onteigende een voorschot op de schadeloosstelling ontvangt van 100% van het door de provincie gedane aanbod en dat de provincie haar bijkomend aanbod, bestaande uit plaatsen van een geluidscherm langs het overblijvende deel van het perceel van [gedaagde] , gestand doet.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 21 december 2021;
- de akte houdende overlegging producties;
- de akte depot nr. 2021/10;
- de conclusie van antwoord met producties.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
Bij Koninklijk Besluit van 7 april 2021, nr. 2021000691, gepubliceerd in de Staatscourant van 17 mei 2021, nr. 22559 (hierna: het KB), is op het verzoek van gedeputeerde staten van Noord-Holland bij brief van 9 juli 2020, kenmerk 1389198/1428378, een aantal onroerende zaken in de gemeenten Heerhugowaard, Opmeer en Medemblik ten name van de provincie ter onteigening aangewezen ingevolge artikel 72a van de Onteigeningswet (Ow). Deze onroerende zaken zijn aangeduid op de grondplantekeningen die ter inzage hebben gelegen en nader zijn vermeld op de bij het besluit behorende lijst, zulks ter uitvoering van de herinrichting en gedeeltelijke verlegging van de provinciale weg A.C. de Graafweg (N241), inclusief fietspad, fietsbrug en kunstwerken en de aanleg van twee erftoegangswegen in Heerhugowaard (vanaf de Frik tot aan de Schapenweg en vanaf de Schapenweg tot aan de Langereis).
2.2.
In het KB is [gedaagde] aangewezen als eigenaar van het volgende ter onteigening aangewezen perceelsgedeelte:
[grondplannummer] : een gedeelte groot 289 m² van het perceel kadastraal bekend [kadastraalnummer] , totaal groot 1.635 m², kadastraal omschreven als “Wonen en erf - tuin”
2.3.
Op dit perceelsgedeelte rust ten gunste van ING Bank N.V. een recht van hypotheek.
2.4.
De provincie heeft op 22 juni 2021 op de voet van artikel 54a Ow ter griffie van deze rechtbank een verzoekschrift ingediend, strekkende tot vervroegde opneming en benoeming van een rechter-commissaris en deskundigen.
2.5.
Bij beschikking van 16 juli 2021 in de zaak met zaaknummer / rekestnummer: C/15/317629 / HA RK 21-114 heeft de rechtbank onder meer een deskundigenonderzoek bevolen voor opneming van de ligging en gesteldheid van genoemde onroerende zaak en drie deskundigen benoemd.
2.6.
Op 30 november 2021 heeft de plaatsopneming plaatsgevonden, waarvan proces-verbaal is gemaakt.

3.Het geschil

3.1.
De provincie vordert – samengevat – dat de rechtbank bij vonnis bij vervroeging uit zal spreken de onteigening van het onder 2.2 van dit vonnis genoemde, ter onteigening aangewezen perceelsgedeelte, ten name van de provincie, vrij van alle lasten en rechten en,
indien [gedaagde] het aanbod aanvaardt,a) het bedrag van de schadeloosstelling vast zal stellen op het bedrag van € 110.803,-- voor alle schaden en kosten hoe ook genaamd doch exclusief de deskundigenkosten en de eventueel door [gedaagde] te lijden belastingschade als rechtstreeks en noodzakelijk gevolg van de onteigening;
b) zal bepalen dat de provincie het bijkomend aanbod vermeld onder 5.2 van de dagvaarding gestand doet;
indien het aanbod door [gedaagde] niet wordt aanvaard,
a. a) het voorschot op de schadeloosstelling zal bepalen op 90% van de aangeboden schadeloosstelling, zijnde (afgerond) € 99.723,--;
b) zal bepalen dat de provincie in plaats van het voorschot van 90% van de aangeboden schadeloosstelling 100% van de aangeboden schadeloosstelling als voorschot mag uitkeren in plaats van de in artikel 54i lid 5 Ow genoemde zekerheid, tenzij [gedaagde] expliciet afstand doet van het recht op zekerheidsstelling;
c) zal bepalen dat de provincie het bijkomend aanbod vermeld onder 5.2 gestand doet,
en voorts:
d) zal bepalen dat het in de procedure met zaak- en rekestnummer C/15/317629 / HA RK 21-114 uit te brengen rapport van deskundigen heeft te gelden als (concept)deskundigenrapport in de onderhavige procedure, en
e) ingevolge artikel 54j lid 2 Ow de data voor nederlegging van het (concept)deskundigenrapport zal vaststellen,
alles kosten rechtens.
3.2.
[gedaagde] betwist de gevorderde vervroegde onteigening niet. Hij kan zich echter niet verenigen met het aanbod tot schadeloosstelling van de provincie. Hij verwerpt het aanbod van € 110.803,--, omdat dit onvoldoende is om de werkelijke schade te vergoeden die hij lijdt door onteigening en/of zal lijden.
verzoekt de rechtbank het voorschot te bepalen op de aan hem toekomende schadeloosstelling ter hoogte van 100%, te vermeerderen met deskundigenkosten en eventuele belastingschade van het door de provincie aangeboden bedrag, een en ander met veroordeling van de provincie in de kosten van dit geding.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De rechtbank constateert dat de bij de wet voorgeschreven termijnen en formaliteiten in acht zijn genomen. Verder is gebleken dat de dagvaarding ex artikel 18 lid 4 Ow is overbetekend aan ING Bank N.V. als hypotheekhouder op het perceelsgedeelte met [grondplannummer] . ING Bank N.V. is niet in het geding verschenen. Niet is gebleken van andere belanghebbenden die als gevolg van de onteigening schade lijden.
4.2.
De vordering tot een vervroegde uitspraak over de onteigening waartegen [gedaagde] geen verweer heeft gevoerd, is voor toewijzing vatbaar.
4.3.
[gedaagde] heeft de aangeboden schadeloosstelling niet aanvaard.
De rechtbank zal het voorschot op de schadeloosstelling vaststellen op 100% van het bij dagvaarding aangeboden bedrag, te weten € 110.803,-- (exclusief de deskundigenkosten en eventuele belastingschade). Een ondubbelzinnige wilsverklaring waarin [gedaagde] afstand doet van zekerheidstelling voor de voldoening van een deel van het voorschot op de schadeloosstelling, als het voorschot op het lagere, in de wet als hoofdregel neergelegde, uitgangspunt van 90% wordt bepaald, ontbreekt immers en de provincie heeft subsidiair gevorderd te bepalen dat zekerheid wordt gesteld door 100% van het aangeboden bedrag aan schadeloosstelling als voorschot te betalen.
4.4.
De provincie heeft als bijkomend aanbod aangeboden om een natuurlijk geluidscherm van deels vier meter en deels twee meter hoog te plaatsen langs het overblijvende deel van het perceel van [gedaagde] . Het geluidsscherm zal buiten het overblijvende perceel van [gedaagde] worden aangelegd.
kan zich op zichzelf vinden in het bijkomend aanbod, zodat de rechtbank, overeenkomstig de vordering van de provincie, zal bepalen dat de provincie het bijkomend aanbod gestand doet.
4.5.
De rechtbank zal overeenkomstig artikel 54j Ow zich laten voorlichten door deskundigen voor begroting van de schadeloosstelling. De rechtbank stelt vast dat de opneming door de deskundigen met betrekking tot het te onteigenen perceelsgedeelte inmiddels heeft plaatsgehad. Zoals gevorderd zal de rechtbank bepalen dat het in de verzoekschriftprocedure uit te brengen rapport van deskundigen over de waarde van het te onteigenen perceelsgedeelte heeft te gelden als (concept)deskundigenrapport in onderhavige procedure.
4.6.
Met betrekking tot de nederlegging van het deskundigenrapport zal de rechtbank uitgaan van het tijdens de descente bepaalde moment van deponering van het concept van het deskundigenrapport, te weten half maart 2022. Partijen krijgen na deponering van het concept gedurende een maand de gelegenheid daarop te reageren. De datum van nederlegging ter griffie van het definitieve deskundigenrapport zal, zoals besproken tijdens de descente, worden bepaald op twee maanden na de datum van het concept, te weten op 18 mei 2022.
4.7.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

5.De beslissing

5.1.
spreekt uit de vervroegde onteigening, vrij van alle lasten en rechten, ten name van de provincie en ter uitvoering van het onder 2.1 omschreven werk, van het volgende perceelsgedeelte zoals weergegeven op de grondplantekening en die in het KB nader is aangeduid als:
[grondplannummer] : een gedeelte groot 289 m² van het perceel kadastraal bekend [kadastraalnummer] , totaal groot 1.635 m², kadastraal omschreven als “Wonen en erf - tuin”,
5.2.
bepaalt het door de provincie als onteigenende partij aan [gedaagde] te betalen voorschot op de schadeloosstelling op € 110.803,-- (eenhonderdtienduizend achthonderddrie euro),
5.3.
bepaalt dat de provincie haar bijkomend aanbod vermeld onder 4.4 gestand doet,
5.4.
beveelt dat een deskundigenonderzoek zal plaatshebben ter begroting van de schadeloosstelling,
5.5.
bepaalt dat het in de procedure met zaak-/rolnummer C/15/317629 / HA RK 21-114 uit te brengen rapport van de benoemde drie deskundigen zal gelden als (concept)deskundigenrapport ter begroting van de schade in onderhavige procedure,
5.6.
bepaalt dat het definitieve deskundigenrapport uiterlijk
18 mei 2022ter griffie van de rechtbank dient te worden gedeponeerd,
5.7.
verklaart dit vonnis in zoverre uitvoerbaar bij voorraad,
5.8.
wijst het in de gemeente [gemeente] verschijnende Noordhollands Dagblad aan als nieuwsblad waarin overeenkomstig artikel 54 Ow een uittreksel van dit vonnis geplaatst dient te worden;
5.9.
houdt iedere verdere beslissing, waaronder die omtrent de kosten, aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.J. Saarloos en in het openbaar uitgesproken op
2 maart 2022.
type: ST
coll: LJS