ECLI:NL:RBNHO:2022:1875

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 maart 2022
Publicatiedatum
7 maart 2022
Zaaknummer
15/231699-21
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor verkrachting na onvoldoende bewijs van dwang of geweld

In de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van verkrachting, heeft de rechtbank Noord-Holland op 8 maart 2022 uitspraak gedaan. De verdachte had gedeeltelijk erkend dat er seksuele handelingen hebben plaatsgevonden, maar ontkende dat deze onder dwang of geweld waren gebeurd. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om te concluderen dat de verdachte de aangeefster had gedwongen tot de seksuele handelingen. De aangeefster had verklaard dat de verdachte haar onverhoeds had benaderd en dat hij zijn vingers in haar vagina had gebracht, maar de rechtbank vond dat er onvoldoende objectieve steun was voor haar verklaring. De getuigenverklaringen, waaronder die van de bovenbuurvrouw, gaven geen aanwijzingen voor verzet of een onplezierige situatie. De rechtbank concludeerde dat de verklaring van de aangeefster niet voldoende was om te bewijzen dat er sprake was van verkrachting. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van de tenlastelegging. Tevens werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte was vrijgesproken van het ten laste gelegde feit.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/231699-21 (P)
Uitspraakdatum: 8 maart 2022
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 22 februari 2022 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres]
.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A.M.H.G. Peters en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. J.J. Jorna, advocaat te Den Helder, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 3 mei 2020 tot en met 4 mei 2020 te Den Helder, in elk geval in Nederland, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [aangever] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangever] , te weten
- het (meermalen) (onverhoeds en/of met kracht) brengen en/of duwen en/of houden van zijn vinger(s) in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [aangever] en/of
- ( vervolgens) het (heen en weer) bewegen van zijn vinger(s) in of uit de vagina van die [aangever] en/of
- het (meermalen) betasten van het been (in de richting van de vagina) en/of de vagina en/of de schaamstreek van die [aangever]
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid hierin dat verdachte:
- die [aangever] onverhoeds heeft benaderd door met zijn hand onder haar broekje en/of onder haar string te gaan en/of
- die [aangever] (meermalen) (met kracht) op het bed heeft gegooid en/of getild en/of
- doorging met voornoemde handelingen, terwijl die [aangever] (meerdere malen) had aangegeven dat zij dit niet wilde en/of
- ( meermalen) voorbij is gegaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van verzet/weerstand van die [aangever] en/of
(aldus) voor die [aangever] (telkens) een zodanige bedreigende en/of overweldigende situatie heeft doen ontstaan dat zij zich niet aan de seksuele handeling(en) met verdachte kon onttrekken en/of durfde te onttrekken.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie (hierna: OM) ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Standpunten van partijen

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het ten laste gelegde feit. Er kan namelijk niet wettig en overtuigend worden bewezen dat sprake is geweest van dwang door middel van geweld, bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit vanwege het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. De verdachte erkent dat sprake is geweest van seksueel contact, waarbij de verdachte de buitenkant van de vagina van de aangeefster heeft aangeraakt. Dat contact heeft (aan de zijde van de aangeefster) vrijwillig en op initiatief van de aangeefster plaats gevonden. De aangeefster heeft de hand van de verdachte gepakt en in haar onderbroek gestopt, aldus de verdachte.

4.Vrijspraak

Naar het oordeel van de rechtbank is hetgeen de verdachte ten laste is gelegd niet wettig en overtuigend bewezen, zodat hij daarvan wordt vrijgesproken. De rechtbank komt tot deze conclusie op basis van het volgende.
Uit de inhoud van het dossier leidt de rechtbank af dat de aangeefster op 3 mei 2020 met een vriendin, [betrokkene] , is meegegaan naar de verdachte. Haar vriendin, die de verdachte al kende, had hierover voorafgaand contact gehad met hem via WhatsApp. Zij zouden bij de verdachte logeren, waarbij de aangeefster op de bank zou slapen en haar vriendin bij de verdachte in bed. Ze hebben eerst een film gekeken. Haar vriendin en de verdachte zijn vervolgens naar bed gegaan en hebben seks gehad. Op enig moment is de aangeefster ook in het bed gaan liggen bij haar vriendin en de verdachte. De aangeefster heeft verklaard dat de verdachte op een gegeven moment in het midden is gaan liggen en haar begon aan te raken. Op enig moment is zij in slaap gevallen. De volgende dag werd zij wakker en voelde zij dat de verdachte met zijn vingers in haar vagina zat. Zij heeft nog geprobeerd zijn hand weg te duwen, maar hij luisterde niet toen zij aangaf dit niet te willen.
De verdachte heeft ter zitting verklaard dat het seksuele contact op initiatief van de aangeefster heeft plaatsgevonden en dat hij haar alleen heeft aangeraakt aan de buitenkant van de vagina. En dat hij dit eigenlijk helemaal niet wilde en zijn hand heeft teruggetrokken.
De rechtbank vindt de verklaring van de aangeefster betrouwbaar voor wat betreft de seksuele handelingen die de aangeefster beschrijft. Dat er seksuele handelingen hebben plaatsgevonden, heeft de verdachte op zitting gedeeltelijk erkend en het DNA-monster dat diep vaginaal bij de aangeefster is afgenomen ondersteunt dit ook. Uit onderzoek van dit DNA-monster blijkt namelijk dat daarin mannelijk DNA is aangetroffen waarvan het zeer veel waarschijnlijker is dat dit afkomstig is van de verdachte dan van een andere man. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat er die nacht seksueel contact is geweest tussen de verdachte en de aangeefster, in die zin dat de verdachte zijn vinger(s) in de vagina van de aangeefster heeft gebracht.
Om tot een bewezenverklaring van verkrachting te komen, moet echter ook komen vast te staan dat de verdachte door (bedreiging met) geweld of een andere feitelijkheid de aangeefster heeft gedwongen tot het ondergaan van die seksuele handeling. Dat daarvan sprake is acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen. De aangeefster heeft – kort en zakelijk gezegd – verklaard dat de verdachte onverhoeds is binnengedrongen met zijn vingers in haar vagina en dat hij (meermaals) is voorbijgegaan aan signalen van verzet. In het dossier is naar het oordeel van de rechtbank echter onvoldoende objectieve steun aanwezig voor de verklaring van de aangeefster op dat punt. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de bovenbuurvrouw van de verdachte heeft verklaard dat zij die nacht steeds de stemmen van de verdachte en twee vrouwen hoorde, waarbij een van de twee continue aan het giechelen was. Aangezien op dat moment het plafond van de verdachte, en daarmee de isolatie, eruit lag heeft de buurvrouw alles goed kunnen horen. Geluiden die zouden duiden op verzet, of zelfs op een onplezierige situatie, zijn door de bovenbuurvrouw niet gemeld. Steun voor de verklaring van de aangeefster zou op punten gevonden kunnen worden in de verklaring van [betrokkene] , maar de rechtbank zal deze verklaring niet laten meewegen in het bewijs. Deze verklaring betreft namelijk een aangifte van [betrokkene] tegen de verdachte, waarbij zij heeft aangegeven eveneens door hem te zijn verkracht. Het OM heeft deze zaak geseponeerd bij gebrek aan bewijs. De rechtbank ziet aanleiding de verklaring van [betrokkene] met zodanig veel behoedzaamheid te bekijken dat deze niet kan dienen als steunbewijs. Tot slot is ook het telefonisch contact dat de aangeefster de volgende dag heeft gezocht met haar psycholoog onvoldoende om het benodigde steunbewijs voor de verklaring van de aangeefster op dit punt te kunnen leveren. De psycholoog heeft weliswaar verklaard dat de aangeefster haar in emotionele toestand vertelde dat zij was verkracht, maar deze verklaring is onvoldoende concreet en specifiek om hieruit iets op te maken over de vraag in welke mate er dwang zou zijn uitgeoefend op de aangeefster van de zijde van de verdachte.
Gezien het voorgaande is de conclusie van de rechtbank dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat sprake is geweest van verkrachting. De verdachte zal daarvan dus worden vrijgesproken.

5.Vordering benadeelde partij

De benadeelde partij [aangever] heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend tegen de verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van ten laste gelegde feit zou hebben geleden. Aangezien de verdachte zal worden vrijgesproken van het tenlastegelegde, zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering.

6.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart de benadeelde partij [aangever] niet-ontvankelijk in de vordering.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.S. Lamboo, voorzitter,
mr. M.E. Allegro en mr. A.H. de Regt, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. L.S. Rietdijk,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 8 maart 2022.
mrs. De Regt en Rietdijk zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.