ECLI:NL:RBNHO:2022:2015
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Kort geding over ontruiming en achterstallige huur tussen huurder en verhuurder
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 9 februari 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiser, vertegenwoordigd door mr. H.W.E. Vermeer, en een gedaagde die niet is verschenen. De eiser heeft de gedaagde op 11 januari 2022 gedagvaard en de mondelinge behandeling vond plaats op 26 januari 2022. De gedaagde is niet verschenen, waardoor verstek is verleend. De eiser vorderde ontruiming van de gehuurde woonruimte en betaling van achterstallige huur.
De eiser heeft gesteld dat er een huurovereenkomst bestaat tussen hem en de gedaagde, waarbij de gedaagde een maandelijkse huur van € 600,- verschuldigd is. De gedaagde heeft sinds augustus 2021 de huur niet meer betaald, ondanks herhaalde aanmaningen. De eiser heeft aangegeven dat de huurachterstand en de overlast die de gedaagde veroorzaakt, grond vormen voor de ontbinding van de huurovereenkomst.
De kantonrechter heeft de vordering van de eiser toegewezen, met uitzondering van de gevorderde machtiging tot gedwongen ontruiming. De rechter heeft bepaald dat de gedaagde binnen 48 uur na betekening van het vonnis het gehuurde moet verlaten en dat hij € 3.000,- aan achterstallige huur moet betalen, vermeerderd met een bedrag van € 21,67 per dag dat hij het gehuurde na 1 januari 2022 in gebruik houdt. De proceskosten komen voor rekening van de gedaagde, die ook veroordeeld is tot betaling van nasalaris.