ECLI:NL:RBNHO:2022:1966

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 februari 2022
Publicatiedatum
8 maart 2022
Zaaknummer
9469744 \ CV EXPL 21-4823
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van incassokosten en rente in het kader van een overeenkomst van opdracht

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 23 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen Organisatie en Adviesbureau V.T. BV, handelend onder de naam Bureau voor Schuldinvordering Mercuur (eiseres) en een gedaagde. De eiseres heeft een vordering ingesteld tegen de gedaagde, die Mercuur had ingeschakeld voor incassowerkzaamheden. De gedaagde had een vordering van € 108.726,55 bij zijn schuldenaar, maar heeft de facturen van Mercuur niet volledig betaald. Mercuur vorderde betaling van € 7.608,73, bestaande uit hoofdsom, contractuele rente en buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde betwistte de vordering en stelde dat er geen duidelijke afspraken waren gemaakt over de kosten en dat de facturen niet gespecificeerd waren.

De kantonrechter oordeelde dat er voldoende bewijs was dat er een overeenkomst van opdracht was gesloten tussen partijen en dat de gedaagde gehouden was om de facturen te betalen. De rechter wees erop dat de gedaagde niet had betwist dat de kosten voor zijn rekening kwamen en dat de facturen voldoende gespecificeerd waren. De vordering van Mercuur werd in grote lijnen toegewezen, maar de gevorderde contractuele rente en buitengerechtelijke kosten werden afgewezen omdat Mercuur niet voldoende had aangetoond dat de algemene voorwaarden van toepassing waren. De gedaagde werd veroordeeld tot betaling van de hoofdsom en de proceskosten, met rente over de proceskosten vanaf 14 dagen na betekening van het vonnis.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 9469744 \ CV EXPL 21-4823 (TB)
Uitspraakdatum: 23 februari 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap
Organisatie en Adviesbureau V.T. BV, zaakdoende onder de naam Bureau voor Schuldinvordering Mercuur
gevestigd te Groningen
eiseres
verder te noemen: Mercuur
gemachtigde: [gemachtigde]
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. M. Heimensem

1.Het procesverloop

1.1.
Mercuur heeft bij dagvaarding van 21 september 2021 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Op 4 januari 2022 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting heeft Mercuur bij brief van 21 december 2021 nog stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
Mercuur is een onderneming die onder andere incassodiensten aanbiedt. [gedaagde] heeft Mercuur ingeschakeld om voor hem een vordering van € 108.726,55 te incasseren bij zijn schuldenaar, de heer [xxx] .
2.2.
Mercuur heeft op 11 april 2013 een bevestiging aan [gedaagde] gezonden van de in behandeling genomen vordering, bekend onder dossiernummer 9724001. Zij heeft in opdracht van [gedaagde] een incasso- en gerechtelijke procedure gevoerd.
2.3.
In de opdrachtbevestiging is – voor zover van belang – onder meer opgenomen dat de opdrachtgever er op wordt gewezen dat indien de vordering door de opdrachtgever wordt ingetrokken, de verschuldigde incassokosten, alsmede de door derden ten behoeve van de opdrachtgever gemaakte kosten, aan de opdrachtgever zullen worden doorbelast.
2.4.
Op 23 oktober 2013 heeft Mercuur [gedaagde] verzocht op voorhand de proceskosten (griffierecht en kosten dagvaarding) aan Mercuur te betalen van in totaal € 1.569,72.
2.5.
Op 8 oktober 2014 heeft de Rechtbank Noord-Holland een verstekvonnis gewezen in het dossier [gedaagde] tegen [xxx] en de vorderingen van [gedaagde] toegewezen.
2.6.
Bij facturen van 20 oktober 2014 (factuurnummer 20140722) en 26 november 2014 (factuurnummer 20140780) heeft Mercuur aan [gedaagde] bedragen in rekening gebracht met betrekking tot de griffierechten en dagvaardingskosten van € 1.596,52 exclusief btw (€ 1.612,80 inclusief btw) en met betrekking tot de incassokosten en het salaris gemachtigde van € 3.455,27 exclusief btw (€ 4.180,88 inclusief btw).
2.7.
Bij e-mail van 30 januari 2015 heeft [gedaagde] Mercuur verzocht het dossier te sluiten.
2.8.
Bij factuur van 12 februari 2015 (factuurnummer 20150067) heeft Mercuur aan [gedaagde] een bedrag in rekening gebracht met betrekking tot de executiekosten van € 264,05 exclusief btw (€ 319,50 inclusief btw).
2.9.
Mercuur heeft op 23 september 2015 (factuurnummer 20150748) aan [gedaagde] een rentefactuur gestuurd van € 714,98.
2.10.
[gedaagde] heeft na sommatie met betrekking tot de facturen € 788,95 betaald en het restant onbetaald gelaten.
2.11.
Mercuur heeft op 26 juni 2017 (factuurnummer 20170563) aan [gedaagde] een rentefactuur gestuurd van € 1.716,27.
2.12.
Mercuur heeft [gedaagde] bij brieven van 16 oktober 2017, 1 februari 2018 en 12 februari 2019, 18 juli 2019, 28 juli 2020, 27 november 2020 en 17 mei 2021 aangemaand tot betaling van € 7.755,48.

3.De vordering

3.1.
Mercuur vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 7.608,73 (hoofdsom € 6.113,18, contractuele rente € 1.603,84, buitengerechtelijke incassokosten € 680,66), te vermeerderen met de contractuele rente over dat bedrag, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten en in de nakosten.
3.2.
Mercuur legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [gedaagde] zijn betalingsverplichting ten opzichte van Mercuur moet nakomen. Ter onderbouwing hiervan stelt Mercuur dat zij in opdracht van [gedaagde] werkzaamheden heeft verricht en kosten heeft gemaakt ten behoeve van het dossier [xxx] . [gedaagde] laat de facturen – ondanks daartoe te zijn aangemaand, onbetaald. Hij maakt daarom aanspraak op de contractuele rente die [gedaagde] vanaf medio 2015 verschuldigd is en buitengerechtelijke kosten.
3.3.
Mercuur stelt dat [gedaagde] en zij elkaar kennen van eerdere opdrachten. Mercuur heeft met [gedaagde] in hoedanigheid van CEO/bestuurder van [yyy] in het verleden zaken gedaan. Volgens Mercuur was [gedaagde] daardoor bekend met haar werkwijze en de door haar gehanteerde tarieven. Zo was [gedaagde] ook bekend met de afspraak dat indien de vordering door de opdrachtgever wordt ingetrokken, de verschuldigde incassokosten, alsmede de door derden ten behoeve van de opdrachtgever gemaakte kosten, aan de opdrachtgever zullen worden doorbelast. Dit is ook door Mercuur opgenomen in de bevestiging van opdracht met betrekking tot de [xxx] vordering (productie 1 bij dagvaarding). Omdat [gedaagde] de opdracht heeft ingetrokken, is hij gehouden de incassokosten en de door derden gemaakte kosten te betalen. Het betreft alleen de in het kader van de procedure door Mercuur gemaakte kosten – griffierechten, dagvaardingskosten en incassokosten – en executiekosten van de deurwaarder die door Mercuur is belast met het tenuitvoerleggen van het vonnis. Daarnaast brengt Mercuur het salaris gemachtigde dat volgt uit het verstekvonnis bij [gedaagde] in rekening.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde] voert verweer tegen de vordering. [gedaagde] betwist de inhoud van de door Mercuur gestelde afspraken. Partijen zijn een overeenkomst aangegaan op basis van no cure-no pay. Er zijn echter geen precieze afspraken gemaakt over een uurtarief en het in rekening brengen van een fee. Ook zijn de algemene voorwaarden niet van toepassing omdat deze niet zijn overeengekomen en niet deugdelijk ter hand zijn gesteld. Hij is daarom geen contractuele rente verschuldigd. [gedaagde] voert verder aan dat de factuur van 26 november 2014 van € 4.180,88 hem niet bekend was en dat hij die niet heeft ontvangen. Daarnaast voert hij aan dat de overige facturen niet gespecificeerd zijn zodat hij niet kan achterhalen waar de facturen betrekking op hebben.

5.De beoordeling

5.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of [gedaagde] moet worden veroordeeld tot betaling van de facturen van 20 oktober 2014, 26 november 2014 en 12 februari 2015. De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] de facturen moet betalen. Dit oordeel wordt als volgt toegelicht.
5.2.
Partijen zijn het erover eens dat Mercuur in opdracht van [gedaagde] een incasso procedure is gestart in het dossier [xxx] en dat in het kader daarvan een procedure in eerste aanleg is gevoerd en een verstekvonnis is verkregen. Daarmee staat vast dat tussen partijen een overeenkomst van opdracht tot stand is gekomen. Ook staat vast dat deze overeenkomst mondeling is gesloten.
5.3.
[gedaagde] heeft de inhoud van de overeenkomst weersproken. Mercuur heeft echter voldoende onderbouwd dat partijen ook voor deze overeenkomst hebben afgesproken dat bij intrekking van de opdracht kosten voor rekening van [gedaagde] komen. Mercuur heeft een opdrachtbevestiging overgelegd waar dit uit blijkt (zie 2.3.) en [gedaagde] heeft de ontvangst daarvan niet betwist. Gelet op de opdrachtbevestiging had het op de weg van [gedaagde] gelegen toe te lichten waarom desondanks geen afspraken zijn gemaakt over de verschuldigdheid van kosten. Daar komt nog bij dat partijen in het verleden vaker zaken met elkaar hebben gedaan en dat deze gang van zaken gebruikelijk was. De opeisbaarheid en gehoudenheid van de in dat kader aan hem verstuurde facturen heeft [gedaagde] ook niet betwist.
5.4.
Wat betreft het verweer van [gedaagde] dat de facturen niet gespecificeerd zijn, merkt de kantonrechter op dat uit de facturen blijkt dat deze zijn opgebouwd uit meerdere posten. Per post is af te lezen wat aan [gedaagde] is gefactureerd. [gedaagde] heeft dit verweer dan ook onvoldoende onderbouwd. Ten aanzien van de factuur van 26 november 2014 die ziet op de incassokosten en het salaris gemachtigde voert [gedaagde] enkel aan dat hij die niet heeft ontvangen, maar de werkzaamheden en de gehoudenheid dat die voor zijn rekening komen heeft hij niet betwist. Bovendien heeft [gedaagde] ook meerdere herinneringen ontvangen waarop de onbetaalde facturen met factuurnummer en bedrag staan vermeld, zodat hij bekend was met de hoogte van de factuur van 26 november 2014. [gedaagde] is in beginsel dan ook gehouden om de facturen aan Mercuur te voldoen.
5.5.
Het verweer van [gedaagde] dat partijen een overeenkomst hebben gesloten op basis van no cure-no pay, is niet meer relevant. Door Mercuur is, gelet op het voorgaande, voldoende onderbouwd dat de gefactureerde kosten voor rekening van [gedaagde] komen. De kantonrechter hoeft dat verweer dus niet te bespreken.
5.6.
[gedaagde] heeft verder – onbetwist – als verweer gevoerd dat hij werkzaamheden heeft verricht voor Mercuur bij de incasso van openstaande vorderingen uit het faillissement van [yyy] in 2013. [gedaagde] heeft echter niet gesteld dat in ruil voor zijn werkzaamheden in het kader van – kort gezegd – de [yyy] incasso de vordering van Mercuur wat betreft de zaak [xxx] zou worden kwijtgescholden. [gedaagde] heeft enkel gesteld dat zijn onvermogen om de [xxx] facturen te voldoen zou worden gecompenseerd met zijn werkzaamheden in de hiervoor genoemde [yyy] incasso’s. Omdat [gedaagde] beaamt dat het saldo van de [yyy] incasso negatief was, heeft hij onvoldoende gemotiveerd gesteld dat de [xxx] facturen niet voor incasso in aanmerking komen.
5.7.
De conclusie is dat [gedaagde] gehouden is om de facturen van Mercuur van in totaal € 6.113,68 (€ 1.612,80 + € 4.180,88 + € 319,50) te voldoen.
5.8.
Mercuur vordert verder contractuele rente. In tegenstelling tot wat [gedaagde] heeft betoogd, is het feit dat Mercuur onder de in overweging 5.7. vermelde omstandigheden ook aanspraak maakt op rente over de openstaande facturen niet in strijd met de redelijkheid en billijkheid. Zoals overwogen kwamen de facturen voor incasso in aanmerking en was hij – gelet op de aanmaningen – in verzuim met betaling daarvan. De contractuele rente wordt echter gebaseerd op de algemene voorwaarden. Gelet op de gemotiveerde betwisting van [gedaagde] , heeft Mercuur onvoldoende onderbouwd dat tussen partijen algemene voorwaarden zijn overeengekomen. Omdat [gedaagde] de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden heeft betwist leidt dit er toe dat Mercuur geen beroep op deze voorwaarden kan doen. Dit heeft tot gevolg dat de gevorderde contractuele rente van € 1.603,84 en de na 9 september 2021 verschenen contractuele rente wordt afgewezen.
5.9.
Mercuur maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De gevorderde vergoeding komt echter niet voor toewijzing in aanmerking, omdat Mercuur niet, althans onvoldoende heeft gesteld op welke datum zij de aanmaning in de zin van artikel 6:96 lid 6 BW aan [gedaagde] heeft verzonden. In dit verband wordt verwezen naar de uitspraak van de Hoge Raad van 25 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2704.
5.10.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat hij ongelijk krijgt. De gevorderde rente over de proceskosten zal worden toegewezen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis. Daarbij wordt de gedaagde partij ook veroordeeld tot betaling van € 124,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door Mercuur worden gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Mercuur van € 6.113,18;
6.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van Mercuur tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 102,15
griffierecht € 507,00
salaris gemachtigde € 622,00 ;
vermeerderd met de wettelijke rente over de proceskosten vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
6.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van € 124,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door Mercuur worden gemaakt;
6.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.S. Reid en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter