ECLI:NL:RBNHO:2022:1945

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 januari 2022
Publicatiedatum
8 maart 2022
Zaaknummer
C/15/323374 / KG ZA 21-660
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil met betrekking tot een koopovereenkomst en agentuurovereenkomst in de kaasverkoop

In deze zaak, die zich afspeelt in de Rechtbank Noord-Holland, heeft eiseres, een groothandel in kaas, een kort geding aangespannen tegen World Wide Cheese B.V. en haar bestuurders. De aanleiding voor het geschil is een vonnis van 8 december 2021, waarbij eiseres werd veroordeeld tot betaling van bedragen aan World Wide en haar bestuurder. Eiseres vordert in dit kort geding de schorsing van de executie van dat vonnis, omdat zij meent dat er kennelijke misslagen in het vonnis zijn gemaakt en dat er een reëel restitutierisico bestaat. De rechtbank heeft de procedure op 25 januari 2022 behandeld, waarbij de partijen hun standpunten hebben toegelicht. Eiseres stelt dat de rechtbank ten onrechte het bedrag van € 50.000,- als opeisbaar heeft toegewezen en dat er geen rekening is gehouden met de omstandigheden rondom de ontbinding van de agentuurovereenkomst. Eiseres vreest dat de gedaagden niet in staat zijn om aan hun verplichtingen te voldoen, wat zou leiden tot een onaanvaardbaar restitutierisico. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er geen sprake is van kennelijke misslagen en dat de vordering van eiseres moet worden afgewezen. Eiseres wordt veroordeeld in de proceskosten van de gedaagden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
Zittingsplaats Alkmaar
zaaknummer / rolnummer: C/15/323374 / KG ZA 21-660
Vonnis in kort geding van 25 januari 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
eiseres,
advocaat mr. E.A. de Waart te Amsterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WORLD WIDE CHEESE B.V.,
gevestigd te Wognum,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 2],
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
3.
[gedaagde 3],
wonende te Wognum,
gedaagden,
advocaat mr. A. Heilig te Hoorn Nh.
Partijen zullen hierna [eiseres] , World Wide, [gedaagde 2] en [gedaagde 3] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 31 december 2021 met 5 producties,
  • de aanvullende producties 6 tot en met 12,
  • de akte vermeerdering van eis,
  • de producties 1 en 2 van de zijde van World Wide, [gedaagde 2] en [gedaagde 3] ,
  • een faxbericht van de zijde van Wolrd Wide van 10 januari 2022 met een aanvullend stuk,
  • de mondelinge behandeling die heeft plaatsgevonden op 11 januari 2022,
  • de pleitnotitie van [eiseres] ,
  • de pleitnota van World Wide, [gedaagde 2] en [gedaagde 3] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De uitgangspunten

2.1.
[eiseres] is een groothandel die zich bezighoudt met de verkoop en levering van kaas.
2.2.
World Wide houdt zich als sales- en marketingbureau bezig met kaas.
2.3.
[gedaagde 2] is enig bestuurder en aandeelhouder van World Wide en [gedaagde 3] is enig bestuurder en aandeelhouder van [gedaagde 2] .
2.4.
[eiseres] en World Wide hebben op 5 juni 2018 een overeenkomst gesloten waarbij World Wide een deel van zijn onderneming aan [eiseres] heeft verkocht. In de koopovereenkomst is ook een geheimhouding- en concurrentiebeding voor de duur van drie jaar opgenomen.
2.5.
Partijen zijn een koopprijs voor de activa overeengekomen van € 300.000,-, waarbij een bedrag van € 250.000,- op de leveringsdatum ineens zou worden betaald.
Dit bedrag heeft [eiseres] voldaan.
2.6.
Daarnaast hebben [eiseres] en [gedaagde 3] (indirect) op 11 juni 2018 een agentuurovereenkomst met elkaar gesloten.
2.7.
Na een conflict heeft [eiseres] een brief gestuurd aan [gedaagde 3] , tevens gericht aan World Wide, waarbij [eiseres] de agentuurovereenkomst ontbindt en de koopovereenkomst gedeeltelijk ontbindt.
2.8.
Bij vonnis van 8 december 2021 van de meervoudige kamer van deze rechtbank is [eiseres] onder meer veroordeeld tot betaling van € 50.000,- aan World Wide uit hoofde van de koopovereenkomst en een bedrag van € 32.670,-, uit hoofde van de agentuur-overeenkomst aan [gedaagde 2] .
2.9.
Het vonnis is, ondanks de aankondiging van [eiseres] dat hij tegen het vonnis in hoger beroep zal gaan, op 20 december 2021 aan hem betekend met bevel om binnen twee dagen het totaal verschuldigde bedrag te betalen.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert na vermeerdering van eis - primair de executie van het vonnis van 8 december 2021 te schorsen en reeds gelegde executoriale beslagen op te heffen en, subsidiair, gedaagden te verbieden al dan niet opnieuw executoriale maatregelen te nemen totdat onherroepelijk in hoger beroep is beslist, althans het vonnis onherroepelijk is geworden. Meer subsidiair vordert [eiseres] te bepalen dat de tenuitvoerlegging van genoemd vonnis slechts mag plaatsvinden of worden voortgezet tegen zekerheidsstelling door gedaagden of, nog meer subsidiair, te bepalen dat de primaire en/of de subsidiaire vordering wordt toegewezen onder de gelijktijdige bepaling dat door [eiseres] zekerheid wordt gesteld en met de instructie aan de deurwaarder om de executie van het vonnis te staken en gestaakt te houden, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom en onder veroordeling van gedaagden in de proceskosten.
3.2.
[eiseres] legt aan haar vordering ten grondslag dat er kennelijke misslagen in het vonnis zijn gemaakt en dat er daarnaast sprake is van een reëel restitutierisico.
De kennelijke misslagen komen er kort gezegd op neer dat de rechtbank ten onrechte het gedeelte van de koopprijs van € 50.000,- als opeisbaar heeft toegewezen, terwijl [eiseres] heeft aangevoerd dat World Wide de op haar rustende verplichting van artikel 4 lid 2 van de koopovereenkomst niet zal nakomen. De rechtbank heeft hier geen rekening mee gehouden.
Ten aanzien van het oordeel met betrekking tot de ontbinding van de agentuurovereenkomst is ook sprake van een kennelijke misslag, omdat de rechtbank de rechtsfeiten heeft aangevuld door te oordelen dat uit de feiten en omstandigheden niet de conclusie kan worden getrokken dat [gedaagde 2] onvoorwaardelijk met de eenzijdige ontbinding van de agentuurovereenkomst door [eiseres] heeft ingestemd. [gedaagde 2] heeft niet gesteld dat de instemming met die ontbinding onder voorwaarden plaatsvond en de rechtbank mocht zijn beslissing daarom niet op deze rechtsfeiten baseren.
Het restitutierisico wordt volgens [eiseres] , kort gezegd, veroorzaakt door het feit dat [gedaagde 3] met het oog op zijn pensionering zijn onderneming World Wide heeft verkocht en geen inkomsten meer verwerft. Zowel World Wide en [gedaagde 2] zijn niet solvabel en [eiseres] heeft kennisgenomen van meerdere schuldeisers van gedaagden. De kans op een faillissement is groot, zodat er sprake is van een reëel restitutierisico, aldus [eiseres] .
3.3.
Gedaagden voeren verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Spoedeisend belang

4.1.
Een vordering in kort geding kan alleen worden toegewezen als [eiseres] daarbij een spoedeisend belang heeft. Het spoedeisend belang vloeit voort uit de aard van de vordering, aangezien er sprake is van een executiegeschil.
Kennelijke misslagen
4.2.
In het onderhavige geschil ligt de vraag voor of de tenuitvoerlegging van het bodemvonnis van 8 december 2021 moet worden geschorst. Genoemd vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Uitgangspunt is dat een uitgesproken veroordeling, hangende een hogere voorziening, uitvoerbaar dient te zijn en zonder de voorwaarde van zekerheidstelling ten uitvoer kan worden gelegd. Op grond van het arrest van de Hoge Raad van 20 december 2019 kan afwijking van dit uitgangspunt worden gerechtvaardigd door omstandigheden die meebrengen dat het belang van de veroordeelde bij behoud van de bestaande toestand zolang niet op het door hem ingestelde rechtsmiddel is beslist, of diens belang bij zekerheidstelling, ook gegeven dit uitgangspunt, zwaarder weegt dan het belang van degene die de veroordeling in de ten uitvoer te leggen uitspraak heeft verkregen bij de uitvoerbaarheid bij voorraad daarvan of bij deze uitvoerbaarheid zonder dat daaraan de voorwaarde van zekerheidstelling wordt verbonden. [1]
Bij de toepassing van deze maatstaf moet worden uitgegaan van de beslissingen in de ten uitvoer te leggen uitspraak en van de daaraan ten grondslag liggende vaststellingen en oordelen en blijft de kans van slagen van het tegen die beslissing aangewende of nog aan te wenden rechtsmiddel buiten beschouwing, met dien verstande dat de rechter in zijn oordeelsvorming kan betrekken of de ten uitvoer te leggen beslissing(en) berust(en) op een kennelijke misslag.
4.3.
[eiseres] beroept zich op kennelijke misslagen. Een ‘kennelijke of ‘klaarblijkelijke’ misslag is alleen aan de orde als het gaat om een misslag, die evident en redelijkerwijs niet voor discussie vatbaar is. Op het eerste gezicht, dus zonder relevant nader feitelijk en juridisch onderzoek, moet zonder meer duidelijk zijn dat een feitelijk of juridisch oordeel in een bepaalde rechtsoverweging of in het dictum onjuist is.
4.4.
De eerste kennelijke misslag is er volgens [eiseres] in gelegen dat de rechtbank ten onrechte het koopprijs gedeelte van € 50.000,- als opeisbaar heeft toegewezen.
[eiseres] stelt onder verwijzing naar de dagvaarding en de conclusie van dupliek in reconventie in de bodemprocedure dat zij zich, in tegenstelling tot wat de rechtbank heeft overwogen, wel degelijk op artikel 4 van de koopovereenkomst heeft beroepen.
De rechtbank heeft in conventie onder rechtsoverweging 4.10 ten aanzien van artikel 4 lid 2 van de koopovereenkomst overwogen dat de voorwaarde voor de verplichting tot het doen van een gezamenlijk boekenonderzoek niet is vervuld en dat World Wide op dat onderdeel niet is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen. De rechtbank heeft in reconventie naar dit oordeel verwezen en is op grond daarvan tot het oordeel gekomen dat [eiseres] geen recht had om de koopovereenkomst te ontbinden. [eiseres] is het inhoudelijk niet eens met het oordeel van de rechtbank. Dat de rechtbank evident ten onrechte een deel van het verweer van [eiseres] buiten beschouwing heeft gelaten, is naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet aan de orde. Het oordeel van de rechtbank dat [eiseres] zich uitdrukkelijk niet beroept op artikel 4 van de koopovereenkomst vindt steun in haar eigen stelling (in de conclusie van antwoord in reconventie onder punt 59) waarin zij stelt dat zij zich niet op het standpunt stelt dat zij het bedrag van € 50.000,- niet hoeft te betalen omdat zij tekort bruto omzet in 2018 heeft verdiend. Er is dus geen sprake van een overduidelijke vergissing die meteen op het eerste gezicht kan worden vastgesteld. Deze door [eiseres] gestelde ‘misslag’ vergt een inhoudelijke beoordeling en daar leent een executiegeschil zich niet.
4.5.
Ten aanzien van de agentuurovereenkomst stelt [eiseres] dat er sprake is van een kennelijke misslag, omdat de rechtbank in rechtsoverweging 4.45 van het vonnis van
8 december 2021 heeft geoordeeld dat uit de feiten en omstandigheden niet de conclusie kan worden getrokken dat de wederpartij onvoorwaardelijk heeft ingestemd met de eenzijdige ontbinding van de agentuurovereenkomst door [eiseres] . [eiseres] stelt dat gedaagden niet hebben aangevoerd dat de instemming met de ontbinding van de agentuurovereenkomst onder voorwaarden heeft plaatsgevonden en dat de rechtbank niet bevoegd was om dit zelf aan te vullen en daarom buiten de grenzen van de rechtsstrijd is getreden.
Dit is een inhoudelijk punt. De rechtbank heeft op basis van het geheel van feiten en omstandigheden geoordeeld dat de agentuurovereenkomst niet vroegtijdig is geëindigd. Indien [eiseres] het niet eens is met dit oordeel is de procedure van hoger beroep bij uitstek de weg om dit te laten beoordelen.
4.6.
Door [eiseres] is verder ter zitting nog gesteld dat de rechtbank in het vonnis van 8 december 2021 de bewijslast verkeerd heeft gelegd. Zelfs als deze stelling zou kloppen, leidt dat niet tot het oordeel dat er sprake is van een kennelijke misslag in het vonnis.
Ook dit dient immers in hoger beroep te worden beoordeeld. Deze kort geding procedure mag niet dienen als een verkapt hoger beroep.
4.7.
Gelet op het voorgaande concludeert de voorzieningenrechter dat er geen sprake is van een kennelijke misslag in het vonnis van 8 december 2021. De argumenten op grond waarvan het vonnis volgens [eiseres] onjuist is, zullen in hoger beroep aan de orde moeten komen.
Restitutierisico
4.8.
Dan resteert de stelling van [eiseres] dat het bodemvonnis moet worden geschorst, omdat de tenuitvoerlegging ervan een onaanvaardbaar restitutierisico met zich zou brengen.
Gedaagden zijn gerechtigd het vonnis direct ten uitvoer te leggen, tenzij dat op grond van een belangenafweging onaanvaardbare gevolgen voor [eiseres] zou hebben. [eiseres] meent dat hiervan sprake is omdat World Wide haar bedrijfsactiviteiten aan [eiseres] heeft verkocht en dus geen inkomsten meer verwerft. Het is met het pensioen van [gedaagde 3] in het vooruitzicht volgens [eiseres] meer dan aannemelijk dat [gedaagde 3] zijn ondernemingen lopende de hoger beroep procedure zal ontbinden. Daarnaast stelt [eiseres] dat de kans op een faillissement groot is, omdat World Wide en [gedaagde 2] niet solvabel zijn en [eiseres] kennis heeft genomen van meerdere schuldeisers van gedaagden.
4.9.
Gedaagden stellen zich terecht op het standpunt dat [eiseres] het argument van restitutierisico in de bodemprocedure aan de orde had kunnen en moeten stellen.
Overigens is niet aannemelijk geworden dat de ondernemingen van [gedaagde 3] niet solvabel zijn. Ter zitting heeft [gedaagde 3] toegelicht dat hij nog een winkel heeft en twee agentuurschappen en dat World Wide geen verplichtingen en geen achterstanden heeft.
Ook hebben gedaagden gemotiveerd betwist dat er sprake is van een restitutierisico.
Dat er meerdere schuldeisers van gedaagden zouden zijn, heeft [eiseres] op geen enkele wijze onderbouwd. Het belang van [eiseres] om niet aan de veroordeling te voldoen, althans niet zonder dat gedaagden daartegen over zekerheid bieden, legt gelet op het voorgaande onvoldoende gewicht in de schaal tegenover het belang van World Wide (althans [gedaagde 3] ) bij directe naleving van het vonnis.
Zekerheidstelling
4.10.
[eiseres] legt aan de gevorderde zekerheidstelling dezelfde stellingen ten grondslag als aan de vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging. Deze vordering zal gelet op hetgeen hiervoor is overwogen eveneens worden afgewezen.
Proceskosten
4.11.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van dit geding, welke kosten aan de zijde van gedaagden worden begroot op € 676,- aan griffierecht en op € 1.016,- aan salaris van de advocaat.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
wijst het gevorderde af,
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de kosten van dit geschil, welke kosten aan de zijde van Worldwide, [gedaagde 2] en [gedaagde 3] worden begroot op € 676,- aan verschotten en op
€ 1.016,- aan salaris van de advocaat.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Kanninga-Jonker, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 25 januari 2022. [2]

Voetnoten

2.LK/EK