In deze zaak, die werd behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, gaat het om een erfrechtelijk geschil tussen twee erfgenamen, [eiseres] en [gedaagde], naar aanleiding van de nalatenschap van hun overleden vader, [erflater]. De erflater overleed op 20 augustus 2018 zonder testament, en beide partijen hebben de nalatenschap zuiver aanvaard. [Eiseres] vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 3.188,50 en dat er voor recht wordt verklaard dat er leningen van de erflater aan [gedaagde] tot de nalatenschap behoren. De leningen bedragen in totaal € 15.000,-, waarvan € 5.000,- in privé en € 10.000,- zakelijk via de eenmanszaak van [gedaagde].
Tijdens de zitting op 11 januari 2022 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. [Eiseres] stelt dat [gedaagde] de leningen niet heeft opgenomen in de verdeling van de nalatenschap, terwijl hij wel heeft toegezegd dat [eiseres] een bedrag van € 3.188,50 uit de nalatenschap zou ontvangen. [Gedaagde] betwist de vordering en stelt dat de uitstaande leningen deels zijn terugbetaald en dat er een kwijtschelding heeft plaatsgevonden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er inderdaad leningen zijn verstrekt door de erflater aan [gedaagde], maar dat [gedaagde] onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stellingen over terugbetalingen en kwijtscheldingen.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vordering van [eiseres] voor het bedrag van € 3.188,50 toewijsbaar is, en dat de verklaring voor recht met betrekking tot de leningen zal worden afgegeven. De vordering van [eiseres] met betrekking tot de afrekening van de Nuon werd afgewezen, evenals de vordering tot benoeming van een onzijdig persoon voor de afwikkeling van de nalatenschap. De proceskosten worden door beide partijen zelf gedragen, gezien de familierelatie en het feit dat beide partijen op punten in het ongelijk zijn gesteld.