ECLI:NL:RBNHO:2022:2016

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 januari 2022
Publicatiedatum
9 maart 2022
Zaaknummer
9270564
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van managementvergoedingen en tegenvorderingen in het kader van een managementovereenkomst

In deze zaak vorderden de besloten vennootschappen Mik Krommenie Beheer B.V. en Nick Dion Beheer B.V. betaling van managementvergoedingen van de gedaagde besloten vennootschap. De partijen hadden managementovereenkomsten gesloten, maar de gedaagde had niet alle verschuldigde vergoedingen betaald. De eisers vorderden respectievelijk € 13.559,- en € 8.200,-, met wettelijke rente en proceskosten. De gedaagde voerde verweer en stelde tegenvorderingen in, waaronder schadevergoeding wegens vermeende tekortkomingen in de nakoming van de overeenkomsten door de eisers. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde de managementfees niet had betaald, maar dat de gedaagde zich kon beroepen op verrekening met haar tegenvorderingen. De kantonrechter concludeerde dat de eisers niet tekortgeschoten waren in hun verplichtingen, maar dat het gelegde beslag door de eisers onrechtmatig was. De gedaagde werd veroordeeld tot betaling van een bedrag aan Mik Krommenie, terwijl Nick Dion een bedrag aan de gedaagde moest betalen. De proceskosten werden gecompenseerd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 9270564 \ CV EXPL 21-2901 (RVK/IL)
Uitspraakdatum: 5 januari 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.de besloten vennootschap Mik Krommenie Beheer B.V.

gevestigd en kantoorhoudende te Krommenie
2. de besloten vennootschap
Nick Dion Beheer B.V.
gevestigd en kantoorhoudende te Wognum
eisende partijen
verder te noemen: MIK Krommenie en Nick Dion
gemachtigde: mr. J. Jong, advocaat te Zaandam
tegen
de besloten vennootschap
[gedaagde]
gevestigd en kantoorhoudende te Heerhugowaard
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. W. Schellart, advocaat te Haarlem

1.Het procesverloop

1.1.
Bij vonnis in incident van 2 juni 2021 heeft de rechtbank Noord-Holland, kamer voor handelszaken, zittingsplaats Alkmaar, de zaak verwezen naar de kamer voor kantonzaken van deze rechtbank, locatie Alkmaar. Voor het procesverloop tot aan dit incidentele vonnis wordt verwezen naar dat vonnis.
1.2.
Op 23 november 2021 heeft een zitting plaatsgevonden. Namens MIK Krommenie is verschenen dhr. [directeur eiseres 1] (directeur) en namens Nick Dion is verschenen dhr. [directeur eiseres 2] (directeur), beiden bijgestaan door de gemachtigde. Namens [gedaagde] is verschenen dhr. [directeur gedaagde] (directeur), vergezeld door de gemachtigde. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. MIK Krommenie en Nick Dion en [gedaagde] hebben gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd. Voorafgaand aan de zitting hebben MIK Krommenie en Nick Dion geantwoord in de zaak van de tegenvordering. Bij akte, bij de rechtbank ingekomen op 18 oktober 2021, hebben MIK Krommenie en Nick Dion zich uitgelaten over de producties 23, 24 en 25 van [gedaagde] . Op 11 november 2021 hebben MIK Krommenie en Nick Dion nog een akte bij de rechtbank ingediend. [gedaagde] heeft bij brieven van 12 en 13 oktober 2021 stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
MIK Krommenie en [gedaagde] hebben op 6 januari 2020 een overeenkomst van opdracht (managementovereenkomst) gesloten. Op basis van deze overeenkomst heeft MIK Krommenie in de persoon van [xxx] (hierna: [xxx] ) voor [gedaagde] managementdiensten verricht tegen een vergoeding (managementfee) van € 10.000,- exclusief btw (€ 12.100,- inclusief btw) per maand.
2.2.
Nick Dion en [gedaagde] hebben op 28 februari 2020 een overeenkomst van opdracht (managementovereenkomst) gesloten. Op basis van deze overeenkomst heeft Nick Dion in de persoon van [yyy] (hierna: [yyy] ) voor [gedaagde] managementdiensten verricht tegen een vergoeding (managementfee) van € 10.000,- exclusief btw (€ 12.100,- inclusief btw) per maand.
2.3.
MIK Krommenie en Nick Dion hebben hun managementovereenkomst op 19 november 2020 opgezegd per 31 december 2020.
2.4.
Op 24 november 2020 hebben zowel MIK Krommenie als Nick Dion een vaststellingsovereenkomst met [gedaagde] gesloten. Op basis van die overeenkomsten is de samenwerking tussen partijen met wederzijds goedvinden beëindigd per 1 december 2020.
2.5.
[gedaagde] heeft niet alle tot 1 december 2020 verschuldigde managementvergoedingen aan MIK Krommenie en Nick Dion betaald.
2.6.
In december 2020 hebben MIK Krommenie en Nick Dion een aantal conservatoire derdenbeslagen gelegd ten laste van [gedaagde] .

3.De vordering

3.1.
MIK Krommenie vordert, na vermindering van eis, dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 13.559,- met de wettelijke handelsrente en de proceskosten, waaronder de beslagkosten en nakosten.
3.2.
Nick Dion vordert, na vermindering van eis, dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 8.200,- met de wettelijke handelsrente en de proceskosten, waaronder de beslagkosten en nakosten.
3.3.
MIK Krommenie en Nick Dion leggen aan hun vorderingen ten grondslag – kort weergegeven – dat [gedaagde] de managementovereenkomsten moet nakomen tot 1 december 2020, maar niet alle verschuldigde managementfees heeft betaald. Het gaat om € 12.300,00 voor MIK Krommenie en € 8.200,00 voor Nick Dion. MIK Krommenie maakt ook aanspraak op de buitengerechtelijke incassokosten van € 1.259,- exclusief btw, omdat [gedaagde] ondanks aanmaning niet binnen de gestelde termijn heeft betaald.

4.Het verweer en de tegenvordering

4.1.
[gedaagde] betwist de vorderingen van MIK Krommenie en Nick Dion op zich niet, maar beroept zich op verrekening. Zij voert aan – samengevat – dat zij verschillende tegenvorderingen op MIK Krommenie en Nick Dion heeft die meer bedragen dan hun vorderingen. Het gaat om de volgende tegenvorderingen en grondslagen, kort weergegeven.
1. MIK Krommenie en Nick Dion zijn hun verplichtingen uit de managementovereenkomst en de vaststellingsovereenkomst niet behoorlijk nagekomen door geen zorg te dragen voor een juiste en volledige overdracht van hun taken en verantwoordelijkheden. De schade die [gedaagde] daardoor heeft geleden is voorlopig begroot op € 36.931,56. [gedaagde] koppelt hier een (onvoorwaardelijke) tegenvordering aan, te weten de hoofdelijke veroordeling van MIK Krommenie en Nick Dion tot vergoeding van schade met verwijzing naar de schadestaat of tot betaling van de begrote schade, en tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van € 1.263,31 en de proceskosten met rente en nakosten.
2. MIK Krommenie en Nick Dion moeten de privéaankopen van [xxx] en [yyy] nog verrekenen. Het gaat om een door [xxx] gekochte set tegels van € 1.004,29 en een door [yyy] gekocht tuinhuis van € 7.895,56. [gedaagde] koppelt hier een voorwaardelijke tegenvordering aan. Voor het geval het beroep op verrekening in conventie niet opgaat, vordert [gedaagde] MIK Krommenie en Nick Dion te veroordelen tot betaling van de genoemde bedragen, met de wettelijke rente en de proceskosten met rente en nakosten.
3. MIK Krommenie en Nick Dion hebben onrechtmatig beslag gelegd ten laste van [gedaagde] . [gedaagde] heeft hierdoor schade geleden tot € 41.240,-. Dit bedrag moet worden verrekend met de vorderingen van MIK Krommenie en Nick Dion. Voor het geval het beroep op verrekening in conventie niet opgaat, vordert [gedaagde] MIK Krommenie en Nick Dion hoofdelijk te veroordelen tot betaling van dit bedrag, met de wettelijke rente en de proceskosten met rente en nakosten.

5.Het verweer tegen de tegenvordering

5.1.
MIK Krommenie en Nick Dion betwisten de tegenvordering.

6.De beoordeling

6.1.
MIK Krommenie en Nick Dion hebben op 11 november 2021 een akte met daarin een aantal gescande documenten ingediend. Deze akte is aan te merken als een akte overlegging producties met schriftelijke toelichting. [gedaagde] heeft ter zitting verzocht om schriftelijk op deze akte te mogen reageren. De kantonrechter wijst dit verzoek af wegens strijd met de goede procesorde. De akte van MIK Krommenie en Nick Dion is tijdig voor de zitting ingediend, namelijk 12 dagen ervoor. Gesteld noch gebleken is dat [gedaagde] onvoldoende tijd of gelegenheid heeft gehad om de akte met de daarin gescande stukken en de toelichting erbij te bestuderen. Zij heeft er ter zitting op kunnen reageren. Het is de kantonrechter niet gebleken dat [gedaagde] in haar verdediging is bemoeilijkt of dat haar verdedigingsbelang om een andere reden is geschaad. De kantonrechter oordeelt daarom dat het geding onredelijk wordt vertraagd als [gedaagde] zich nog nader over de akte zou mogen uitlaten, zoals zij heeft verzocht.
de vordering en de tegenvordering
6.2.
Het staat vast dat [gedaagde] de gevorderde managementfees niet aan MIK Krommenie en Nick Dion heeft betaald. [gedaagde] moet dat op zich alsnog doen, maar beroept zich op verrekening van de verschuldigde bedragen met haar tegenvorderingen.
de eerste tegenvordering
6.3.
De kantonrechter begint met de vraag of MIK Krommenie en Nick Dion zijn tekortgeschoten in hun verplichting om de overdracht volledig en juist af te wikkelen en op de juiste wijze rekening en verantwoording af te leggen en daarom schade aan [gedaagde] moeten vergoeden. Het gaat hierbij om de periode na de vaststellingsovereenkomsten. Om te kunnen beoordelen of er sprake is van een tekortkoming, moet eerst worden beoordeeld wat partijen zijn overeengekomen.
6.4.
Voor de beantwoording van de vraag wat partijen zijn overeengekomen, is niet alleen de tekst van de overeenkomsten van belang, maar ook de betekenis die partijen in dat kader over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en wat zij in dat kader redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
geen finale kwijting
6.5.
Het eerste verweer van MIK Krommenie en Nick Dion ten aanzien van deze tegenvordering is dat de gestelde schade van [gedaagde] onder de in de vaststellingsovereenkomsten overeengekomen finale kwijting valt. Dit verweer gaat niet op.
6.6.
Partijen hebben in artikel 6 van de vaststellingsovereenkomst verklaard dat zij “
behoudens voor zover het de nakoming van hetgeen is vastgelegd in deze overeenkomst betreft over en weer niets meer van elkaar te vorderen te hebben” en dat ze met deze vaststellingsovereenkomst “
een streep beogen te zetten onder hun samenwerking om ieder – in goede harmonie – hun eigen weg te gaan”. Deze tekst is op zich duidelijk: de finale kwijting ziet niet op de nakoming van wat er in de vaststellingsovereenkomst is geregeld, maar gaat over de beëindiging van de samenwerking. Uit de tekst van de vaststellings-overeenkomsten blijkt dus niet - zonder meer - dat een geschil over of eventuele schade als gevolg van het niet nakomen van de daarin gemaakte afspraken, onder de finale kwijting valt. Dat is op zich ook niet logisch, omdat dat geschil en die schade er op dat moment (nog) niet waren. MIK Krommenie en Nick Dion hebben niet gesteld op basis waarvan zij iets anders mogen verwachten. Dat betekent dat eventuele latere schade als gevolg van een tekortkoming wegens het niet goed afwikkelen van de overdracht en/of niet voldoende afleggen van rekening en verantwoording niet onder de regeling van finale kwijting valt.
geen tekortkomingen ten aanzien van de afwikkeling van de samenwerking
6.7.
De vaststellingsovereenkomsten bepalen in artikel 2 dat partijen over en weer tot 1 december 2020 nog invulling geven aan de managementovereenkomsten. In artikel 4 van de vaststellingsovereenkomsten is bepaald dat MIK Krommenie en Nick Dion zorgdragen voor een juiste en volledige overdracht van beheer- en directietaken en overige werkzaamheden aan [gedaagde] .
6.8.
Partijen hebben niet gesteld welke details er in dit verband zijn besproken of wat zij met het ‘juist’ en ‘volledig’ overdragen van de taken en werkzaamheden bedoeld hebben. Zij hebben ook geen omstandigheden gesteld waaruit volgt wat zij op dit punt van elkaar mochten verwachten. De kantonrechter gaat daarom uit van de tekst van de bepalingen. Die tekst is naar het oordeel van de kantonrechter vaag, in ieder geval te vaag om daaruit een resultaatsverbintenis van MIK Krommenie en Nick Dion af te leiden. De kantonrechter neemt daarom aan dat op MIK Krommenie en Nick Dion een inspanningsverbintenis is komen te rusten, die inhoudt dat zij zich moeten inspannen om een en ander juist en volledig over te dragen. Dat betekent dat van MIK Krommenie en Nick Dion een bepaalde mate van betrokkenheid, inzet en inspanning mag worden verwacht bij het afwikkelen van de overdracht van de administratie.
6.9.
Bij een inspanningsverbintenis is sprake van een tekortkoming als de schuldenaar is tekortgeschoten in de inspanning die onder de gegeven omstandigheden op grond van de overeenkomst van hem kan worden verlangd.
6.10.
[gedaagde] stelt, kort gezegd, dat de administratie op 1 december 2020 niet was bijgewerkt. MIK Krommenie en Nick Dion betwisten dat gemotiveerd, onder andere met een verwijzing naar het verslag van de managementvergadering van 28 oktober 2020. [1] Daaruit blijkt volgens hen dat de administratie en facturatie eind oktober 2020 op orde was. [gedaagde] heeft haar stelling hiertegenover onvoldoende concreet onderbouwd. De kantonrechter wijst in dit verband het verzoek van de advocaat van [gedaagde] om alsnog te mogen reageren op productie 11 af, omdat het te laat is en in strijd met de goede procesorde. De productie is al op 26 oktober 2021 overgelegd. Het gaat bovendien om een stuk van [gedaagde] zelf, waarmee zij bekend moet worden geacht. Er is voldoende gelegenheid geweest om op de productie en stellingen van MIK Krommenie en Nick Dion te reageren.
6.11.
Daar komt bij dat [gedaagde] zelf op een eerdere beëindiging van de samenwerking heeft aangedrongen. MIK Krommenie en Nick Dion hadden hun managementovereenkomst per 31 december 2020 opgezegd, maar de samenwerking is op verzoek van [gedaagde] al per 1 december 2020 beëindigd. [gedaagde] heeft dat niet weersproken. MIK Krommenie en Nick Dion hadden dus minder tijd om een en ander af te wikkelen. Ze hebben gesteld wat ze na 24 november 2020 nog hebben gedaan. Verder heeft [xxx] op 25 november 2020 aan [gedaagde] gemaild dat 100% bij zijn met factureren “
een utopie” is omdat het “
telkens een eeuwigheid[duurt]
voordat wij een getekende bon hebben om te factureren”. Daarna hebben partijen op 27 november 2020 nog met elkaar gesproken in het kader van de overdracht. Het staat vast dat de heer [gedaagde] de bespreking na ongeveer een kwartiertje heeft verlaten.
6.12.
In het licht van deze omstandigheden heeft [gedaagde] te weinig gesteld om aan te nemen dat MIK Krommenie en Nick Dion tekortgeschoten zijn in de inspanning die onder de gegeven omstandigheden van hen kon worden verlangd, althans dat van hen meer betrokkenheid, inzet en/of inspanning mocht worden verwacht bij het afwikkelen van de overdracht van de administratie dan zij in de praktijk hebben laten zien. Er is in zoverre geen sprake van een tekortkoming aan hun kant.
project Tuinzicht Van Stek
6.13.
[gedaagde] stelt daarnaast - ten aanzien van het project Tuinzicht Van Stek - dat MIK Krommenie en Nick Dion geen openheid van zaken hebben gegeven. Volgens [gedaagde] zeggen MIK Krommenie en Nick Dion dat er bescheiden meerwerk is uitgevoerd en dat de factuur aan Van Stek van € 30.000,00 daarmee niet in verhouding staat, maar is dat in strijd met de inkoopadministratie. [gedaagde] verwijt MIK Krommenie en Nick Dion dat zij dit project niet en niet op de juiste wijze hebben afgewikkeld. MIK Krommenie en Nick Dion betwisten dat. Zij voeren aan dat er sprake was van meer- en minderwerk, de opdrachtgever een deel van het meerwerk niet heeft laten uitvoeren en zij het door [gedaagde] genoemde bedrag niet kunnen plaatsen. Bovendien zijn de afspraken bij [gedaagde] bekend. Van Stek heeft een bon geschreven met het ingehouden bedrag en met die bon heeft de heer [gedaagde] zelf gefactureerd, volgens MIK Krommenie en Nick Dion.
6.14.
Ondanks dit verweer heeft [gedaagde] niet gesteld wat in dit geval precies van MIK Krommenie en Nick Dion kon worden verlangd. [gedaagde] heeft ook niet duidelijk gemaakt welke inspanningsverbintenis MIK Krommenie en Nick Dion zouden hebben geschonden of dat zij hen daarop heeft aangesproken. Het feit dat er een juridisch geschil is ontstaan over meerwerk en de opdrachtgeven zich op een bepaald standpunt stelt, maakt niet -zonder meer- dat MIK Krommenie en Nick Dion zich niet voldoende hebben ingespannen bij de overdracht of afwikkeling van de administratie van dit project. [gedaagde] heeft naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende gesteld om een tekortkoming in de nakoming van de vaststellingsovereenkomsten te kunnen aannemen.
6.15.
[gedaagde] heeft ter zitting gesteld dat zij niet bekend was met een e-mail van [xxx] en dat er verwijderde e-mails van [yyy] en [xxx] zijn aangetroffen. Volgens [gedaagde] moest het uitgevoerde meerwerk ‘kennelijk buiten zicht van [gedaagde] blijven’. [gedaagde] leidt daaruit af dat MIK Krommenie en Nick Dion onzorgvuldig hebben gehandeld door materiaal en arbeid in te zetten voor aanzienlijk meerwerk zonder dat op voorhand af te stemmen en kennelijk in weerwil van de intrekking van de opdracht door de opdrachtgever, of zeer bewust dit meerwerk buiten de aandacht van de heer [gedaagde] hebben willen houden. Beide gevallen leveren volgens [gedaagde] zowel een tekortkoming als onrechtmatige daad op en daardoor loopt [gedaagde] € 30.000,00 mis of blijft zij zitten met hoge advocaatkosten waarvoor [xxx] en [yyy] aansprakelijk zijn. MIK Krommenie en Nick Dion betwisten dat er opzettelijk e-mails uit de administratie zijn verwijderd en dat het om € 30.000,00 zou gaan. Gezien dit verweer zijn de gestelde tekortkomingen en het gestelde onrechtmatige handelen van MIK Krommenie en Nick Dion niet komen vast te staan. De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] de mogelijkheid dat er schade is geleden en dat er causaal verband bestaat tussen de verweten gedragingen (of het nalaten) en de schade, onvoldoende concreet heeft onderbouwd en niet aannemelijk heeft gemaakt. Voor verwijzing van de zaak naar de schadestaatprocedure is daarom geen plaats.
Bouwcombinatie Van der Veekens
6.16.
Ten aanzien van de Bouwcombinatie van [gedaagde] met Van der Veekens verwijt [gedaagde] MIK Krommenie en Nick Dion dat er een aanzienlijke administratieve achterstand is ontstaan, mede als gevolg van een vertraagde aanlevering van termijnopstellingen door [xxx] (en [yyy] ). Ondanks dat [xxx] en [yyy] wisten van de administratieve achterstand en de discussie met Van der Veekens, hebben zij nagelaten de administratie tot hun vertrek bij te werken en verzuimd om het project deugdelijk aan [gedaagde] over te dragen, aldus [gedaagde] . MIK Krommenie en Nick Dion betwisten dat gemotiveerd. Volgens hen is [gedaagde] zelf verantwoordelijk voor het aangaan van de bouwcombinatie, ging het om een moeizame relatie en was de periode voor de overdracht op verzoek van [gedaagde] verkort naar 1 december 2020. [xxx] heeft na 27 november 2020 nog inspanningen verricht, maar na 30 november 2020 konden MIK Krommenie en Nick Dion niet veel meer doen omdat hen de toegang tot de systemen was ontzegd. Ter zitting is gebleken dat MIK Krommenie en Nick Dion sinds ongeveer begin december 2020 niet meer in de systemen konden. Dan ligt het op de weg van [gedaagde] om concreet te stellen welke inspanningen nog van MIK Krommenie en Nick Dion ten aanzien van dit project verwacht konden worden. Dat heeft zij niet gedaan. [gedaagde] heeft dan ook onvoldoende gesteld om een tekortkoming in de nakoming van de vaststellingsovereenkomsten door MIK Krommenie en Nick Dion te kunnen aannemen.
Akie bestrating en Roelofsbestrating
6.17.
[gedaagde] verwijt MIK Krommenie en Nick Dion dat zij het project Akie bestrating hadden moeten afronden en dat zij geen opheldering hebben gegeven over het project Roelofsbestrating. MIK Krommenie en Nick Dion betwisten dat. Het is de kantonrechter onvoldoende gebleken dat zij ten aanzien van deze projecten zijn tekortgeschoten. [gedaagde] heeft haar stellingen op deze punten onvoldoende concreet onderbouwd.
conclusie ten aanzien van de eerste tegenvordering
6.18.
De conclusie is dat MIK Krommenie en Nick Dion niet tekort geschoten zijn in de nakoming van hun inspanningsverbintenissen, althans verwijzing van de zaak naar de schadestaatprocedure niet aan de orde is. De kantonrechter zal de eerste tegenvordering van [gedaagde] daarom afwijzen.
de tweede tegenvordering – ten aanzien van MIK Krommenie
6.19.
Ter zitting is gebleken dat partijen het erover eens zijn dat [xxx] in privé tegels zou kopen en heeft gekocht op naam van [gedaagde] in verband met het btw voordeel. Zij verschillen van mening over de vraag of de aankoop al betaald is.
6.20.
MIK Krommenie stelt dat de tegels financieel zijn afgewikkeld. Volgens [xxx] heeft hij de tegels eind oktober 2020 contant aan [gedaagde] betaald. [gedaagde] betwist dat. Omdat MIK Krommenie een bevrijdend verweer voert, had het op haar weg gelegen om haar stelling tegenover de betwisting van [gedaagde] concreet te onderbouwen. Dat heeft zij niet gedaan. Overigens is haar stelling in strijd met de e-mail van [xxx] van 6 oktober 2020 waarin hij aankondigt dat hij het bedrag (na overleg) onderling zal verrekenen. [2] Het staat vast dat die verrekening niet heeft plaatsgevonden. De kantonrechter neemt daarom aan dat de tegels nog niet aan [gedaagde] zijn betaald.
6.21.
De kantonrechter oordeelt verder dat deze schuld niet onder (de finale kwijting van) de vaststellingsovereenkomst valt. Ter zitting is gebleken dat tijdens de onderhandelingen tussen partijen niet is gesproken over de tegels. Omdat het in feite een privé aankoop van [xxx] betreft, valt niet zonder meer aan te nemen dat deze onder de regeling betreffende het zakelijke geschil tussen partijen valt. MIK Krommenie heeft niet gesteld op basis waarvan zij iets anders mocht verwachten of uit welke gedragingen zij iets anders mocht afleiden. Dat betekent dat het aankoopbedrag voor verrekening in aanmerking komt. Omdat partijen hebben afgesproken dat de privé aankoop bedrijfsmatig zou worden betaald, neemt de kantonrechter aan dat de tegenvordering van [gedaagde] en de vordering van MIK Krommenie niet in van elkaar gescheiden vermogens vallen en [gedaagde] bevoegd is om de schuld met de vordering van MIK Krommenie te verrekenen.
6.22.
Dat betekent dat het beroep van [gedaagde] op verrekening van haar tegenvordering met de vordering van MIK Krommenie slaagt tot € 1.004,29.
de tweede tegenvordering – ten aanzien van Nick Dion
6.23.
Ter zitting is gebleken dat partijen het erover eens zijn dat [yyy] in privé een tuinhuis zou kopen en heeft gekocht op naam van [gedaagde] in verband met het btw voordeel. Zij verschillen van mening over de vraag of de aankoop al betaald is.
6.24.
Nick Dion stelt dat [yyy] het tuinhuis contant exclusief btw aan de heer [gedaagde] heeft betaald. [gedaagde] betwist dat. Omdat Nick Dion een bevrijdend verweer voert, had het op haar weg gelegen om haar stelling tegenover de betwisting van [gedaagde] concreet te onderbouwen. Dat heeft zij niet gedaan. De kantonrechter neemt daarom aan dat het tuinhuis nog niet aan [gedaagde] is betaald.
6.25.
De kantonrechter oordeelt verder dat deze schuld niet onder (de finale kwijting van) de vaststellingsovereenkomst valt. Ter zitting is gebleken dat tijdens de onderhandelingen tussen partijen niet is gesproken over het tuinhuis. Omdat het in feite een privé aankoop van [yyy] betreft, valt niet zonder meer aan te nemen dat deze onder de regeling betreffende het zakelijke geschil tussen partijen valt. Nick Dion heeft niet gesteld op basis waarvan zij iets anders mocht verwachten of uit welke gedragingen zij iets anders mocht afleiden. Dat betekent dat het aankoopbedrag voor verrekening in aanmerking komt. Omdat partijen hebben afgesproken dat de privé aankoop bedrijfsmatig zou worden betaald, neemt de kantonrechter aan dat de tegenvordering van [gedaagde] en de vordering van Nick Dion niet in van elkaar gescheiden vermogens vallen en [gedaagde] bevoegd is om de schuld met de vordering van MIK Krommenie te verrekenen.
6.26.
Dat betekent dat het beroep van [gedaagde] op verrekening ten aanzien van Nick Dion slaagt tot € 7.895,56.
tussenconclusie
6.27.
De tussenconclusie van het voorgaande is als volgt. [gedaagde] moet € 12.300,00 aan MIK Krommenie betalen en € 8.200,00 aan Nick Dion. [gedaagde] mag ten aanzien van MIK Krommenie € 1.004,29 verrekenen en ten aanzien van Nick Dion € 7.895,56. Per saldo moet [gedaagde] dus nog € 11.295,71 aan MIK Krommenie betalen en € 304,44 aan Nick Dion.
de derde tegenvordering
6.28.
De kantonrechter moet beoordelen of MIK Krommenie en Nick Dion onrechtmatige beslagen hebben gelegd.
6.29.
De kantonrechter stelt voorop dat op de beslaglegger – bijzondere omstandigheden daargelaten – een risicoaansprakelijkheid rust voor de gevolgen van het door hem gelegde beslag als de vordering waarvoor beslag is gelegd geheel ongegrond is. Als de vordering ter verzekering waarvan het beslag is gelegd maar gedeeltelijk wordt toegewezen, heeft dit niet tot gevolg dat het beslag ten onrechte is gelegd. De vraag of een beslaglegger aansprakelijk is voor de gevolgen van een beslag omdat het beslag is gelegd voor een te hoog bedrag, lichtvaardig is gelegd of onnodig is gehandhaafd, moet worden beantwoord aan de hand van criteria die gelden voor misbruik van recht. Uitgaande van de concrete omstandigheden van het geval kan aan de orde komen of een beslag als ‘vexatoir’ en daarom onrechtmatig moet worden aangemerkt.
geen bewuste misleiding van de rechter
6.30.
De kantonrechter acht het niet aannemelijk geworden dat MIK Krommenie en Nick Dion bij het indienen van het verzoekschrift tot het leggen van beslag de voorzieningenrechter bewust hebben misleid. Het verzoekschrift is op 15 december 2020 bij de rechtbank ingediend. De kantonrechter gaat er op basis van wat hierover is aangevoerd van uit dat de e-mails van de advocaat van [gedaagde] van 15 december 2020 16:05 en 16:10 uur pas na de indiening van het verzoekschrift zijn ontvangen door de gemachtigde van MIK Krommenie en Nick Dion. Zij hebben de rechtbank in zoverre dus niet verkeerd ingelicht. Dat in het verzoekschrift al dan niet ten onrechte staat dat alle facturen opeisbaar zijn, is geen grove schending van de substantiëringsplicht van artikel 21 Rv, omdat de bewuste facturen bij het verzoekschrift zijn gevoegd. Het niet vermelden van het op dat moment bekende verweer van [gedaagde] [3] , is ook onvoldoende om aan te nemen dat de rechter bewust is misleid. Bovendien is de substantiëringsplicht op dit punt niet zodanig geschonden dat dat tot vergoeding van schade moet leiden. De verdere verweren van MIK Krommenie en Nick Dion waren pas later bekend, dus ook in zoverre is er geen sprake van een bewuste misleiding van de rechter.
het beslag is wel onrechtmatig
6.31.
De kantonrechter acht het gelegde beslag in dit geval wel prematuur en disproportioneel. Daarbij is de volgende gang van zaken van belang.
6.32.
De beslagen zijn in de periode van 18 tot en met 30 december 2020 gelegd voor de managementfees van respectievelijk september tot en met november 2020 (MIK Krommenie) en oktober en november 2020 (Nick Dion).
6.33.
Partijen zijn overeengekomen dat de managementfees maandelijks achteraf gefactureerd worden. Niet is gesteld of gebleken dat partijen een betalingstermijn hebben afgesproken. [gedaagde] heeft gesteld dat er ook wel na de op de facturen vermelde termijnen betaald werd. De kantonrechter gaat er daarom van uit dat de wettelijke betalingstermijn van 30 dagen van toepassing is. [4] Nick Dion noemt die betalingstermijn zelf ook in haar aanmaningen.
6.34.
MIK Krommenie heeft de managementfee voor de maand augustus 2020 bij factuur van 1 september 2020 in rekening gebracht, die voor september 2020 bij factuur van 1 oktober 2020 en die voor november 2020 bij factuur van 25 november 2020. De kantonrechter leidt uit de aanmaning van 26 november 2020 af dat de managementfee voor oktober 2020 bij factuur van 1 november 2020 in rekening is gebracht. Uitgaande van de afgesproken wijze van factureren achteraf en de wettelijke betalingstermijn is de betalingstermijn voor deze facturen (respectievelijk) 1 oktober 2020, 1 november 2020, 1 december 2020 en 1 januari 2021. MIK Krommenie heeft [gedaagde] op 26 november 2020 aangemaand voor de managementfees van augustus tot en met oktober 2020 en op 1 december 2020 voor de managementfees van augustus tot en met november 2020. De betalingstermijn voor de managementfees van oktober en november 2020 was toen nog niet verstreken. Ten tijde van de beslagleggingen was de betalingstermijn voor de managementfee voor november 2020 ook nog niet verstreken.
6.35.
Nick Dion heeft de managementfees voor de maanden oktober 2020 en november 2020 in rekening gebracht bij de facturen van 23 oktober 2020 en 23 november 2020. Uitgaande van de afgesproken wijze van factureren achteraf en de wettelijke betalingstermijn is de betalingstermijn voor deze facturen (respectievelijk) 1 december 2020 en 1 januari 2021. Nick Dion heeft [gedaagde] op 27 november 2020 en 3 december 2020 aangemaand voor de managementfee voor oktober 2020. De betalingstermijn voor die managementfee was toen nog niet verstreken. Ten tijde van de beslagleggingen was de betalingstermijn voor de managementfee voor november 2020 ook nog niet verstreken.
6.36.
De advocaat van [gedaagde] heeft op 4 december 2020, dus kort na de aanmaningen, een e-mail aan de advocaat van MIK Krommenie gestuurd. Daarin staat, samengevat, dat [gedaagde] verwacht binnen afzienbare termijn aan haar betalingsverplichtingen te kunnen voldoen. Maar daarin staat ook dat ( [xxx] van) MIK Krommenie verplicht is om rekening en verantwoording af te leggen over de wijze waarop invulling is gegeven aan de overeenkomst van opdracht en om projecten, werkzaamheden en activiteiten zorgvuldig en netjes over te dragen, en dat [xxx] niet thuis geeft op dringende verzoeken om te overleggen. In de e-mail staat ook dat [gedaagde] zich zal beroepen op haar opschortingsrechten, als MIK Krommenie / [xxx] blijft weigeren om [gedaagde] te woord te staan, rekening en verantwoording af te leggen etc. In de e-mail vraagt [gedaagde] even geduld aan MIK Krommenie en om overleg met [xxx] . Vervolgens heeft [gedaagde] op 10 december 2020 aan [xxx] gemaild dat dat diverse punten niet zijn afgerond of compleet overgedragen en verzocht om contact op te nemen.
6.37.
Op 4 december 2020 heeft de advocaat van [gedaagde] ook een e-mail aan [yyy] gestuurd. Daarin staat dat [gedaagde] even tijd nodig heeft om alles weer goed op de rit te krijgen, dat de overdracht van werkzaamheden en activiteiten stroef en niet helemaal vlekkeloos is verlopen en dat [gedaagde] om geduld vraagt en in de loop van december met een passend voorstel zal komen.
6.38.
Verder heeft de advocaat van [gedaagde] op 15 december 2020 aan de advocaat van MIK Krommenie en aan [yyy] gemaild dat [gedaagde] een beroep op verrekening wegens de privéaankopen van de tegels en het tuinhuis doet. [5]
6.39.
MIK Krommenie en Nick Dion hebben niet op deze e-mails gereageerd, maar een verzoek tot het leggen van beslag bij de rechtbank ingediend. Dat hebben zij, naar hun zeggen, gedaan omdat de mededeling van de heer [gedaagde] tijdens de overdracht op 27 november 2020 dat zij de betaling met [zzz] moesten regelen kwaad bloed heeft gezet. Maar dat rechtvaardigt niet hun (te) snelle wijze van handelen. De beslagen zijn, na het verkregen verlof, vanaf 18 december 2020 gelegd. De betalingstermijn van een aantal managementfees was toen nog niet verstreken. Bovendien waren MIK Krommenie en Nick Dion bekend geworden met een relevant verweer van [gedaagde] . Desondanks hebben ze vanaf 18 december 2020 beslag onder vier debiteuren gelegd voor zo’n twee ton. In het licht van de omstandigheden van dit geval is het beslag lichtvaardig gelegd dan wel onnodig gehandhaafd. MIK Krommenie en Nick Dion hebben hun recht om beslag (tot dat bedrag) te leggen naar het oordeel van de kantonrechter misbruikt. Zij moeten de schade die [gedaagde] daardoor heeft geleden aan haar vergoeden.
schadevergoeding
6.40.
Ten aanzien van de hoogte van de schade oordeelt de kantonrechter dat alleen causaal verband bestaat tussen het onrechtmatig gelegde beslag en de advocaatkosten die [gedaagde] heeft gemaakt om het beslag opgeheven te krijgen. [gedaagde] heeft te weinig gesteld om het causaal verband met de andere gestelde schadeposten aan te nemen. [gedaagde] stelt dat zij geen beschikking heeft gehad over gelden, daardoor bepaalde crediteuren niet kon betalen en die rente en buitengerechtelijke kosten hebben geclaimd. Maar ze heeft deze stelling verder niet toegelicht of concreet gemaakt. [gedaagde] stelt ook dat zij interne en externe kosten tot een bedrag van € 6.800,00 heeft gemaakt om de onderneming te continueren en met crediteuren in overleg te treden over oplossingen en dergelijk. [gedaagde] stelt ook dat ze een lening heeft moeten sluiten ter overbrugging en deze tot extra kosten heeft geleid zoals een afsluitprovisie van € 24.440,00. De kantonrechter volgt [gedaagde] niet in haar stelling dat ze deze kosten niet had gehad als er geen beslag was gelegd. Ook als er geen beslag was gelegd, had [gedaagde] naast de verschuldigde managementfees van MIK Krommenie en Nick Dion haar debiteuren namelijk moeten betalen. [gedaagde] heeft haar vordering onvoldoende onderbouwd om tot een andere conclusie te komen.
6.41.
De kantonrechter acht de door [gedaagde] gestelde advocaatkosten (€ 5.000,00) niet buitensporig of onredelijk. De schade van [gedaagde] wordt daarom op dit bedrag begroot.
6.42.
MIK Krommenie en Nick Dion hebben niet weersproken dat zij hoofdelijk aansprakelijk zijn voor deze schade. [gedaagde] kan op zichzelf dus zowel MIK Krommenie als Nick Dion voor dit bedrag aanspreken. [gedaagde] heeft echter niet gesteld op welke wijze de schade met de vorderingen van Mik Krommenie en Nick Dion moet worden verrekend. Omdat er na verrekening niet een bedrag resteert dat MIK Krommenie en Nick Dion nog aan [gedaagde] verschuldigd zijn en het beroep op verrekening wel slaagt, zijn de voorwaarden waaronder het verzoek tot een hoofdelijke veroordeling van dit deel van de tegenvordering is ingesteld [6] , niet vervuld. De kantonrechter volgt daarom het subsidiaire verzoek van [gedaagde] om MIK Krommenie en Nick Dion voor een gelijk deel te veroordelen tot vergoeding van de schade. [gedaagde] kan ten aanzien van elk van hen dus € 2.500,00 verrekenen.
conclusie
6.43.
De conclusie van het voorgaande is als volgt. [gedaagde] moet nog € 11.295,71 aan MIK Krommenie betalen en € 304,44 aan Nick Dion. [gedaagde] mag ten aanzien van zowel MIK Krommenie als Nick Dion € 2.500,00 verrekenen. Per saldo moet [gedaagde] dus nog € 8.795,71 aan MIK Krommenie betalen en moet Nick Dion nog € 2.195,56 aan [gedaagde] betalen.
de vordering
6.44.
De kantonrechter zal de vordering van MIK Krommenie op [gedaagde] toewijzen tot € 8.795,71. De gevorderde wettelijke handelsrente over dat bedrag zal worden toegewezen vanaf de dagvaarding (27 januari 2021).
6.45.
MIK Krommenie vordert vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten van [gedaagde] . Maar zij stelt niet dat er buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. [gedaagde] is op zich dus geen vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd. Hoewel er sprake is van een handelsovereenkomst en MIK Krommenie aanspraak maakt op € 40,00 ook als geen incassowerkzaamheden zijn verricht, heeft de kantonrechter aanleiding om dit bedrag niet toe te kennen. MIK Krommenie is namelijk verplicht om in de dagvaarding de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren. Dat heeft zij niet gedaan. Zij heeft bijvoorbeeld niet in de dagvaarding vermeld dat zij bekend is met het beroep op verrekening van [gedaagde] . De kantonrechter verbindt hieraan het gevolg dat de vergoeding voor buitengerechtelijke kosten wordt afgewezen, omdat dat geraden voorkomt.
6.46.
De kantonrechter zal de vordering van Nick Dion afwijzen.
de tegenvordering
6.47.
De kantonrechter zal de tegenvordering van [gedaagde] ten aanzien van MIK Krommenie afwijzen.
6.48.
De tegenvordering van [gedaagde] op Nick Dion zal worden toegewezen tot € 2.195,56. De kantonrechter zal de tegenvordering om de vaststellingsovereenkomst daarvoor ‘zo nodig’ te wijzigen afwijzen, omdat deze niet is onderbouwd.
6.49.
De kantonrechter zal de gevorderde wettelijke rente over de verrekende bedragen en het vervolgens resterende bedrag toewijzen als volgt. De wettelijke rente over € 7.895,96 zal worden toegewezen zoals gevorderd vanaf 12 juni 2020 tot aan de dag waarop de vordering tot verrekening is ingesteld (14 april 2021). De wettelijke rente over € 2.500,00 zal worden toegewezen zoals gevorderd vanaf de dag van de eerste beslaglegging (18 november 2020) tot aan de dag waarop de vordering tot verrekening is ingesteld (14 april 2021). De wettelijke rente over € 2.195,56 zal worden toegewezen vanaf de dag waarop de vordering tot verrekening is ingesteld (14 april 2021) tot de dag van betaling.
6.50.
De tegenvordering van [gedaagde] op Nick Dion tot vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten zal worden afgewezen. [gedaagde] stelt dat zij kosten heeft gemaakt om Nick Dion aan te spreken op de nakoming van haar verplichtingen en om haar aansprakelijk te stellen, maar zij stelt niet dat er buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht.
de vordering en de tegenvordering
6.51.
Gelet op de uitkomst van het geding is de kantonrechter van oordeel dat het redelijk is dat partijen ieder de eigen proceskosten dragen.

7.De beslissing

De kantonrechter:
de vordering
7.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan MIK Krommenie van € 8.795,71, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over dat bedrag vanaf 27 januari 2021 tot aan de dag van de gehele betaling;
7.2.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
7.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
7.4.
wijst de vordering voor het overige af;
de tegenvordering
7.5.
veroordeelt Nick Dion tot betaling aan [gedaagde] van € 2.195,56;
7.6.
veroordeelt Nick Dion tot betaling aan [gedaagde] van de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over € 7.895,96 vanaf 12 juni 2020 tot 14 april 2021, over € 2.500,00 vanaf 18 november 2020 tot 14 april 2021 en over € 2.195,56 vanaf 14 april 2021 tot aan de dag van de gehele betaling;
7.7.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
7.8.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
7.9.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.H. Lips en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Conclusie van antwoord in reconventie, productie 11.
2.Productie 9 van [gedaagde] .
3.Zie de e-mails van de advocaat van [gedaagde] aan de advocaat van MIK Krommenie en aan [yyy] van 4 december 2020 (productie 7 van [gedaagde] ) en de e-mail van [gedaagde] aan [xxx] van 10 december 2020 (productie 8 van [gedaagde] ).
4.Zie artikel 6:119a lid 2 onder a van het Burgerlijk Wetboek (BW).
5.Productie 10 van [gedaagde] .
6.Conclusie van antwoord in conventie tevens eis in reconventie, randnummer 100.