ECLI:NL:RBNHO:2022:1921

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 februari 2022
Publicatiedatum
8 maart 2022
Zaaknummer
9521377 \ CV EXPL 21-5532
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering onverschuldigd betaald loon door werkgever

In deze zaak heeft Hans Anders Nederland B.V. een vordering ingesteld tegen [gedaagde] voor de terugbetaling van onverschuldigd betaald loon. De werknemer, [gedaagde], was in dienst bij Hans Anders van 20 juli 2020 tot 6 augustus 2020. Tijdens deze periode heeft Hans Anders een salaris van € 1.196,64 netto uitbetaald voor de maand augustus, terwijl het dienstverband al was beëindigd. Hans Anders vordert de terugbetaling van € 973,08, het bedrag dat onterecht is uitbetaald na beëindiging van de arbeidsovereenkomst. De kantonrechter oordeelt dat de werknemer, ondanks dat de fout bij de werkgever lag, verplicht is om het onverschuldigd betaalde bedrag terug te betalen. De kantonrechter wijst de vordering van Hans Anders toe en veroordeelt [gedaagde] tot betaling van het gevorderde bedrag, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde].

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 9521377 \ CV EXPL 21-5532 BL
Uitspraakdatum: 16 februari 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap
Hans Anders Nederland B.V.
gevestigd te Gorinchem
eiseres
verder te noemen: Hans Anders
gemachtigde: Inkassier Gerechtsdeurwaarders & Incasso
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: [gemachtigde] (vader van [gedaagde] )

1.Het procesverloop

1.1.
Hans Anders heeft bij dagvaarding van 25 oktober 2021 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft mondeling geantwoord.
1.2.
Hans Anders heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna [gedaagde] een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] , geboren [geboortedatum] , is met ingang van 20 juli 2020 in dienst getreden bij Hans Anders in de functie van Verkoopmedewerker voor tenminste 30 uur per week, met een salaris van € 1.680,00 bruto per maand op basis van een 38-urige werkweek.
2.2.
Op 24 juli 2020 heeft Hans Anders aan [gedaagde] een salaris van € 520,46 netto uitbetaald, voor de maand juli 2020.
2.3.
Per 6 augustus 2020, tijdens de proeftijd, is de arbeidsovereenkomst beëindigd.
2.4.
Op 25 augustus 2020 heeft Hans Anders aan [gedaagde] een salaris van € 1.196,64 netto uitbetaald, voor de maand augustus 2020.
2.5.
Op 25 september 2020 heeft Hans Anders aan [gedaagde] een transitievergoeding van € 14,40 netto betaald.
2.6.
In een brief van 12 oktober 2020 schrijft Hans Anders aan [gedaagde] dat na verwerking van de eindafrekening is gebleken dat per saldo een salarisbedrag van € 973,08 netto teveel aan [gedaagde] is uitbetaald.

3.De vordering en het verweer

3.1.
Hans Anders vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot terugbetaling van € 973,08, en legt daaraan ten grondslag dat zij dit salarisbedrag onverschuldigd aan [gedaagde] heeft uitbetaald. Omdat [gedaagde] ondanks herhaalde aanmaning niet tot terugbetaling is overgegaan, moet zij ook de wettelijke rente (tot 14 oktober 2021 berekend op € 11,84) en buitengerechtelijke incassokosten (€ 145,96) aan Hans Anders betalen.
3.2.
[gedaagde] betwist de vordering (gedeeltelijk) en voert – samengevat – aan dat sprake is van een grove fout van Hans Anders. [gedaagde] wist niet dat er een fout was gemaakt bij de uitbetaling van het loon, omdat het haar eerste loon was, zij geen vergelijkingsmateriaal had en de salarisstroken onoverzichtelijk zijn. Verder verwijt [gedaagde] Hans Anders dat zij niet is ingegaan op haar redelijke voorstellen tegen finale kwijting een gedeelte van de vordering te betalen. Daarmee had een gerechtelijke procedure voorkomen kunnen worden.

4.De beoordeling

4.1.
[gedaagde] is vanaf 20 juli 2020 ongeveer drie weken in dienst geweest bij Hans Anders. Partijen zijn het erover eens dat Hans Anders het salaris over de hele maand augustus 2020 aan [gedaagde] heeft uitbetaald, terwijl vast staat dat het dienstverband per 6 augustus 2020 is geëindigd. Daarmee is de rechtsgrond voor de betaling van loon over de periode van 6 tot en met 31 augustus 2020 komen te vervallen. Dit maakt dat het loon over deze periode onverschuldigd is betaald, en Hans Anders gerechtigd is om dit loon van [gedaagde] terug te vorderen. [1] Tussen partijen is niet in geschil dat het salaris over de hiervoor genoemde periode € 973,08 netto bedraagt.
4.2.
Het feit dat de onverschuldigde betaling het gevolg is van een fout van Hans Anders, heeft niet tot gevolg dat er geen terugbetalingsverplichting voor [gedaagde] bestaat. Ook de omstandigheid dat [gedaagde] niet direct doorhad dat zij teveel salaris had ontvangen, ontslaat haar niet van haar terugbetalingsverplichting tegenover Hans Anders. Daarbij is van belang dat Hans Anders er terecht op wijst dat het in juli uitbetaalde salaris over de periode van 20 tot en met 31 juli (12 dagen) € 520,46 netto bedraagt, zodat [gedaagde] er niet gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat het in augustus uitbetaalde salaris van € 1.196,64 netto in overeenstemming was met de door haar gewerkte uren in de periode van 1 tot 6 augustus (zes dagen). Dit zou immers betekenen dat [gedaagde] voor de helft van de gewerkte dagen, recht zou hebben op dubbel zoveel salaris. Bovendien beschikte [gedaagde] over de salarisspecificatie over de maand augustus 2020, waarop zij had kunnen zien dat het loon over de hele maand was uitbetaald. Daarnaast heeft Hans Anders in haar brief van 12 oktober 2020 en de daarop volgende e-mail van 13 oktober 2020 aan [gedaagde] uitgelegd dat de vordering van de eindafrekening is ontstaan doordat in augustus het volledige maandloon is betaald terwijl [gedaagde] per 6 augustus uit dienst is getreden. Verder is [gedaagde] in de periode van 18 januari 2021 tot en met 3 augustus 2021 meerdere malen door Hans Anders en haar gemachtigde aangemaand tot terugbetaling van het onverschuldigd betaalde salaris.
4.3.
De conclusie is dat [gedaagde] het onverschuldigd betaalde salaris van € 973,08 aan Hans Anders moet terugbetalen. Hans Anders hoefde dus geen genoegen te nemen met terugbetaling van de helft, of tot een gedeelte van € 700,00, zoals door [gedaagde] is aangeboden.
4.4.
Dit betekent dat het verweer van [gedaagde] niet slaagt, en de vordering van Hans Anders wordt toegewezen. Ook de wettelijke rente over € 973,08, waartegen [gedaagde] geen verweer heeft gevoerd, is toewijsbaar zoals gevorderd.
4.5.
Verder vordert Hans Anders een bedrag van € 145,96 voor buitengerechtelijke incassokosten. Hans Anders heeft op 19 februari 2021 aan [gedaagde] een aanmaning gestuurd die voldoet aan de wettelijke eisen. [2] Het gevorderde bedrag komt overeen met het in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten bepaalde tarief, en zal worden toegewezen.
4.6.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat zij ongelijk krijgt en niet gezegd kan worden dat Hans Anders ten onrechte tot dagvaarding is overgegaan. Daarbij wordt [gedaagde] ook veroordeeld tot betaling van € 62,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door Hans Anders worden gemaakt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Hans Anders van € 1.130,88, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 973,08 vanaf 14 oktober 2021 tot aan de dag van de gehele betaling;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van Hans Anders tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 100,32
griffierecht € 507,00
salaris gemachtigde € 248,00 ;
en veroordeelt [gedaagde] tot betaling van € 62,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door Hans Anders worden gemaakt;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.H. Lips en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Artikel 6:203 van het Burgerlijk Wetboek (BW)
2.Artikel 6:96 lid 6 BW