ECLI:NL:RBNHO:2022:1875
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak voor verkrachting na onvoldoende bewijs van dwang of geweld
In de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van verkrachting, heeft de rechtbank Noord-Holland op 8 maart 2022 uitspraak gedaan. De verdachte had gedeeltelijk erkend dat er seksuele handelingen hebben plaatsgevonden, maar ontkende dat deze onder dwang of geweld waren gebeurd. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om te concluderen dat de verdachte de aangeefster had gedwongen tot de seksuele handelingen. De aangeefster had verklaard dat de verdachte haar onverhoeds had benaderd en dat hij zijn vingers in haar vagina had gebracht, maar de rechtbank vond dat er onvoldoende objectieve steun was voor haar verklaring. De getuigenverklaringen, waaronder die van de bovenbuurvrouw, gaven geen aanwijzingen voor verzet of een onplezierige situatie. De rechtbank concludeerde dat de verklaring van de aangeefster niet voldoende was om te bewijzen dat er sprake was van verkrachting. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van de tenlastelegging. Tevens werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte was vrijgesproken van het ten laste gelegde feit.