ECLI:NL:RBNHO:2022:1871

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 maart 2022
Publicatiedatum
7 maart 2022
Zaaknummer
9057866 \ CV FORM 21-1433
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van luchtreis en aansprakelijkheid van vervoerder

In deze zaak hebben twee passagiers een verzoek ingediend tegen Transportes Aéreos Portugueses S.A. (de vervoerder) wegens compensatie voor vertraging van hun vlucht van Amsterdam naar Lissabon op 27 februari 2019. De passagiers hebben hun aansluitende vlucht naar Faro gemist door een vertraging van meer dan drie uur, wat hen recht geeft op compensatie volgens de Verordening (EG) nr. 261/2004. De vervoerder heeft de aansprakelijkheid betwist en aangevoerd dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk restricties opgelegd door het luchtverkeersbeheer. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat de vervoerder onvoldoende maatregelen heeft genomen om de vertraging te beperken en dat de passagiers hun aansluitende vlucht hadden kunnen halen als er een buffer van ten minste 20 minuten was ingepland. De kantonrechter heeft de vervoerder veroordeeld tot betaling van € 920,00 aan de passagiers, vermeerderd met wettelijke rente, en de proceskosten. De beslissing is gegeven door kantonrechter J.A.M. Jansen en is openbaar uitgesproken op 2 maart 2022.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9057866 \ CV FORM 21-1433
Uitspraakdatum: 2 maart 2022
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1]

2. [passagier sub 2]
beiden wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
verder te noemen: de passagiers
gemachtigde: Probe-ASP BV h.o.d.n. Aviclaim
tegen
Transportes Aéreos Portugueses S.A.
gevestigd te Lissabon (Portugal)
verwerende partij
verder te noemen: de vervoerder
gemachtigden: mr. P.C.X. de Leede en E.A. Pluijm

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A), ingekomen ter griffie op 1 maart 2021;
  • het antwoordformulier (formulier C), ingekomen ter griffie op 22 juni 2021.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam naar Lissabon (Portugal) met vluchtnummer TP669 en aansluitend naar Faro (Portugal) op 27 februari 2019.
2.2.
De vlucht van Amsterdam naar Lissabon (hierna: de vlucht) is vertraagd uitgevoerd. De passagiers hebben de aansluitende vlucht naar Faro gemist en zijn omgeboekt naar een vervangende vlucht, waarmee zij ongeveer 6,5 uur later dan oorspronkelijk gepland te Faro zijn aangekomen.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder verzocht in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De passagiers verzoeken de vervoerder te veroordelen tot betaling van:
- € 800,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 februari 2020;
- € 120,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten.
3.2.
De passagiers baseren het verzoek op de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof).
3.3.
De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is compensatie te betalen conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00 per passagier. Daarnaast maken de passagiers aanspraak op betaling door de vervoerder van de buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente.
3.4.
De vervoerder betwist de verschuldigdheid van het verzochte. Op het verweer wordt - voor zover relevant - bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen.
4.2.
Vast staat dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur zijn aangekomen op de eindbestemming te Faro
,zodat de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening.
4.3.
De vervoerder heeft aangevoerd dat sprake is van buitengewone omstandigheden als hiervoor bedoeld. Volgens de vervoerder heeft het luchtverkeersbeheer een restrictie aan de vlucht opgelegd. Ter onderbouwing hiervan heeft de vervoerder het vluchtrapport van de vlucht overgelegd. Hieruit volgt dat deze vlucht met een vertrekvertraging van 19 minuten is uitgevoerd. Het vluchtrapport vermeldt Delay Code 89. Dit betreft een ‘Standard IATA Delay Code’. De vervoerder heeft een overzicht overgelegd waaruit volgt dat Delay Code 89 staat voor: “RESTRICTIONS AT AIRPORT OF DEPARTURE WITH OR WITHOUT ATFM RESTRICTIONS (…)”. Voorts heeft de vervoerder een ‘movement message’ (MVT message) overgelegd. Hierin staat onder andere ‘DL89/0019’. De vervoerder heeft dit als volgt toegelicht: ‘delay IATA Delay code 89 / hierdoor veroorzaakte vertragingstijd 19 minuten’. Volgens de vervoerder is de vlucht 23 minuten later dan gepland aangekomen op Lissabon en is dit het gevolg geweest van buitengewone omstandigheden. Deze aankomstvertraging heeft er volgens de vervoerder toe geleid dat de passagiers de overstap op de aansluitende vlucht misten. Volgens de vervoerder heeft hij alle redelijke maatregelen genomen om de vertraging van de passagiers te voorkomen dan wel te beperken.
4.4.
De kantonrechter overweegt als volgt. Wat er ook zij van eventuele bijzondere omstandigheden, niet gebleken is dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging op de eindbestemming te beperken. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de vervoerder in het stadium van de planning van de vlucht redelijkerwijs rekening moet houden met het risico op vertraging die het gevolg kan zijn van buitengewone omstandigheden. Daarom dient hij in een bepaalde reservetijd te voorzien om de vlucht zo mogelijk volledig te kunnen uitvoeren na afloop van de buitengewone omstandigheden (zie ook het arrest van het Hof van 12 mei 2011 Eglitis/Latvijas C-294/10). De vervoerder stelt dat tussen de twee aansluitende vluchten een overstaptijd van 55 minuten was gepland en dat in Lissabon een minimale overstaptijd van 45 minuten geldt, zodat de buffer 10 minuten bedroeg. De kantonrechter acht een buffer van ten minste 20 minuten noodzakelijk. In dit geval zou dat tot gevolg hebben gehad dat de passagiers, die als gevolg van de (vermeende) buitengewone omstandigheden een vertraging van 19 minuten hadden, desondanks in staat zouden zijn geweest om de aansluitende vlucht te halen. De vervoerder lijkt zich echter op het standpunt te stellen dat de gehele vertraging van 23 minuten het gevolg was van een buitengewone omstandigheid, maar dit blijkt nergens uit. Uit de door de vervoerder overgelegde stukken volgt alleen dat de vertraging die is veroorzaakt door ‘delay code 89’ 19 minuten bedroeg. Onduidelijk is waardoor de overige 4 minuten vertraging zijn veroorzaakt. De vervoerder heeft dit niet toegelicht. Daarom moet het ervoor gehouden worden dat hooguit de vertraging met 19 minuten het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden en dat, als de vervoerder een buffer van ten minste 20 minuten in acht had genomen, de passagiers hun aansluitende vlucht ondanks de vertraging als gevolg van de buitengewone omstandigheid, gewoon hadden kunnen halen. Het een en ander leidt tot de conclusie dat de vervoerder niet alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging als gevolg van de buitengewone omstandigheid te kunnen ondervangen, althans dat niet is komen vast te staan dat de passagiers hun aansluitende vlucht hebben gemist als gevolg van een buitengewone omstandigheid, omdat de vervoerder onvoldoende reservetijd heeft ingepland en de vertraging bovendien vier minuten langer heeft geduurd, zonder bekende oorzaak.
4.5.
Het voorgaande betekent dat ook indien op enig moment zou komen vast te staan dat sprake was van een buitengewone omstandigheid, de vervoerder gehouden is de passagiers te compenseren in verband met de vertraging op de eindbestemming. Het verzoek tot betaling van de hoofdsom zal daarom worden toegewezen.
4.6.
De verzochte wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
4.7.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten verzocht. De vervoerder heeft dit verzoek betwist. Omdat het onderhavige verzoek geen betrekking heeft op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is, zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Voldoende aannemelijk is gemaakt dat buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht en dat hiervoor door de passagiers kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II, omdat de tarieven neergelegd in voornoemd Besluit worden geacht redelijk te zijn. Omdat het verzochte bedrag niet hoger is dan het volgens het Besluit berekende tarief, zullen de verzochte buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen.
4.8.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat hij ongelijk krijgt.
4.9.
Op verzoek van de passagiers zal een certificaat als bedoeld in artikel 20 lid 2 van de Verordening (EG) nr. 861/2007 tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen aan deze beschikking worden gehecht.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 920,00 te vermeerderen met de wettelijke rente over € 800,00 vanaf 27 februari 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op € 240,00 aan griffierecht en € 124,00 aan salaris gemachtigde.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.A.M. Jansen, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open